ECLI:NL:RBARN:2009:BI4799

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
29 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
175303
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onverschuldigde betaling en verrekening in de melkveehouderij

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Arnhem, stond de beantwoording van twee centrale vragen voorop: of er sprake was van onverschuldigde betaling door de coöperatie Campina en of Campina bevoegd was tot verrekening. De eiser in conventie, een melkveehouder die tot eind 2005 lid was van Campina, vorderde betaling van een bedrag van € 15.024,81, vermeerderd met rente en kosten. Hij stelde dat Campina ten onrechte een bedrag van € 8.341,20 had ingehouden op het melkgeld en € 9.375,61 op het ledenkapitaal. Campina voerde verweer en beroept zich op verrekening met een vordering van € 17.706,81 op de eiser, die voortkwam uit onverschuldigde betaling.

De rechtbank oordeelde dat Campina op 19 december 2001 een bedrag van € 15.024,81 aan de eiser had betaald, maar dat deze betaling onverschuldigd was, omdat het arrest van het gerechtshof te Arnhem van 4 december 2001, waarop de betaling was gebaseerd, was vernietigd door de Hoge Raad. Hierdoor was de rechtsgrond voor de betaling komen te vervallen, en had Campina recht op ongedaanmaking van de betaling. De rechtbank concludeerde dat de eiser van rechtswege in verzuim was geraakt, waardoor Campina bevoegd was tot verrekening.

De rechtbank wees de vordering van de eiser af en veroordeelde hem tot betaling van de wettelijke rente over het bedrag van € 8.341,20 van 19 december 2001 tot 31 december 2005 en over € 6.683,61 van 19 december 2001 tot 8 maart 2006. De proceskosten werden aan de zijde van Campina begroot op € 1.274,00, en de eiser werd veroordeeld in de proceskosten van de reconventie tot € 226,00. Het vonnis werd uitgesproken op 29 april 2009.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 175303 / HA ZA 08-1599
Vonnis van 29 april 2009
in de zaak van
[eis.conv./ged.reconv.],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. G.D. te Biesebeek te Zwolle,
tegen
de coöperatie
ZUIVEL COÖPERATIE CAMPINA U.A., thans genaamd ZUIVELCOÖPERATIE FRIESLANDCAMPINA U.A.,
voorheen gevestigd te Zaltbommel, thans gevestigd te Amersfoort,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eis.conv./ged.reconv.] en Campina genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 december 2008
- het proces-verbaal van comparitie van 13 maart 2009
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de akte wijziging procespartij van Campina.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eis.conv./ged.reconv.] exploiteert een melkveebedrijf. Hij was tot 31 december 2005 lid van Campina.
2.2. In de statuten van Campina staat onder meer het volgende.
Rechten en verplichtingen van leden
Artikel 9
1. (…)
2. Alle leden zijn verplicht:
a. (…)
b. (…)
c. (…)
d. wat betreft hun bedrijf (bedrijven) te beschikken over een erkenning van een daartoe door het bestuur erkende instelling.
(…)
Vergoedingen
Artikel 10
1. Voor de door de leden in enig jaar aan de coöperatie ter verwerking gegeven melk, zal worden uitgekeerd de opbrengst van deze melk en/of van de daaruit verkregen producten, vermeerderd met eventuele andere exploitatiebaten, na aftrek van de exploitatielasten, zoals deze blijken uit een daartoe over dat jaar door het bestuur op te stellen en door de ledenraad vast te stellen exploitatierekening, onverminderd het bepaalde in artikel 55.
(…)
2. Voor de vaststelling van het aan ieder lid toekomend bedrag voor de aan de coöperatie ter verwerking gegeven melk wordt mede rekening gehouden met de samenstelling en/of kwaliteit en/of productiewijze van de door dat lid geleverde melk en voorts met vastgestelde heffingen en toeslagen.
(…)
Intrekking van ledenbewijzen
Artikel 14
1. De ledenbewijzen van een lid worden op verzoek van het lid of diens erfgenamen met onmiddellijke ingang ingetrokken, indien het lidmaatschap van het lid is beëindigd, in welk geval het bepaalde in artikel 13 lid 3, laatste zin toepassing vindt.
(…)
Verrekening. Afboeking
Artikel 49
Onverminderd het recht van de coöperatie om met alle wettige middelen van een lid of oud-lid voldoening te vorderen van opeisbare verplichtingen welke een lid of oud-lid jegens de coöperatie heeft of krijgt, is het bestuur bevoegd om geldvorderingen van de coöperatie op een lid of oud-lid, dat in gebreke blijft zijn schulden jegens de coöperatie te betalen te verrekenen met te plegen voorschot-betalingen als bedoeld in artikel 10, het saldo van een lid op de vrije ledenrekening als bedoeld in artikel 11, te plegen nabetalingen als bedoeld in artikel 10 lid 6 en artikel 48 lid 1, te plegen uitkeringen/-(bij)stortingen, als bedoeld in artikel 48 lid 2, dan wel te verrekenen met hetgeen aan een lid toekomt op grond van intrekking van ledenbewijzen.
2.3. In de Zuivelverordening 2000, Uitbetaling van boerderijmelk naar kwaliteit, samenstelling en gewicht (Vb.Bo. d.d. 31 december 1999, nr. 75 PZ 10) van het Bestuur van het Productschap Zuivel staat in artikel 2 lid 1 het volgende.
De ontvanger van boerderijmelk (Campina, rechtbank) betaalt aan de betrokken melkveehouder ([eis.conv./ged.reconv.], rechtbank) per uitbetalingsperiode de aan hem geleverde boerderijmelk op basis van de kwaliteit, de samenstelling en het gewicht met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.
2.4. Campina heeft vanaf begin 2000 geprobeerd om al haar leden/melkveehouders te onderwerpen aan de eisen van de Stichting Keten Kwaliteit Melk (hierna KKM). [eis.conv./ged.reconv.] heeft zich aanvankelijk niet aan de eisen van KKM onderworpen en in verband hiermee heeft Campina hem vanaf april 2000 kosten berekend voor het gekanaliseerd ophalen en gescheiden verwerken van de door [eis.conv./ged.reconv.] geproduceerde melk.
2.5. Bij vonnis in kort geding van de president van deze rechtbank van 24 oktober 2000 is onder meer afgewezen een vordering van [eis.conv./ged.reconv.] tot ongedaanmaking van de inhouding door Campina op het melkgeld wegens het ontbreken van een KKM-certificering en tot veroordeling van Campina tot betaling van het totaalbedrag van die inhouding vanaf
1 april 2000.
2.6. [eis.conv./ged.reconv.] heeft hoger beroep ingesteld tegen dat vonnis en in het - uitvoerbaar bij voorraad verklaard - arrest van het gerechtshof te Arnhem van 4 december 2001 is het vonnis in kort geding vernietigd en is Campina veroordeeld om het melkgeld aan [eis.conv./ged.reconv.] te betalen zonder dat daarop een inhouding of korting wordt toegepast. Verder wordt Campina in dat arrest veroordeeld om de reeds vanaf 1 april 2000 toegepaste inhouding op de melkprijs ongedaan te maken en om aan [eis.conv./ged.reconv.] uit te betalen het bedrag dat gelijk is aan het totaalbedrag dat tot op de dag waarop het arrest wordt betekend in verband met het ontbreken van de KKM-certificering reeds op de uitbetaling van de melkprijs is ingehouden.
2.7. Campina heeft naar aanleiding van deze uitspraak op 19 december 2001 een bedrag van € 15.024,81 aan [eis.conv./ged.reconv.] betaald.
2.8. Naar aanleiding van het beroep in cassatie door Campina heeft de Hoge Raag op
19 september 2003 het voormelde arrest van het gerechtshof vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.
2.9. De zaak is daarna niet aanhangig gemaakt bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch en in het arrest van dat gerechtshof van 4 september 2007 wordt toegewezen de vordering van Campina tot verval van de instantie van de procedure uit 2000.
2.10. Inmiddels had [eis.conv./ged.reconv.] eind 2003 tegen Campina opnieuw een vordering in kort geding aanhangig gemaakt over de vraag of Campina gerechtigd is aan [eis.conv./ged.reconv.] een lagere melkprijs te betalen vanwege de transportkosten die zijn gemoeid met het gescheiden ophalen en verwerken van de door [eis.conv./ged.reconv.] geproduceerde melk.
In het vonnis van de president in kort geding van deze rechtbank van 4 februari 2004 zijn de door [eis.conv./ged.reconv.] gevorderde voorzieningen weer afgewezen.
Dat vonnis is bekrachtigd in het arrest van het gerechtshof te Arnhem van 18 januari 2005.
2.11. Campina heeft op de melkgeldafrekening van [eis.conv./ged.reconv.] van 31 december 2005 een bedrag van € 8.341,20 ingehouden.
2.12. Op 8 maart 2006 houdt Campina een bedrag van € 9.375,61 in op het saldo van het ledenkapitaal van [eis.conv./ged.reconv.].
2.13. In een brief van 29 september 2006 is Campina namens [eis.conv./ged.reconv.] gesommeerd om € 15.024,81 aan hem te betalen. Daarbij wordt aanspraak gemaakt op wettelijke rente vanaf 13 oktober 2006.
2.14. Campina heeft bij exploot van 22 september 2008 aan [eis.conv./ged.reconv.] verklaard dat zij de vordering van [eis.conv./ged.reconv.] heeft verrekend met het hem toekomende melkgeld en ledenkapitaal en zo nodig [eis.conv./ged.reconv.] gesommeerd om het bedrag van € 15.024,81 binnen één week aan haar te betalen in het geval de verrekeningsverklaring niet werkt.
3. Het geschil
in conventie
3.1. [eis.conv./ged.reconv.] vordert samengevat - veroordeling van Campina tot betaling van
€ 15.024,81, vermeerderd met rente en kosten.
[eis.conv./ged.reconv.] legt aan zijn vordering ten grondslag dat Campina op grond van de statuten en de Zuivelverordening verplicht is het volledige melkgeld en ledenkapitaal aan hem te betalen. Volgens [eis.conv./ged.reconv.] heeft Campina ten onrechte een bedrag van € 8.341,20 ingehouden op het melkgeld over de maand december 2005 en een bedrag van € 9.375,61 op het ledenkapitaal.
3.2. Campina voert verweer. Zij beroept zich op verrekening met een vordering van
€ 17.706,81 op [eis.conv./ged.reconv.] grond van onverschuldigde betaling. Het door Campina genoemde bedrag van € 17.706,81 bestaat uit een gedeelte van € 15.024,81 en een gedeelte van € 2.682,-- wegens door [eis.conv./ged.reconv.] verschuldigde proceskosten.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4. Campina vordert voorwaardelijk, namelijk als in conventie het beroep op verrekening niet slaagt samengevat - veroordeling van [eis.conv./ged.reconv.] tot betaling van
€ 15.024,81, vermeerderd met rente vanaf 19 december 2001 en kosten.
3.5. Campina vordert verder en na vermindering van haar eis op de comparitie onvoorwaardelijk veroordeling van [eis.conv./ged.reconv.] tot betaling van de wettelijke rente over het bedrag van € 15.024,81 vanaf 19 december 2001 tot aan de verrekening.
Campina legt aan haar vordering ten grondslag dat [eis.conv./ged.reconv.] het door haar gevorderde bedrag moet terugbetalen omdat als gevolg van de vernietiging van het arrest van het gerechtshof te Arnhem van 4 december 2001 dit bedrag op 19 december 2001 door Campina onverschuldigd aan [eis.conv./ged.reconv.] is betaald. Omdat [eis.conv./ged.reconv.] van rechtswege in verzuim verkeert is hij volgens Campina vanaf 19 december 2001 wettelijke rente verschuldigd.
3.6. [eis.conv./ged.reconv.] voert verweer.
Hij voert aan dat door de vernietiging van het bedoelde arrest van het gerechtshof niet alles wat naar aanleiding van dat arrest is betaald als onverschuldigd is betaald.
Volgens [eis.conv./ged.reconv.] gaat het om een uitspraak in kort geding zodat de uitspraak van de hogere rechter geen gezag van gewijsde heeft maar een voorlopig karakter. [eis.conv./ged.reconv.] voert verder aan dat het arrest van het gerechtshof alleen is vernietigd wegens een motiveringsgebrek en niet op inhoudelijke gronden. Hij meent dat uit het arrest van de Hoge Raad niet volgt dat Campina kosten mocht inhouden op het melkgeld. Verder stelt [eis.conv./ged.reconv.] dat het niet aannemelijk is dat het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch het arrest van het gerechtshof van Arnhem van 4 december 2001 met en na verbetering van de motivering niet zou hebben bekrachtigd.
Campina was niet gerechtigd kosten in te houden op het melkgeld en daarom is er ook geen sprake van onverschuldigde betaling, aldus [eis.conv./ged.reconv.].
3.7. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie en in reconventie
4.1. Het gaat in deze zaak om de beantwoording van twee vragen.
De eerste vraag is of sprake is van onverschuldigde betaling door Campina en de tweede vraag is of Campina bevoegd was tot verrekening.
Onverschuldigde betaling
4.2. Volgens artikel 6:203 BW is degene die een ander zonder rechtsgrond een goed heeft gegeven, gerechtigd dit van de ontvanger als onverschuldigd betaald terug te vorderen.
4.3. Het is vaste rechtspraak dat in het geval door een onherroepelijk geworden uitspraak in hoger beroep een uitvoerbaar bij voorraad verklaard veroordelend vonnis wordt vernietigd, de rechtsgrond komt te ontvallen aan hetgeen ter uitvoering van dat vonnis is verricht (HR 19 februari 1999, NJ 1999, 367). De partij die aan de veroordeling heeft voldaan, heeft krachtens artikel 6:203 lid 3 BW jegens de ontvanger recht op ongedaanmaking daarvan.
4.4. Campina heeft al dan niet vrijwillig op 19 december 2001 voldaan aan de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde uitspraak van het gerechtshof te Arnhem van
4 december 2001. Dat arrest is vernietigd door het arrest van de Hoge Raad van
19 september 2003. Door het verval van instantie, uitgesproken door het gerechtshof te
’s-Hertogenbosch, is de vernietiging van het arrest van het gerechtshof te Arnhem onherroepelijk geworden. Dit betekent op de voet van de hiervoor vermelde vaste rechtspraak dat de rechtsgrond is komen te ontvallen aan hetgeen ter uitvoering van het arrest van het gerechtshof te Arnhem is verricht, zijnde de betaling door Campina aan [eis.conv./ged.reconv.] op 19 december 2001. Campina heeft dan krachtens artikel 6:203 lid 3 BW jegens [eis.conv./ged.reconv.] recht op ongedaanmaking.
Dat de uitspraken betrekking hebben op een procedure in kort geding maakt dit oordeel niet anders. Ook de overige verweren van [eis.conv./ged.reconv.] over de reden van vernietiging van het arrest van het gerechtshof te Arnhem en de aannemelijkheid van een bekrachtiging van dat arrest door het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch doen aan dit oordeel niet af.
4.5. Door [eis.conv./ged.reconv.] zijn verder geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan kan worden aangenomen dat Campina verplicht is het volledige melkgeld te betalen. [eis.conv./ged.reconv.] heeft in deze procedure weliswaar herhaald dat Campina niet gerechtigd was om kosten in te houden op het melkgeld, maar dat standpunt is door Campina betwist. [eis.conv./ged.reconv.] heeft over die kwestie tweemaal uitvoerig geprocedeerd in kort geding maar zijn standpunt is in die procedures niet gehonoreerd. In het licht hiervan had het op zijn weg gelegen om thans concrete feiten of omstandigheden te stellen op grond waarvan de uitspraken in die procedures over de gerechtigdheid van Campina om kosten in te houden op het melkgeld van [eis.conv./ged.reconv.] niet juist zouden zijn.
4.6. De conclusie luidt dan dat de hiervoor in r.o. 4.1. vermelde eerste vraag bevestigend moet worden beantwoord.
Bevoegdheid tot verrekening
4.7. Artikel 6:127 lid 2 BW luidt als volgt.
Een schuldenaar heeft de bevoegdheid tot verrekening, wanneer hij een prestatie te vorderen heeft die beantwoordt aan zijn schuld jegens dezelfde wederpartij en hij bevoegd is zowel tot betaling van de schuld als tot het afdwingen van de betaling van de vordering.
4.8. Het artikel bevat regelend recht zodat partijen de bevoegdheid tot verrekening kunnen uitbreiden, beperken of uitsluiten.
4.9. [eis.conv./ged.reconv.] meent dat Campina op grond van de bewoordingen van artikel 49 van de statuten niet bevoegd is tot verrekening omdat hij niet in gebreke is gebleven met de betaling van zijn schulden jegens Campina. [eis.conv./ged.reconv.] stelt in dit verband dat Campina hem nooit in gebreke heeft gesteld om het volgens haar onverschuldigd betaalde terug te betalen.
De rechtbank vat dit standpunt van [eis.conv./ged.reconv.] zo op, dat hij meent dat verrekening volgens artikel 49 van de statuten alleen mogelijk is als sprake is van verzuim van zijn kant.
4.10. Volgens vaste rechtspraak wordt aangenomen dat in het geval van vernietiging van een bij voorraad uitvoerbaar verklaard vonnis waaraan al dan niet vrijwillig is voldaan, degene aan wie onverschuldigd is betaald, zonder ingebrekestelling in verzuim is
(HR 19 mei 2000, NJ 2000, 603). Dit betekent dat [eis.conv./ged.reconv.] van rechtswege in verzuim is en dat Campina ook volgens de door [eis.conv./ged.reconv.] verdedigde uitleg van artikel 49 van de statuten bevoegd was tot verrekening zodat de hiervoor in r.o. 4.1 vermelde tweede vraag ook bevestigend moet worden beantwoord.
4.11. In verband hiermee kan in het midden blijven of de partijen bij de statuten van Campina met de opname van artikel 49 hebben bedoeld de wettelijke bevoegdheid tot verrekening te beperken, zoals [eis.conv./ged.reconv.] lijkt te menen.
4.12. De slotsom luidt dat het beroep op verrekening slaagt en dat de vordering van [eis.conv./ged.reconv.] moet worden afgewezen.
4.13. [eis.conv./ged.reconv.] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Campina worden begroot op:
- vast recht € 370,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.274,00
in reconventie
4.14. Omdat in conventie het beroep op verrekening is gehonoreerd is de voorwaarde verbonden aan de voorwaardelijke eis in reconventie niet vervuld zodat de rechtbank niet toekomt aan een beoordeling daarvan.
4.15. Met betrekking tot de onvoorwaardelijke rentevordering van Campina overweegt de rechtbank het volgende.
Zoals hiervoor reeds is overwogen en beslist is [eis.conv./ged.reconv.] op 19 december 2001 van rechtswege in verzuim met zijn verplichting tot ongedaanmaking c.q. terugbetaling aan Campina. Dit betekent dat [eis.conv./ged.reconv.] vanaf dat moment wettelijke rente is verschuldigd over het door Campina gestelde en door [eis.conv./ged.reconv.] niet weersproken bedrag van
€ 15.024,81. Campina heeft haar vordering beperkt tot rente over de periode van
19 december 2001 tot de tijdstippen van verrekening met de melkgeldnota van 31 december 2005 en de afrekening van het ledenkapitaal van 8 maart 2006. Dat betekent dat de vordering van Campina ten aanzien van een gedeelte van € 8.341,20 toewijsbaar is van
19 december 2001 tot 31 december 2005 en voor het restant van € 6.683,61 (€ 15.024,81 -/- € 8.341,20) van 19 december 2001 tot 8 maart 2006.
4.16. [eis.conv./ged.reconv.] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Campina worden begroot op € 226,-- wegens
salaris advocaat (1,0 punt × factor 0,5 × tarief € 452,00).
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. wijst de vordering af,
5.2. veroordeelt [eis.conv./ged.reconv.] in de proceskosten, aan de zijde van Campina tot op heden begroot op € 1.274,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de elfde dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3. verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4. veroordeelt [eis.conv./ged.reconv.] om aan Campina te betalen de wettelijke rente over een bedrag van € 8.341,20 ( achtduizenddriehonderdeenenveertig euro en twintig eurocent) vanaf 19 december 2001 tot 31 december 2005 en over een bedrag van € 6.683,61 (zesduizendzeshonderddrieëntachtig euro en eenenzestig eurocent) van 19 december 2001 tot 8 maart 2006,
5.5. veroordeelt [eis.conv./ged.reconv.] in de proceskosten, aan de zijde van Campina tot op heden begroot op € 226,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de elfde dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.6. verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Vanhommerig en in het openbaar uitgesproken op
29 april 2009.