ECLI:NL:RBARN:2009:BI4906

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
26 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/900008-09
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van vuurwerk met ernstige gevolgen voor brandweerlieden

In deze zaak heeft de rechtbank Arnhem op 26 mei 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op oudejaarsavond 2008 vuurwerk op een onzorgvuldige en gevaarlijke manier heeft gebruikt. De verdachte heeft illegaal vuurwerk omgevormd tot brandbommen, de zogenaamde molotovcocktails, en deze in de richting van brandweerlieden gegooid die bezig waren met bluswerkzaamheden. Dit leidde tot een ernstige bedreiging van de veiligheid en gezondheid van de brandweerlieden, die op dat moment hun werk deden in het belang van de gemeenschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet alleen onzorgvuldig, maar ook opzettelijk handelde door de brandbommen te gooien, wat resulteerde in de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel voor de brandweermannen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier jaar geëist, maar de rechtbank kwam tot een lagere straf van 24 maanden, waarbij rekening werd gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zijn blanco strafblad en zijn jeugdige leeftijd. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele tenlastegelegde feiten, maar achtte andere feiten wettig en overtuigend bewezen, waaronder poging tot zware mishandeling en openlijk geweld tegen brandweerlieden. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen sprake was van lichamelijk letsel.

Uitspraak

Verkort vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer : 05/900008-09
Datum zitting : 12 mei 2009
Datum uitspraak : 26 mei 2009
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
thans gedetineerd in P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid, Ir.Molsweg 5
Arnhem.
Raadsvrouw : mr. T.C. Henniphof, advocaat te Nijmegen.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 01 januari 2009 te Nijmegen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om, opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] (allen zijnde brandweerlieden bij de brandweer Nijmegen) van het leven te beroven, opzettelijk, in de richting van die brandweerlieden een zogeheten molotov-cocktail (zijnde een plastic fles gevuld met een brandbare vloeistof met aan die fles vast getaped, aan de lont brandend stuk vuurwerk)/brandbom/zwaar vuurwerk heeft gegooid,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 01 januari 2009 te Nijmegen, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] (allen zijnde brandweerlieden bij de brandweer Nijmegen) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk in de richting van die brandweerlieden een zogeheten molotovcocktail (zijnde een plastic fles gevuld met een brandbare vloeistof met aan die fles vast ge-taped, aan de lont brandend stuk vuurwerk)/brandbom/zwaar vuurwerk heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 01 januari 2009 te Nijmegen , opzettelijk brand heeft gesticht in en/of op en/of in de nabijheid van een brandweervoertuig en/of in de nabijheid van één of meer brandweerlieden en/of op de openbare weg de Leuvensbroek 15e straat en het daaraan gelegen plein, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een zogeheten molotovcocktail (zijnde een plastic fles gevuld met een brandbare vloeistof met aan die fles vastgeplakt, aan de lont brandend stuk vuurwerk)/brandbom/zwaar vuurwerk aangestoken en/of (vervolgens) deze brandende molotovcocktail/brandbom/zwaar vuurwerk in de richting van het brandweervoertuig en/of in de nabijheid van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] (allen zijnde brandweerlieden bij
de brandweer Nijmegen) (allen zijnde brandweerlieden) en/of op de openbare weg de Leuvensbroek 15de straat heeft gegooid , waarna deze tot explosie is gekomen dan wel opzettelijk een zogeheten molotovcocktail (zijnde een plastic fles gevuld met een brandbare vloeistof met aan die fles vastgeplakt, aan de lont brandend stuk vuurwerk)/brandbom/zwaar vuurwerk tot ontploffing in de nabijheid van een brandweervoertuig en/of in de nabijheid van één of meer brandweerlieden heeft laten komen ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor het brandweervoertuig, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de genoemde brandweerlieden, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, te duchten was;
3.
hij in of omstreeks de periode van 31 december 2008 tot en met 01 januari 2009 te Nijmegen, een of meer zogeheten molotovcocktails/brandbommen/plastic flesjes met daarin brandbare vloeistof(fen) en daar aan vastgeplakt zwaar vuurwerk, zijnde (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad;
4.
hij in of omstreeks de periode van 31 december 2008 tot en met 01 januari 2009 te Nijmegen met een ander of anderen, op of aan de openbare weg de Leuvensbroek 15e straat en het daaraan gelegen plein, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] (allen zijnde brandweerlieden bij de brandweer Nijmegen) en/of één of meer politieambtenaren en/of een brandweervoertuig en/of één of meer politievoertuigen en/of één of meer speeltoestellen, welk geweld bestond uit:
-het gooien van molotovcocktail (zijnde een plastic fles gevuld met een brandbare vloeistof met aan die fles vastgeplakt, aan de lont brandend stuk vuurwerk)/brandbom/zwaar vuurwerk naar genoemde brandweerlieden en /of genoemd brandweervoertuig en/of
-het (telkens) gooien van zwaar vuurwerk/molotococktails (zijnde een plastic fles gevuld met een brandbare vloeistof met aan die fles vastgeplakt, aan de lont brandend stuk vuur-werk)/brandbommen en/of
- het (telkens) gooien van één of meer lege bierfles(jes) en/of (zwaar) vuurwerk naar één of meer politieambtenaren en/of brandweerlieden en/of één of meer politievoertuigen en/of
-het (middels een zogeheten molotovcocktail (zijnde een plastic fles gevuld met een brandbare vloeistof met aan die fles vastgeplakt, aan de lont brandend stuk vuurwerk)/brandbom/zwaar vuurwerk) in brandsteken van één of meer aldaar aanwezige speeltoestellen.
5.
hij in of omstreeks de periode van 28 december 2008 tot en met 07 januari 2009, te Nijmegen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, consumentenvuurwerk, te weten:
* 258 stuks "strijkers" en/of
* 12 stuks "nitraatklappers" en/of
* 4 stuks "vlinders",
voorhanden heeft gehad, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer gestelde regels, immers was voornoemd vuurwerk niet voorzien van:
a. de aanduiding: "Geschikt voor particulier gebruik";
b. een vermelding of afbeelding van de soort van het vuurwerk waaruit duidelijk bleek wat de te verwachten effecten tijdens het functioneren waren;
c. de naam en/of de handelsnaam of het handelskenmerk en/of de naam en/of de plaats van vestiging van de fabrikant en/of de importeur of handelaar;
d. het door de fabrikant bij de vervaardiging toegekende artikelnummer dat diende ter identificatie van het vuurwerk en/of het productiejaar van het vuurwerk;
e. een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij het dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker en/of omstanders kon ontstaan;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 12 mei 2009 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. T.C. Henniphof, advocaat te Nijmegen.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd en zijn tevens ter terechtzitting verschenen:
• [slachtoffer 1]
• [slachtoffer 2]
• [slachtoffer 5]
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] worden toegewezen elk tot een bedrag van € 500,- en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht telkens wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal telkens te vervangen door 10 dagen hechtenis.
3. De beslissing inzake het bewijs
Verweer raadsvrouw
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat er tegenover de volledig ontkennende ver-klaring van haar cliënt getuigenverklaringen staan die niet geloofwaardig zijn omdat ze in de eerste plaats innerlijk tegenstrijdig zijn en in de tweede plaats omdat de verklaringen onderling op elkaar lijken te zijn afgestemd en deels ook valselijk zijn afgelegd met het kennelijke doel haar cliënt de schuld in de schoenen te schuiven. Zij verzoekt haar cliënt vrij te spreken van het onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde en een partiële vrijspraak van het onder 5 tenlastegelegde nu ten aanzien van dit laatste feit haar cliënt slechts de nitraatklappers in zijn bezit had en het overige vuurwerk slechts in de woning van zijn ouders aanwezig was.
Beoordeling van de verweren
Verdachte heeft vanaf zijn eerste verhoor elke betrokkenheid bij de onder 1 tot en met 4 ten-lastegelegde feiten ontkend. Daar tegenover staat dat de navolgende personen het navolgende over verdachte hebben verklaard:
[getuige 1] verklaart op 1 januari 2009 –zakelijk weergegeven– dat, die oudejaarsavond om-streeks 22.00 uur, een blanke jongen met bril en blond haar bij hem in de tuin stond en dat die jongen een flesje uit een tas heeft gepakt waaraan een vlinder bevestigd was. Nadien, op 2 januari 2009, heeft [getuige 1] deze jongen geïdentificeerd als verdachte. Toen [getuige 1] een groep de tuin uitstuurde, aldus zijn eerste verklaring, liep deze groep, waartoe de blonde jongen met bril/verdachte behoorde, naar de tunnel waar later ook de brandweerauto zou staan. Vanaf die plaats werden rond 01.00 uur molotovcocktails gegooid in de richting van het grasveld waar de brandweerauto stond met een explosie als gevolg (pagina 186 e.v.). [getuige 1] heeft verdachte niet daadwerkelijk zien gooien.
Aangever [slachtoffer 1] verklaart –zakelijk weergegeven– dat hij waarnam dat de molotovcocktail tijdens het incident rond 01.00 uur gegooid werd vanuit de groep mensen die stonden ter hoogte van Leuvensbroek 1532-1534 (pagina 68) Dit is blijkens bijbehorende luchtfoto de tunnel, recht tegenover de locatie van de brandweerauto.
[getuige 2] verklaart op 2 januari 2009 dat hij verdachte in de weer heeft gezien met plastic flesjes waaraan vlinders waren bevestigd. Hij verklaart dat er door meerdere jongens, waaronder verdachte, met molotovcocktails is gegooid in de richting van de speeltuin. Hij verklaart ook, eveneens op 2 januari 2009, dat hij heeft gezien dat verdachte in de tuin van zijn neef [getuige 1] bovenop het electriciteitskastje de vlinders aan de plastic flesjes heeft bevestigd (pagina’s 168 en 170). Hij verklaart tevens dat verdachte een (boodschappen)tas bij zich had waarin flesjes zaten, gevuld met een vloeistof en waaraan vuurwerk bevestigd was. [getuige 2] heeft niet gezien wie de molotovcocktail naar de brandweer heeft gegooid. Wel heeft hij verdachte vóór 00.00 uur twee maal een molotovcocktail zien gooien.
Ook [getuige 3] heeft verklaard dat verdachte rondliep met een tas, waarin hij plastic flesjes met vlinders daaraan bevestigd zag zitten. Hij heeft ten minste twee maal gezien dat verdachte een dergelijke molotovcocktail heeft gegooid in de richting van de speeltuin, waarbij er een grote vuurbol ontstond toen de flesjes op de grond kwamen. Verdachte heeft niet de hele avond bij hen in de tuin van [getuige 1] gestaan, maar liep voortdurend heen en weer (pagina 221-223).
De getuige [getuige 4] heeft verklaard dat verdachte een tas bij zich had met daarin flesjes, voorzien van vuurwerk en een fles whisky. Hij heeft gezien dat verdachte molotovcocktails naar de speeltuin heeft gegooid. Toen de brandweer arriveerde zag hij verdachte uit de richting van perceel Leuvensbroek 15e straat 15-28 op de brandweerauto afrennen. Verdachte had daarbij een molotovcocktail in zijn hand, soortgelijk als [getuige 4] daarvóór in verdachtes tas had gezien, stak die aan en gooide deze naar de brandweerauto die vervolgens in brand vloog. Verdachte draaide zich om en liep door het tunneltje aan het einde van de straat weg. Hij herkent van een getoonde foto de verdachte als [verdachte] (pagina 190 en verder). Bij de rechter-commissaris heeft getuige [getuige 4] verklaard dat verdachte op dat moment als enige bij de tunnel achter de brandweerauto stond en dat de molotovcocktail vanaf die plek gegooid werd.
[getuige 4] heeft deze verklaring afgelegd op 2 januari 2009, nadat hij zichzelf bij de politie had gemeld om die verklaring af te leggen. Op dat moment bevonden [getuige 1] en [getuige 2] zich nog in verzekering en bovendien waren op hen alle beperkingen van toepassing, zodat zij noch onderling contact konden hebben, noch met de buitenwereld (behoudens met hun advocaten). Er zijn derhalve geen aanknopingspunten om aan te kunnen nemen dat deze getuigen hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd met als doel verdachte - ten onrechte - te belasten en zichzelf vrij te pleiten. Zo wordt de in dit verband door de raadsvrouw geopperde mogelijkheid dat de aangehouden verdachten hun verklaringen op elkaar hebben kunnen afstemmen toen zij allen in het politiebusje zaten voor transport naar het politiebureau door de rechtbank niet gevolgd. Getuige [getuige 4] was immers toen niet aangehouden en heeft dus niet in het politiebusje gezeten. De gestelde omstandigheid dat de afgelegde getuigenverklaringen onderling niet volledig consistent zijn, is op zichzelf geen reden om die verklaringen daarom als onjuist en onbetrouwbaar te beoordelen, zoals de raadsvrouwe doet. Integendeel. Dat de verklaringen van verschillende personen op detailpunten van elkaar afwijken is een normaal verschijnsel wanneer ver-schillende mensen op verschillende manier en op verschillende tijdstippen iets waarnemen. Waar het om gaat, is dat de verklaringen op de essentiële onderdelen, (hier is dat de vraag of verdachte molotovcocktails bij zich had, of hij daarmee gegooid heeft en, meer specifiek, of hij deze in de richting van de brandweerauto heeft gegooid) overeenstemmen en dat is het geval.
De verdediging heeft gewezen op enkele ontlastende verklaringen van personen die samen met verdachte ter plaatse aanwezig waren. Die verklaringen kunnen echter niet leiden tot de conclusie dat verdachte het niet gedaan heeft. [getuige 5], [getuige 6] en [getuige 7] verklaren weliswaar allen dat zij niet hebben gezien dat verdachte een molotovcocktail naar de brandweerauto heeft gegooid, maar dat zegt op zichzelf niet zo veel omdat het niet uitsluit dat hij dat wel heeft gedaan op een moment dat deze getuigen even hun aandacht ergens anders hadden. Niemand van hen heeft verklaard verdachte gedurende lange tijd zonder enige onderbreking in de gaten te hebben gehouden en waarom zouden zij dat ook doen? Bovendien is het ook niet goed denkbaar dat verdachte en zijn vriendenclubje de hele tijd op exact dezelfde plaats zijn blijven staan. Zo heeft [getuige 3] verklaard dat verdachte voortdurend heen en weer liep, hetgeen ook past bij de aard van de gebeurtenissen die avond.
Uit de bovenstaande getuigenverklaringen leidt de rechtbank af dat verdachte, naast enkele anderen, molotovcocktails in zijn bezit heeft gehad en deze, onder meer, in de richting van de speeltuin heeft gegooid. Daarnaast acht de rechtbank bewezen dat verdachte een molotovcocktail naar de brandweerauto heeft gegooid als gevolg waarvan de ontploffing is ontstaan.
Welke juridische kwalificatie levert dit ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde op? Verdachte heeft gericht met een molotovcocktail gegooid in de richting van de brandweerauto waarbij een aantal brandweerlieden stonden. Deze molotovcocktail is bij de achterzijde van de brandweerauto op de grond gekomen en meteen ontploft. Op dat moment stonden de brandweercommandant [slachtoffer 1] en de chauffeur [slachtoffer 2] zo dichtbij ([slachtoffer 2] heeft verklaard dat het projectiel tussen zijn voeten terecht kwam) dat beiden opzij moesten springen om niet geraakt te worden. Dat kan op zichzelf een levensbedreigende situatie zijn. Echter, of er sprake is van een aanmerkelijke kans dat de in de nabijheid staande brandweermannen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zouden komen te overlijden door het ontploffen van de molotovcocktail, moet niet worden beoordeeld in abstracto, maar aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval.
De molotovcocktails die in dit geval werden gebruikt, bestonden uit met benzine gevulde plastic flesjes, waaraan vuurwerk, een vlinder, was bevestigd. De lont van de vlinder werd aangestoken en vervolgens werd het projectiel naar de brandweerauto gegooid. In aanmerking genomen dat de brandweerlieden op dat moment brandwerende en beschermende kleding, inclusief helm, droegen en dat zij bezig waren met bluswerkzaamheden dan wel de voorbereiding daarvan en dat de brand aan en onder de brandweerauto binnen 20 seconden was geblust door één van de aanwezige brandweerlieden, is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake was van een aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zouden komen te overlijden door het ontploffen van de molotovcocktail. Dat geldt eens te meer voor de overige brandweerlieden die verderop stonden. Aangenomen moet worden dat de brandwerende kleding en helm voldoende bescherming zouden bieden gedurende voldoende lange tijd om de gelegenheid te geven de brand snel te blussen, zoals feitelijk ook gebeurd is.
Het gewraakte handelen herbergde naar het oordeel van de rechtbank echter wel de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel van beide brandweermannen, waarbij van algemene bekendheid is dat vuur (en zeker een brandende vloeistof als benzine) in korte tijd zeer ernstige verwondingen kan veroorzaken. Verdachte moet dat hebben geweten, maar vond dat kennelijk geen beletsel om de molotovcocktail toch naar de brandweerauto te gooien, waarbij hij moet hebben gezien dat er enkele brandweerlieden in de buurt stonden. Verdachte heeft door zo te handelen zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat een of meer brandweerlieden zwaar lichamelijk letsel zouden kunnen oplopen. Die mogelijkheid heeft hij ook aanvaard. De rechtbank acht het onder 1 subsidiar tenlastegelegde ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dan ook wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van het onder 1 subsidair en 2 bewezenverklaarde is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van eendaadse samenloop nu dit betreft één feitencomplex, dat valt onder meer meerdere strafbepalingen.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde.
De getuige [getuige 8] heeft verdachte eerder die avond vuurwerk zien gooien in de richting van een wegrijdende politieauto (pagina 122). De getuige [getuige 4] heeft gezien dat de groep, waartoe ook verdachte behoorde, een brandstapel heeft gemaakt van schuttingen en banken en dergelijke. Hij heeft gezien dat verdachte deze brandstapel aanstak met een molotovcocktail. Ook verklaart hij gezien te hebben dat verdachte de glijbaan in de speeltuin met een molotovcocktail heeft aangestoken. Onder verwijzing naar de overwegingen ten aanzien van feit 1 heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank eveneens een molotovcocktail gegooid naar de op de openbare weg bevindende brandweerauto en de daarbij staande brandweerlieden. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen personen en goederen.
Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde.
Bij de huiszoeking in verdachtes woning heeft de politie de in de tenlastelegging vermelde hoeveelheden illegaal vuurwerk gevonden. Verdachte woont daar tezamen met zijn twee broers en zijn ouders. Hij heeft verklaard dat alleen de nitraatbommen van hem zijn, het andere vuurwerk niet. In zoverre zou hij dan ook moeten worden vrijgesproken, aldus de raadsvrouw. Dat verweer wordt verworpen. Uit verdachtes verklaring ter zitting volgt dat het aangetroffen vuurwerk restanten betrof van vuurwerk dat hij en zijn vader en zijn broer in voorgaande jaren hadden gekocht en dat bij elkaar werd verzameld en bewaard voor het volgende Oudjaar. Verdachte heeft bovendien erkend dat hij ten behoeve van zijn broer vlinders heeft gekocht en die aan hem heeft gegeven. Verdachte had een vrije beschikkingsmacht over de voorraad vuurwerk. De rechtbank leidt dit af uit de plaats en wijze waarop het vuurwerk in de woning werd bewaard en de verklaring van de vader van verdachte en diens broer. Daarnaast heeft verdachte zelf een actieve rol gehad in het ontstaan van de vuurwerkvoorraad. De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat verdachte in vereniging de gehele voorraad in bezit heeft gehad.
Conclusie
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 01 januari 2009 te Nijmegen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (zijnde brandweerlieden bij de brandweer Nijmegen) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk in de richting van die brandweerlieden een zogeheten molotovcocktail zijnde een plastic fles gevuld met een brandbare vloeistof met aan die fles vast getaped, aan de lont brandend stuk vuurwerk heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 01 januari 2009 te Nijmegen, opzettelijk brand heeft gesticht in en/of op en/of in de nabij-heid van een brandweervoertuig en/of in de nabijheid van één of meer brandweerlieden en/of op de openbare weg de Leuvensbroek 15e straat en het daaraan gelegen plein, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een zogeheten molotovcocktail zijnde een plastic fles gevuld met een brandbare vloeistof met aan die fles vastgeplakt, aan de lont brandend stuk vuurwerk aangestoken en vervolgens deze brandende molotovcocktail in de richting van het brandweervoertuig en/of in de nabijheid van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] allen zijnde brandweerlieden bij de brandweer Nijmegen en op de openbare weg de Leuvensbroek 15de straat heeft gegooid, waarna deze tot explosie is gekomen ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor het brandweervoertuig, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor de genoemde brandweerlieden, te duchten was;
3.
hij in de periode van 31 december 2008 tot en met 01 januari 2009 te Nijmegen, zogeheten molotovcocktails, zijnde voorwerpen bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad;
4.
hij in de periode van 31 december 2008 tot en met 01 januari 2009 te Nijmegen met een ander of anderen, op of aan de openbare weg de Leuvensbroek 15e straat en het daaraan gelegen plein, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] allen zijnde brandweerlieden bij de brandweer Nijmegen en/of één of meer politieambtenaren en/of een brandweervoertuig en/of één of meer politievoertuigen en/of één of meer speeltoestellen, welk geweld bestond uit:
-het gooien van molotovcocktail zijnde een plastic fles gevuld met een brandbare vloeistof met aan die fles vastgeplakt, aan de lont brandend stuk vuurwerk)/brandbom/zwaar vuurwerk naar genoemde brandweerlieden en /of genoemd brandweervoertuig en
-het telkens gooien van zwaar vuurwerk/molotovcocktails zijnde een plastic fles gevuld met een brandbare vloeistof met aan die fles vastgeplakt, aan de lont brandend stuk vuurwerk/brandbommen en/of
- het telkens gooien van één of meer lege bierfles(jes) en/of (zwaar) vuurwerk naar één of meer politieambtenaren en/of brandweerlieden en/of één of meer politievoertuigen en
-het (middels een zogeheten molotovcocktail zijnde een plastic fles gevuld met een brandbare vloeistof met aan die fles vastgeplakt, aan de lont brandend stuk vuurwerk/brandbom/zwaar vuurwerk) in brandsteken van één of meer aldaar aanwezige speeltoestellen.
5.
hij in de periode van 28 december 2008 tot en met 07 januari 2009, te Nijmegen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk, consumentenvuurwerk, te weten:
* 258 stuks "strijkers" en
* 12 stuks "nitraatklappers" en
* 4 stuks "vlinders",
voorhanden heeft gehad, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer gestelde regels, immers was voornoemd vuurwerk niet voorzien van:
a. de aanduiding: "Geschikt voor particulier gebruik";
b. een vermelding of afbeelding van de soort van het vuurwerk waaruit duidelijk bleek wat de te verwachten effecten tijdens het functioneren waren;
c. de naam en/of de handelsnaam of het handelskenmerk en/of de naam en/of de plaats van vestiging van de fabrikant en/of de importeur of handelaar;
d. het door de fabrikant bij de vervaardiging toegekende artikelnummer dat diende ter identificatie van het vuurwerk en/of het productiejaar van het vuurwerk;
e. een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij het dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker en/of omstanders kon ontstaan;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde :
de eendaadse samenloop van:
Poging tot zware mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening en terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
en
Opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is; en
Opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.
Ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde:
Medeplegen van het misdrijf: overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1. Wet Milieubeheer juncto 1.2.2. lid 1 ahf/ond a Vuurwerkbesluit, opzettelijk begaan
strafbaar gesteld bij artikel 1a onder 1o Wet op de economische delicten.
4b. De strafbaarheid van de feiten
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is be-gaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 28 januari 2009; en
• een voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland, gedateerd 30 maart 2009, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Het ontsteken van vuurwerk is een oude traditie op oudejaarsavond en dient ter onderstreping van de feestvreugde bij het inluiden van het nieuwe jaar. Vuurwerk is echter ook gevaarlijk indien het op onzorgvuldige wijze wordt gebruikt, waarvoor ook sinds jaar en dag in landelijke campagnes wordt gewaarschuwd. Verdachte echter heeft het vuurwerk niet alleen onzorgvuldig gebruikt, hij heeft het in ernstige mate misbruikt. Verdachte is zelfs nog verder gegaan, hij heeft vuurwerk, dat op zichzelf al illegaal was, omgevormd tot brandbommen door deze aan plastic flesjes, gevuld met benzine, te plakken. Vervolgens heeft hij met deze gevaarlijke projectielen gegooid. Alsof dat niet al ernstig genoeg is, heeft verdachte een dergelijk projectiel gegooid in de richting van brandweerlieden, die bezig waren hun werk te doen in het belang en ten behoeve van de gemeenschap. De veiligheid en gezondheid van deze brandweerlieden is daarbij ernstig in gevaar gekomen. Ook zijn er diverse goederen die aan de gemeenschap toebehoren, mede door toedoen van verdachte vernield hetgeen als zeer hinderlijk en nodeloos wordt ervaren. Daarnaast heeft verdachte in vereniging met anderen een grote hoeveelheid illegaal vuurwerk voorhanden gehad. Dit bezit is gelet op de algemene veiligheid van personen en goederen ongeoorloofd. De rechtbank vindt dit zeer ernstige feiten en rechtvaardigen een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank komt anders dan door de officier van justitie is geëist, tot een lagere gevangenisstraf. In de eerste plaats omdat het gelet op de persoon van verdachte en de gevolgen die het voor hem heeft, onaannemelijk is dat verdachte zich nogmaals aan een dergelijk delict zal schul-dig maken. Om die reden vindt de rechtbank een voorwaardelijk strafdeel niet passend. Voorts heeft verdachte een blanco strafblad en heeft hij de feiten op een nog jeugdige leeftijd gepleegd. Daarnaast valt naar het oordeel van de rechtbank het onder 1 en 2 bewezenverklaarde in twee strafbepalingen, namelijk die van de artikelen 45 jo 302 en van artikel 157 Wetboek van Strafrecht. Gelet op de eendaadse samenloop zal de rechtbank bij de straftoemeting alleen de strafbepaling van artikel 157 Wetboek van Stafrecht toepassen.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] vorderen ieder als voorschot ten aanzien van geleden immateriële schade een bedrag van € 500, -.
Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) vergoedt slechts nadeel dat niet uit vermogensschade bestaat indien er onder andere sprake is van lichamelijk letsel. Nu de benadeelde partijen geen lichamelijk letsel hebben opgelopen en de vordering alleen ziet op een voorschot op immateriële schadevergoeding, zal de rechtbank de vorderingen van de hierboven genoemde benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren. Ook de andere in artikel 6:106 BW genoemde categorieën bieden geen aanknopingspunt voor het toekennen van smartengeld. Meer in het bijzonder kan niet gezegd worden dat verdachte het oogmerk had aan de brandweerlieden nadeel toe te brengen als waarvan hier sprake is, noch dat de benadeelde partijen op zodanige wijze in de persoon zijn aangetast dat zij naar de maatstaven van de inmiddels vaste rechtspraak van de burgerlijke rechter aanspraak kunnen maken op smartengeld.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op:
- de artikelen 10, 27, 45, (55), 91, 141, 157, 302 van het Wetboek van Strafrecht;
- artikel 26 van de Wet wapens en munitie;
- artikel 9.2.2.1. Wet Milieubeheer, artikel 1.2.2. lid1 ahf/ond a Vuurwerkbesluit en art 1a, 2 en 6 van de Wet Economische Delicten.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Aldus gewezen door:
mr. F.J.H. Hovens, als voorzitter,
mr. J.P. Bordes, rechter,
mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S. Westerdijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 mei 2009.