ECLI:NL:RBARN:2009:BI2829
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - meervoudig
- J. Barrau
- L.A. van Son
- A.A.M. Bögemann
- Rechtspraak.nl
Beëindiging uithuisplaatsing van een minderjarige en de rol van de Raad voor de Kinderbescherming
In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 29 april 2009 uitspraak gedaan over de beëindiging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, die onder toezicht was gesteld door de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank had eerder, op 2 februari 2009, de minderjarige onder toezicht gesteld tot 14 oktober 2009 en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend tot uiterlijk 4 augustus 2009. De ouders van de minderjarige, [moeder] en [vader], waren betrokken bij de procedure, waarbij zij bijgestaan werden door mr. E.H.J. Plass. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de beëindiging van de uithuisplaatsing en de terugplaatsing van de minderjarige bij de ouders, met de nodige begeleiding van 's Heeren Loo.
Tijdens de zitting werd het standpunt van de Raad voor de Kinderbescherming naar voren gebracht, waarin werd gesteld dat er onvoldoende bewijs was dat de ouders in staat waren om voor de minderjarige te zorgen. De Raad was van mening dat de ouders niet in staat waren om een veilige en adequate opvoedsituatie te bieden. De WSG, die betrokken was bij de begeleiding van de ouders, stelde echter dat de ouders zich goed ontwikkelden en dat een tijdelijke terugplaatsing bij hen de beste optie was voor de hechting van de minderjarige.
De rechtbank overwoog dat de veiligheid van de minderjarige voorop staat en dat de hechting met de ouders niet verstoord mocht worden. De rechtbank concludeerde dat, gezien de omstandigheden en de hechtingsfase van de minderjarige, het in het belang van de minderjarige was om tijdelijk bij de ouders geplaatst te worden, met intensieve begeleiding van 's Heeren Loo. De rechtbank wees het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming af en verklaarde de beslissing uitvoerbaar bij voorraad. De rechtbank benadrukte het belang van de hechting tussen de minderjarige en de ouders en dat de ouders een blijvende rol in het leven van de minderjarige zullen vervullen.