ECLI:NL:RBARN:2009:BI2549

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
3 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/2459
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Causaal verband tussen oogbloeding, hoge bloeddruk en werkomstandigheden niet aannemelijk gemaakt

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 3 april 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een ambtenaar, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Maas en Waal. Eiser was sinds 1975 in dienst bij de gemeente en had te maken met langdurige arbeidsongeschiktheid door oogklachten, die hij in verband bracht met zijn werkomstandigheden en psychische klachten. Eiser stelde dat hij recht had op doorbetaling van zijn volledige bezoldiging op basis van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst (CAR/UWO), die hem bij arbeidsongeschiktheid in en door de dienst beschermt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zich in 2006 ziek meldde vanwege oogklachten, die leidden tot meerdere operaties. De gemeente had in 2007 besloten om zijn bezoldiging te verlagen in verband met zijn langdurige arbeidsongeschiktheid. Eiser voerde aan dat zijn oogklachten het gevolg waren van een combinatie van zijn werkomstandigheden, psychische klachten en hoge bloeddruk. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor een causaal verband tussen de werkomstandigheden en de gezondheidsproblemen van eiser.

De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaring van de bedrijfsarts, die concludeerde dat er geen voldoende verband kon worden vastgesteld tussen de werkomstandigheden, de verhoogde bloeddruk en de oogklachten. Eiser had geen medische stukken overgelegd die het tegendeel konden bewijzen. De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiser ongegrond was, omdat niet aannemelijk was gemaakt dat er sprake was van arbeidsongeschiktheid in en door de dienst. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken en verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 08/2459
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 3 april 2009
inzake
[eiser], eiser,
wonende te [woonplaats], vertegenwoordigd door mr. P.M. Hermans,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Maas en Waal, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 13 mei 2008.
2. Procesverloop
Bij besluit van 5 juni 2007 heeft verweerder eiser meegedeeld dat zijn bezoldiging in verband met langdurige arbeidsongeschiktheid wegens ziekte met ingang van 5 juni 2007 gekort zal worden tot 90% van zijn laatstverdiende loon, met ingang van 5 december 2007 tot 75% en met ingang van 5 december 2008 tot 70%.
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het ingediende bezwaar ongegrond verklaard en het eerder genoemde besluit gehandhaafd.
Tegen dit besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 13 maart 2009. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. P.M. Hermans. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mw.mr. Hissink, advocaat te Nijmegen, en [A], [B] en [C], ambtenaren van de gemeente West Maas en Waal.
3. Overwegingen
Eiser is met ingang van 14 juli 1975 bij de toenmalige gemeente Appeltern in dienst getreden in de functie van klerk. Per 1 januari 1984 is deze gemeente met de gemeenten Dreumel en Wamel opgegaan in de nieuwe gemeente Wamel, thans gemeente West Maas en Waal.
Eiser is in de nieuwe gemeente geplaatst in de functie van c[functienaam1]. Tot 1 januari 2003 was zijn leidinggevende de heer [X]. Per die datum is deze opgevolgd door de heer [A]. In het kader van een reorganisatie is eiser met ingang van 1 januari 2004 geplaatst in de functie van [functienaam2]. Zijn leidinggevende bleef [A] als afdelingshoofd [naam afdeling].
In 2006 heeft de gemeente West Maas en Waal een nieuwe wijze van beoordelen ingevoerd. Hierbij wordt voorafgaande aan het Resultaat- en Ontwikkelgesprek (R&O-gesprek) op een daartoe bestemd formulier door de leidinggevende en de medewerker een oordeel gegeven over de mate waarin de medewerker beschikt over de voor de functie relevante competenties, uitgedrukt in cijfers, waarna aan de hand hiervan afspraken worden gemaakt over ontwikkelactiviteiten. [A] heeft het door hem ingevulde R&O-formulier eind november 2006 aan eiser overhandigd. De door hem toegekende scores weken fors af van de scores die eiser zelf had aangegeven.
Op 5 december 2006 heeft eiser zich wegens oogklachten ziek gemeld. Uit medisch onderzoek is gebleken dat sprake was van een bloeding in het oog en een scheur in het netvlies. In verband hiermee heeft eiser meerdere operaties ondergaan.
Eiser is (tot op heden) volledig arbeidsongeschikt voor zijn eigen functie en een passende functie is niet voorhanden.
Bij het in rubriek 2 genoemde besluit van 5 juni 2007 heeft verweerder eiser meegedeeld dat zijn bezoldiging in verband met langdurige arbeidsongeschiktheid wegens ziekte met ingang van 5 juni 2007 gekort zal worden tot 90% van zijn laatstverdiende loon, met ingang van 5 december 2007 tot 75% en met ingang van 5 december 2008 tot 70%. Dit besluit is, na bezwaar, bij het bestreden besluit gehandhaafd.
Eiser heeft aangevoerd dat hij recht heeft op doorbetaling van zijn volledige bezoldiging, omdat sprake is van arbeidsongeschiktheid in en door de dienst. Eiser heeft aangevoerd dat in verband met de gemeentelijke herindeling vanaf 1984 jarenlang sprake is geweest van verstoorde werkverhoudingen waardoor hij ernstig gedecompenseerd is geraakt en dat door de slechte beoordeling in november 2006 zijn vroegere psychische klachten zijn geactualiseerd. Deze psychische klachten hebben geleid tot een hoge bloeddruk waardoor de oogbloeding is ontstaan, aldus eiser.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 7:3, eerste lid van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst (CAR/UWO) heeft de ambtenaar bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek vanaf de eerste dag van die ongeschiktheid gedurende de eerste zes maanden recht op doorbetaling van zijn volledige bezoldiging.
Ingevolge het tweede van dit artikel heeft de ambtenaar bij voortduring van deze ongeschiktheid gedurende de zevende tot en met de twaalfde maand recht op doorbetaling van 90% van zijn bezoldiging.
Ingevolge het derde lid van dit artikel heeft de ambtenaar bij voortduring van deze ongeschiktheid na 12 maanden tot en met de vierentwintigste maand recht op doorbetaling van 75% van zijn bezoldiging.
Ingevolge het vierde lid van dit artikel heeft de ambtenaar bij voortduring van deze ongeschiktheid na 24 maanden tot het einde van zijn dienstverband recht op doorbetaling van 70% van zijn bezoldiging.
Ingevolge het zevende lid van dit artikel behoudt de ambtenaar na afloop van de termijn van zes maanden recht op doorbetaling van zijn volledige bezoldiging bij arbeidsongeschiktheid in en door de dienst.
Vooropgesteld wordt dat eiser ter zitting heeft aangegeven dat zijn oogklachten de overwegende oorzaak voor zijn langdurige arbeidsongeschiktheid zijn. Eisers psychische klachten en zijn hoge bloeddruk hebben weliswaar zijn oogklachten veroorzaakt maar hebben op zichzelf niet tot arbeidsongeschiktheid geleid.
Verweerder heeft aan het bestreden besluit de verklaring van de bedrijfsarts van 24 december 2007 ten grondslag gelegd die daarin tot de conclusie komt dat een verband tussen eisers werkomstandigheden, de verhoogde bloeddruk en de oogklachten onvoldoende kan worden vastgesteld. Ten aanzien van het verband tussen de oogbloeding en een verhoogde bloeddruk heeft de bedrijfsarts overwogen dat dit wel kan bestaan, maar slechts in het geval dat sprake is van een zeer hoge bloeddruk. Op het moment dat de bedrijfsarts eiser zag deed dit zich niet voor. Ten aanzien van het verband tussen een verhoogde bloeddruk en werkomstandigheden heeft de bedrijfsarts overwogen dat in 90% van de gevallen geen oorzaak voor een verhoogde bloeddruk wordt gevonden. De bedrijfsarts, die de beschikking had over eisers medisch dossier, is tot het oordeel gekomen dat een verband tussen eisers werkomstandigheden en de verhoogde bloeddruk niet voldoende kan worden vastgesteld.
De rechtbank heeft onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de door de bedrijfsarts getrokken conclusie. Eiser heeft immers geen medische stukken overgelegd waarin dat verband wel met een hoge mate van waarschijnlijkheid is vastgesteld. Nu eiser ter zitting heeft aangegeven dat volgens zijn oogarts de hoge bloeddruk (slechts) een mogelijke oorzaak van de oogbloeding is, ziet de rechtbank geen aanleiding om eiser, zoals ter zitting is verzocht, in de gelegenheid te stellen alsnog zijn medisch dossier in het geding te brengen. Om die reden zal de rechtbank evenmin een onderzoek door een onafhankelijk deskundige gelasten.
Nu het causale verband tussen de werkomstandigheden en de hoge bloeddruk enerzijds en de hoge bloeddruk en de oogbloeding anderzijds onvoldoende aannemelijk is geworden, is de rechtbank van oordeel dat de vraag of sprake is geweest van werkomstandigheden die een buitensporig karakter droegen thans buiten beschouwing kan blijven.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is van arbeidsongeschiktheid in en door de dienst, zodat eiser geen recht heeft op doorbetaling van zijn volledige bezoldiging. Het beroep dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
De rechtbank acht geen termen aanwezig over te gaan tot een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
De rechtbank
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. M.J.P. Heijmans, rechter, in tegenwoordigheid van mr. G.A. Kajim-Panjer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2009.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Verzonden op: 3 april 2009