ECLI:NL:RBARN:2009:BI6905

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
27 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
602991 - VV EXPL 09-20025
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over opvolgend werkgeverschap en arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Arnhem op 27 april 2009 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eisende partij] en Toorank Productions BV. De eiseres, [eisende partij], had een uitzendovereenkomst met een uitzendbureau en aansluitend meerdere arbeidsovereenkomsten met Toorank. De eiseres stelde dat er sprake was van opvolgend werkgeverschap, waardoor haar laatste arbeidsovereenkomst als een overeenkomst voor onbepaalde tijd moest worden beschouwd. Dit zou betekenen dat het contract niet rechtsgeldig kon eindigen zonder toestemming van het CWI of ontbinding door de kantonrechter.

De kantonrechter oordeelde dat de eiseres gedurende een periode van meer dan drie jaar bij Toorank had gewerkt, met slechts korte onderbrekingen. De rechter concludeerde dat de arbeidsovereenkomsten als opvolgend moesten worden beschouwd, en dat de laatste overeenkomst derhalve als een overeenkomst voor onbepaalde tijd gold. De kantonrechter stelde vast dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig was beëindigd en dat de eiseres recht had op doorbetaling van haar salaris.

Toorank werd veroordeeld om binnen twee dagen na betekening van het vonnis het achterstallige salaris van € 1.644,58 bruto te betalen, evenals de toekomstige salarisbetalingen totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zou eindigen. Daarnaast werd Toorank veroordeeld in de proceskosten van de eiseres. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

Vonnis in kort geding
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Arnhem
zaakgegevens 602991 \ VV EXPL 09-20025 \ 277/AW
uitspraak van 27 april 2009
vonnis in kort geding
in de zaak van
[eisende partij]
wonende te Zevenaar
eiseres
gemachtigde mr. D. van Alst
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Toorank Productions BV
gevestigd te Zevenaar
gedaagde
gemachtigde mr. G.J. van Brakel
Partijen worden hierna [eisende partij] en Toorank genoemd.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 1 april 2009
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 14 april 2009
- de pleitnotities zijdens Toorank.
De feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
In december 2006 is tussen [eisende partij] en [naam uitzendbureau] een uitzendovereenkomst fase A met uitzendbeding afgesloten met een looptijd van 78 weken.
Artikel 1.1. van voormelde overeenkomst luidt: “Zodra de uitzendkracht uitzendarbeid gaat verrichten bij derden in opdracht van [naam uitzendbureau], wordt de uitzendovereenkomst geacht een aanvang te hebben genomen per die datum. Per opdracht ontvangt de uitzendkracht hiervan een bevestiging.”
Van 11 december 2006 tot en met 23 februari 2007 is [eisende partij] op basis van deze overeenkomst in opdracht van [naam uitzendbureau] als productiemedewerkster voor Toorank werkzaam geweest.
Op 10 april 2007 is [eisende partij] opnieuw in dezelfde functie, maar tegen een iets hoger salaris ingevolge voormelde overeenkomst voor Toorank werkzaamheden gaan verrichten als productiemedewerkster, waarna zij met ingang van 10 september 2007 voor een periode van 6 maanden rechtstreeks bij Toorank in dienst is getreden als productiemedewerkster. De laatste overeenkomst is verlengd voor de duur van 1 jaar tot 9 maart 2009. Het salaris bedraagt € 1.644,58 exclusief vakantietoeslag.
Kort voor 9 maart 2009 is [eisende partij] te kennen gegeven dat het contract van rechtswege eindigt per die datum.
Bij brief van 4 maart 2009 heeft de gemachtigde van [eisende partij] aanspraak gemaakt op doorbetaling van loon en voor zover nodig de nietigheid van het gegeven ontslag ingeroepen.
De vordering en het verweer
[eisende partij] vordert dat de kantonrechter bij wege van voorlopige voorziening Toorank veroordeelt om het salaris over maart 2009 ad € 1.644,58 bruto te voldoen, evenals de resterende salaristermijnen op het moment waarop deze verschuldigd worden, kosten rechtens.
Zij legt aan haar vordering ten grondslag dat er sprake is van meer dan 3 voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomsten tussen [eisende partij] en opvolgend werkgeefsters, terwijl tussen die verschillende overeenkomsten niet meer dan 3 maanden verstreken is, waardoor de laatste arbeidsovereenkomst geldt als aangegaan voor onbepaalde tijd. [eisende partij] heeft zich steeds beschikbaar gehouden om de overeengekomen arbeid te verrichten, zodat er een loondoorbetalingsverplichting bestaat aan de zijde van Toorank. Zij heeft uit de aard der zaak een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening.
Op het verweer van Toorank zal hierna, voor zover relevant, worden ingegaan.
De beoordeling
Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de gevraagde voorziening, zodat [eisende partij] ontvankelijk is in haar vorderingen.
De aard van de procedure in kort geding verzet zich tegen een uitgebreid onderzoek van de feiten. De kantonrechter zal dus moeten uitgaan van de feiten zoals deze door partijen aan haar zijn voorgelegd.
Van toewijzing van de vordering kan pas sprake zijn als [eisende partij] met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid in een eventueel aan te spannen bodemprocedure in het gelijk zou worden gesteld.
Toorank heeft zich tegen de gevraagde voorziening verweerd door aan te voeren dat slechts sprake is van één uitzendovereenkomst met 2 bevestigingen en voorts 2 aansluitende overeenkomsten voor bepaalde tijd, waarvan de laatste rechtsgeldig is geëindigd op 9 maart 2009. Zij wijst erop dat het uitzendbureaus onmogelijk wordt gemaakt te werken, wanneer dit verweer niet wordt gevolgd.
Om met dit laatste te beginnen: de wetgever heeft uitzendbureaus de nodige armslag gegeven door artikel 7:691 BW in het leven te roepen. Ten aanzien van het onderhavige geval, waarin [eisende partij] tot tweemaal toe, met een onderbreking van 5 weken, waarin zij niet elders heeft gewerkt, bij Toorank als productiemedewerkster te werk is gesteld en vervolgens twee arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd is aangegaan met Toorank, is artikel 7:691 BW echter niet van toepassing.
[eisende partij] heeft gesteld dat zij steeds dezelfde soort werkzaamheden is blijven verrichten.
Toorank heeft dit niet voldoende onderbouwd weersproken. Slechts is aangevoerd dat uitzendkrachten eenvoudiger werkzaamheden opgedragen krijgen dan ervaren medewerkers, maar [eisende partij] heeft daartegen ingebracht dat zij al eerder in dienst was geweest bij Toorank en toen is ingewerkt, waardoor zij nu vanaf december 2006 inzetbaar is geweest als volwaardige productiemedewerkster. Dit heeft Toorank niet voldoende weersproken.
Nu [eisende partij] aansluitend bij Toorank in dienst is getreden en steeds dezelfde arbeid heeft verricht, is er sprake van opvolgend werkgeverschap en wordt elke periode waarin zij bij Toorank te werk is gesteld, al of niet via [naam uitzendbureau], als afzonderlijke arbeidsovereenkomst beschouwd. Dat zou anders zijn geweest, als zij steeds via [naam uitzendbureau] bij Toorank was blijven werken.
Gelet op het bepaalde in artikel 7:668a lid aanhef en onder b., in verbinding met lid 2 dient de laatste arbeidsovereenkomst met Toorank te gelden als aangegaan voor onbepaalde tijd, waardoor deze niet zonder toestemming van het CWI of ontbinding door de kantonrechter kan eindigen. Nu de arbeidsovereenkomst naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet rechtsgeldig is beëindigd en in een bodemprocedure met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid geen ander oordeel geveld zal worden, liggen de vorderingen van [eisende partij] voor toewijzing gereed.
Als in het ongelijk gestelde partij zal Toorank in de kosten van dit geding worden veroordeeld.
De beslissing
De kantonrechter
veroordeelt Toorank om binnen 2 dagen na betekening van dit vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij] te betalen een bedrag van € 1.644,58 bruto;
veroordeelt Toorank de toekomstige salarisbetalingen maandelijks op de daarvoor gebruikelijke data te voldoen totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd;
veroordeelt Toorank in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [eisende partij] begroot op € 91,93 aan dagvaardingskosten, € 110,- aan vastrecht en € 400,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. A.J. Weerkamp-Beens en in het openbaar uitgesproken op 27 april 2009.