zaaknummer / rolnummer: 171268 / HA ZA 08-998
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] HARDMETAAL B.V.,
gevestigd te Weert,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HEUDRA TOOLS B.V.,
gevestigd te Kesteren,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. L.G.U. Compri.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Heudra genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit het tussenvonnis van 1 oktober 2008
en het proces-verbaal van comparitie van 8 januari 2009. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiseres] produceert hoogwaardige hardmetalen frezen, bestemd voor specialistische industriële toepassingen. Heudra oefent een detail- en groothandelsbedrijf uit in gereedschappen en aanverwante artikelen. In november 2004 hebben de partijen afspraken gemaakt over een samenwerking, die inging op 1 april 2005. Heudra verkoopt sindsdein onder andere artikelen die door [eiseres] zijn geproduceerd.
2.2. Op de leveringen van [eiseres] aan Heudra zijn de Metaalunievoorwaarden van toepassing. Artikel 17.4, 17.6 en 17.7 van die voorwaarden (versie 1 januari 2001) bepalen:
“17.4. Het recht van opdrachtgever om zijn vorderingen op opdrachtnemer te verrekenen is uitgesloten, tenzij er sprake is van faillissement van opdrachtnemer. (…)
17.6. Wanneer betaling niet heeft plaatsgevonden binnen de overeengekomen betalingstermijn, is opdrachtgever direct rente aan opdrachtnemer verschuldigd. De rente bedraagt 10% per jaar, maar is gelijk aan de wettelijke rente als deze hoger is. Bij de renteberekening wordt een gedeelte van de maand gezien als een volle maand.
17.7. Wanneer betaling niet heeft plaatsgevonden binnen de overeengekomen betalingstermijn is opdrachtgever aan opdrachtnemer alle buitengerechtelijke kosten verschuldigd met een minimum van Euro 50.
De kosten worden berekend op basis van de volgende tabel:
over de eerste Euro 3.000,= 15%
over het meerdere tot Euro 6.000,= 10%
over het meerdere tot Euro 15.000,= 8%
over het meerdere tot Euro 60.000,= 5%
over het meerdere vanaf Euro 60.000,= 3%
Als de werkelijk gemaakte buitengerechtelijke kosten hoger zijn dan uit bovenstaande berekening volgt, zijn de werkelijk gemaakte kosten verschuldigd. (...)”
2.3. [directeur 1 van eiseres] heeft bij email van 23 december 2004 aan [directeur 2 van eiseres] en een aantal anderen binnen [eiseres] verslag gedaan van een bezoek aan Heudra. Die email bevat de volgende passage:
“Op dit moment zijn we intern bij ons bezig om de klanten die we zelf willen houden in kaart te brengen. Aangezien [betrokkene 1] in een eerder stadium aan heeft gegeven de overige klanten niet te willen, gaan de overige klanten door naar Heudra. In de eerste week van Januari wordt de lijst aan Heudra doorgegeven zodat Heudra ook weet waar ze weg moet blijven. ACTIE [ ]”
2.4. Bij mail van 4 oktober 2006 heeft [ ] [werknemer van gedaagde] (hierna: [werknemer van gedaagde]), salesmanager bij Heudra, aan [ ] Kluskens (hierna: [werknemer bij eiseres]), werkzaam bij [eiseres], onder meer geschreven:
“[werknemer bij eiseres] volgens jou info begreep ik dat [betrokkene 2] uitgenodigd is door het mikrocentrum om daar een lezing te houden. Graag verneem ik van jullie de tijden, zodat wij kunnen zorgen dat we gesteld staan, om samen als producent en hoofdverdeler in de benelux goed naar voren te komen. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat als er een lezing wordt gehouden, de geïnteresseerden van het van hoorn freespakket bij gertos terecht komen. Dit willen wij niet en ook [de twee directeuren van eiseres] was hier een fel tegenstander van. Graag wil ik dat je deze kwestie met de directie van [eiseres] bespreekt.”
[werknemer bij eiseres] heeft daarop per email van 6 oktober 2006 onder meer geantwoord:
“Zoals bekend wordt [eiseres] Carbide [[eiseres], rb] als producent in Nederland door twee organisaties vertegenwoordigd. Te weten Heudra Tools en [eiseres] Carbide Nederland [Strasmann, rb]. Deze beide firma’s worden actief door [eiseres] Carbide ondersteund bij hun verkoopactiviteiten. Dit kan o.a. in de vorm van aanwezigheid van onze application engineer op de beurs, dan wel het beschikbaarstellen van beursmateriaal.”
2.5. Bij brief van 11 februari 2008 heeft [eiseres] aan Heudra geschreven:
“Sinds 2005 hebben wij er voor gekozen om samen met Heudra Tools de merknaam [eiseres] grootschalig in de Benelux als een Topkwaliteit volhardmetaal frezen merk in de markt te zetten. Het verkoopteam van Heudra Tools bestond toen uit 8 personen in de verkoop buitendienst.
Enkele zaken zijn zeer moeilijk gebleken:
van de 8 buitendienstmedewerkers is nog maar een klein gedeelte overgebleven.
Samenwerking, vooral communicatie, is zeer moeilijk gebleken, hier zijn diverse gesprekken over geweest. Waar wij destijds duidelijk hebben gekozen om onze producten via Heudra Tools in de markt te zetten is gaande weg steeds opnieuwe gebleken dat u frezen van andere merken zoals Mitsubishi, Karnasch, Nachreinier, Tulsa tot recentelijk Eckerle& Ertel/ Lynx bent blijven aanbieden en promoten. Het meest storende is dat dit gebeurt zonder ons daarover te informeren en dat dit achter gesloten deuren wordt geregeld.
Tevens hebben wij moeten constateren dat de omzet ontwikkeling de afgelopen 24 maanden zwaar teleurstellend is. De insteek, welke Heudra Tools op dit moment kiest voor het aanbieden van verspanende gereedschappen heeft meer weg van een alles aanbiedende supermarkt als die van een gefocuste vakspecialist.
Daarnaast zijn wij door diverse klanten, die wij 2 jaar geleden aan u hebben overgedragen, vanuit België benaderd met het feit dat deze klanten onze producten alleen nog maar rechtstreeks bij ons willen kopen en niet meer via de tussenhandel.
Wij hebben altijd open kaart gespeeld met uw firma, zelfs als we met iemand in gesprek waren hebben wij dit vooraf netjes gemeld en u zelfs het concept contract laten lezen zodat u volledig op de hoogte was van wat er gaande was.
Bovenstaande feiten en het gegeven dat klanten dreigen weg te lopen hebben ons het volgende doen besluiten:
[eiseres] Carbide gaat met onmiddellijke ingang zelf haar eigen programma in België verkopen en promoten. Wij verzoeken u alle activiteiten met betrekking tot het [eiseres] frezen programma met onmiddellijke ingang te staken.
Voor de Nederlandse markt zal ook vanaf heden met eigen mensen het [eiseres] programma worden verkocht en gepromoot. Voor de Nederlandse markt geven wij u de gelegenheid om tot en met 30-6-2008 producten te kopen.
De betalingscondities zullen met onmiddellijke ingang van 60 naar 30 dagen netto worden aangepast. (…)
Na 30-6-2008 zullen wij stoppen met leveringen aan de Firma Heudra Tools onder de merknaam [eiseres]. U bent vanaf die tijd vrij om onze producten onder private label te bestellen.”
2.6. Heudra heeft na 7 maart 2008 geen betalingen meer aan [eiseres] gedaan.
2.7. In maart 2008 stonden [eiseres] en Heudra beiden met een stand op de Technishow beurs te Utrecht. Toen bleek dat een voormalige vertegenwoordiger van Heudra voor België, de heer [betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3]), die in december 2007 ontslag had genomen, in dienst was getreden bij [eiseres].
2.8. Bij brief van 12 maart 2008 is namens Heudra aan [eiseres] geschreven:
“(…) Eén en ander in samenhang bezien, zorgt er voor dat cliënte in één klap zijn in twee jaar met acht verkopers opgebouwde marktpositie in zowel Nederland als België is kwijtgeraakt.
Zulks levert jegens cliënte niet alleen een toerekenbare tekortkoming op, doch is tevens aan te merken als een onrechtmatige daad.
Dit alles terwijl cliënte nog een voorraad [eiseres] gereedschappen heeft ter waarde van maar liefst € 100.000,-.
Cliënte stelt u terzake van uw tekortkoming en onrechtmatig handelen aansprakelijk en zal op korte termijn een schadeclaim indienen. (…)”
2.9. Partijen hebben vervolgens met elkaar gecorrespondeerd. Na een brief namens [eiseres] van 14 maart 2008, heeft de juridisch adviseur van Heudra bij brief van 10 april 2008 onder meer geantwoord:
“Uw – onrechtmatige – handelswijze berokkent cliënte zeer grote schade:
De markt in België is verloren doordat u de vertegenwoordiger van cliënte in België heeft overgenomen en met onmiddellijke ingang cliënte heeft verboden aldaar nog uw artikelen te verkopen.
De door cliënt met acht personeelsleden opgebouwde markt in Nederland gaat ook verloren. Het gaat om een zeer aanzienlijke winstderving.
De voorraad van cliënt is zeer moeilijk te verkopen, daar afnemers liever rechtstreeks van de producent betrekken in plaats van de tussenhandel. Het gaat om een bedrag van circa € 85.000,-.
Het assortiment van cliënt wordt minder volledig, hetgeen jaren zal duren om dat weer volledig te krijgen.
Alvorens met een schadeclaim te komen, wil cliënte u in de gelegenheid stellen aan te geven hoe u de schade van de zijde van cliënte wenst te beperken c.q. te vergoeden.
In afwachting van uw reactie heeft cliënte de betaling van de openstaande facturen ad
€ 32.048,28 met daarop in mindering gebracht een door cliënte te ontvangen bedrag ad
€ 605,47, aldus € 31.442,81, opgeschort.”
2.10. De rechtsbijstandverlener van [eiseres] heeft daarop bij brief van 21 april 2008 geschreven:
“(…) [eiseres] is echter bereid om te proberen met uw cliënte tot een oplossing in der minne te komen. Immers, [eiseres] heeft belang bij om aan uw cliënte producten (onder “private label”) te blijven verkopen en leveren. [eiseres] stelt dan ook voor dat uw cliënte tot en met 30 juni 2008 – zowel in België als in Nederland – de producten van [eiseres] onder de merknaam “[eiseres] Carbide” mag (door)verkopen. Na die tijd wil [eiseres] de zakelijke relatie met uw cliënte graag voortzetten door haar producten onder “private label” aan uw cliënte te leveren.
Dit voorstel geschiedt wel onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat uw cliënte binnen vijf dagen na instemming met dit voorstel het openstaande bedrag van € 34.478,37 (incl. BTW) aan [eiseres] heeft voldaan. (…)”
2.11. Heudra heeft dat voorstel niet geaccepteerd.
3. Het geschil
in conventie
3.1. [eiseres] vordert Heudra te veroordelen tot betaling van € 34.478,07, vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 2.443,92 en de contractuele rente vanaf de vervaldata van de verschillende facturen tot aan de dag van algehele voldoening, onder veroordeling van Heudra in de proceskosten.
3.2. Heudra voert gemotiveerd verweer. Zij heeft erkend een bedrag van € 33.872,90 wegens leveranties aan [eiseres] verschuldigd te zijn, doch heeft zich beroepen op opschorting en verrekening met haar reconventionele vordering. Zij heeft de buitengerechtelijke kosten betwist.
in reconventie
3.3. Heudra vordert - samengevat en zakelijk weergegeven - dat:
1. de rechtbank de koopovereenkomst tussen Heudra en [eiseres] voor wat betreft de nog bij Heudra in voorraad zijnde frezen ter waarde van € 80.909,09 ontbindt, onder veroordeling van [eiseres] tot betaling van € 80.909,09 minus de nog openstaande
€ 33.872,90, dus € 47.036,10, en onder veroordeling van Heudra om – binnen tien dagen nadat de betaling heeft plaatsgevonden – de betreffende producten aan [eiseres] te retourneren;
2. voor recht wordt verklaard dat [eiseres] door zelf per 1 maart 2008 rechtstreeks aan de klanten van Heudra te verkopen in strijd handelt met de distributieovereenkomst en dat [eiseres] door de overname van [betrokkene 3] onder gelijktijdige sommatie alle verkoopactiviteiten in België met onmiddellijke ingang te staken, zowel in strijd met het distributiecontract als onrechtmatig jegens Heudra heeft gehandeld;
3. [eiseres] wordt veroordeeld tot betaling van € 22.961,25 terzake van schadevergoeding wegens winstderving over het tijdvak van 11 februari 2008 tot en met 30 juni 2008 wegens voormelde overname van de Belgische markt;
4. voor recht wordt verklaard dat de opzegging van de distributieovereenkomst door [eiseres] per 30 juni 2008 niet rechtsgeldig is en dat de distributieovereenkomst voortduurt;
5. voor recht wordt verklaard dat een redelijke opzegtermijn acht jaar is, althans een in goede justitie te bepalen termijn;
6. voor recht wordt verklaard dat [eiseres] toerekenbaar tekort is geschoten en in verzuim verkeert, enerzijds doordat zij alle leveringen vanaf 30 juni 2008 weigert en anderzijds doordat zij sedert 1 maart 2008 rechtstreeks aan eindafnemers levert;
7. [eiseres] wordt veroordeeld tot betaling van € 19.000,= uit hoofde van schadevergoeding wegens de wijziging van reclamemateriaal en wijziging van het assortiment;
8. [eiseres] wordt veroordeeld tot betaling van schadevergoeding wegens door Heudra vanaf 1 juli 2008 geleden schade tengevolge van het niet nakomen van de (distributie)overeenkomst, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
9. [eiseres] wordt veroordeeld tot betaling van € 1.788,= wegens buitengerechtelijke kosten;
een en ander onder veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
3.4. [eiseres] voert gemotiveerd verweer, dat hierna zal worden besproken.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. Heudra heeft erkend dat zij van [eiseres] producten heeft gekocht, die zij tot een bedrag van € 34.4780,37 onbetaald heeft gelaten, zij het dat [eiseres] nog een bedrag van € 605,47 aan haar verschuldigd is, zodat per saldo nog € 33.872,90 openstaat. [eiseres] heeft erkend dat Heudra van haar nog € 605,47 te vorderen had. Uitgangspunt is dus dat Heudra in beginsel nog € 33.872,90 aan [eiseres] is verschuldigd.
4.2. Bij brief van 10 april 2008 is namens Heudra aan [eiseres] onder meer bericht dat de gereedschappen die zij nog op voorraad heeft niet te verkopen zijn en dat zij in afwachting van [eiseres]s reactie de betaling van de openstaande facturen opschort. [eiseres] heeft betwist dat er voldoende grond bestaat om de nakoming van de betalingsverplichting op te schorten. Daarnaast heeft zij gesteld dat verrekening in artikel 17 van de toepasselijke Metaalunievoorwaarden is uitgesloten.
4.3. Het beroep op artikel 17.4 van de Metaalunievoorwaarden wordt verworpen. Deze bepaling ziet alleen op verrekening. Een beroep op een opschortingsbevoegdheid leidt slechts tot een opschorting van de betalingsverplichting en kan in beginsel niet met verrekening worden gelijkgesteld (zie ook HR 25 februari 1994, NJ 1994, 451). Ook kan niet worden vastgesteld dat het beroep op de opschortingsbevoegdheid uitsluitend is ingeroepen ter inleiding van een voorgenomen verrekening. In reconventie heeft Heudra immers naast schadevergoeding tevens ontbinding gevorderd ten aanzien van de frezen die zij nog op voorraad heeft. Zou die vordering worden toegewezen, dan zou dat Heudra bevrijden van haar betalingsverplichting ten aanzien van die frezen, zodat in zoverre van verrekening dan geen sprake is. Dat in het petitum onder 1 van de reconventionele vordering het alsdan door [eiseres] terzake van die voorraad nog te betalen bedrag wordt berekend door van de waarde van die voorraad de openstaande facturen af te trekken, doet daar niet aan af.
4.4. Het verweer van [eiseres] dat de opschorting van de betaling van de facturen niet door de feiten rond de opzegging van de samenwerking wordt gerechtvaardigd, moet in samenhang met de reconventionele vordering worden beoordeeld. Zou die reconventionele vordering terecht zijn ingesteld, dan is daarmee voldaan aan de vereisten die artikel 6:52 BW stelt en is de opschorting gerechtvaardigd.
in reconventie
4.5. De vordering in reconventie is er op gebaseerd dat [eiseres] in redelijkheid niet heeft kunnen komen tot beëindiging van de samenwerking op de wijze waarop en de omstandigheden waaronder zij dat heeft gedaan. Heudra heeft ter onderbouwing daarvan gewezen op de navolgende omstandigheden:
- Heudra is met [eiseres] in november 2004 overeengekomen dat zij met ingang van 1 april 2005 exclusief distributeur van [eiseres] in de Benelux zou worden;
- Heudra heeft vanaf eind 2004 in de Benelux met zeven tot acht technisch onderlegde buitendienstmedewerkers een markt voor [eiseres] opgebouwd, hetgeen veel tijd en geld kost, waar tegenover staat dat een eenmaal geworven klant ook klant zal blijven;
- Om - in de periode van 2005 tot 2008 - een marge te genereren van € 133.673,30 heeft Heudra investeringen moeten doen ten bedrage van € 254.786,25 aan personeelskosten, beurskosten, kosten voor het testen van producten bij klanten en kosten voor het aanhouden van de voorraad;
- [eiseres] heeft zich niet aan de overeengekomen exclusiviteit gehouden, aangezien zij aan Strassman is blijven leveren en nadien aan Gertos is gaan leveren, waardoor Heudra een afnemer in een concurrent zag veranderen;
- [eiseres] heeft Heudra op 11 februari 2008 te kennen gegeven alle verkoopactiviteiten in België met onmiddellijke ingang te staken;
- [eiseres] heeft Heudra op 11 februari 2008 te kennen gegeven dat de levering van [eiseres] frezen op 30 juni 2008 zal worden gestaakt;
- Bovendien is [eiseres] per 1 maart 2008 zelf gaan leveren aan eindgebruikers, niet alleen in België maar ook in Nederland;
- Op de Technishow beurs te Utrecht van 2008 verkocht [eiseres] zelf haar producten;
- Toen bleek ook dat [eiseres] via haar zusteronderneming te België de voormalige vertegenwoordiger van Heudra voor België, [betrokkene 3], in dienst had genomen, ondanks diens concurrentiebeding in zijn overeenkomst met Heudra;
- [eiseres] heeft [betrokkene 3] meermalen benaderd om bij haar in dienst te treden;
- dit alles ondanks het feit dat Heudra nog een voorraad van € 80.909,09 aan [eiseres] producten op de plank had liggen, die door deze gang van zaken onverkoopbaar werd.
4.6. Dit alles komt er op neer, volgens Heudra, dat [eiseres] nu oogst wat Heudra heeft gezaaid. Door deze gang van zaken kan Heudra immers niet anders dan een klant die terugkomt voor een frees naar [eiseres] doorverwijzen. Onder de omstandigheden was opzegging van de samenwerking volgens Heudra naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geheel niet mogelijk. Een opzegtermijn van acht jaar acht Heudra onder de omstandigheden redelijk.
4.7. De opvatting dat een distributieovereenkomst altijd opzegbaar is in dier voege dat de leverancier ook zonder grond mag opzeggen en dat die opzegging altijd tot gevolg heeft dat de overeenkomst wordt beëindigd, vindt in haar algemeenheid geen steun in het recht. Bij gebreke van een wettelijke of contractuele regeling daaromtrent zal de vraag of de opzegging in een concreet geval het beoogde rechtsgevolg heeft gehad, beantwoord moeten worden aan de hand van de redelijkheid en billijkheid in verband met de omstandigheden van het geval. Ook indien uit de aard van een specifieke distributieovereenkomst zou volgen dat zij in beginsel zonder meer opzegbaar is, kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de concrete omstandigheden van het geval meebrengen dat opzegging slechts tot beëindiging van de overeenkomst leidt indien een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging bestaat. (Zie HR 3 december 1999, NJ 2000, 120). Bij de beoordeling van de vraag of bij de opzegging een redelijke termijn in acht is genomen, moeten de wederzijdse belangen van partijen worden afgewogen en zijn derhalve ook aard en gewicht van de redenen voor opzegging van belang. (zie HR 21 april 1995, NJ 1995, 437). Bij een distributieovereenkomst kan het voorkomen dat de partij tot wie de opzegging is gericht, met het oog op het voortduren van de overeenkomst investeringen heeft gedaan welke niet enkel worden gecompenseerd door, of verdisconteerd in een bepaalde opzegtermijn. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval kunnen ondanks de redelijke duur van de opzegtermijn de eisen van de redelijkheid en billijkheid nopen tot toekennen van een schadevergoeding (zie HR 21 juni 1991, NJ 1991, 742).
4.8. Allereerst moet worden beoordeeld of de samenwerking tussen [eiseres] en Heudra überhaupt kon worden opgezegd. Heudra’s stellingname is op dat punt niet geheel consequent, waar zij enerzijds bepleit dat de overeenkomst in het geheel niet kon worden opgezegd en anderzijds dat een opzegtermijn van acht jaar redelijk zou zijn geweest. Enerzijds vordert zij dat de rechtbank voor recht verklaart dat de overeenkomst voortduurt, doch anderzijds vordert zij geen nakoming maar vergoeding van schade op te maken bij staat. Tijdens de comparitie hebben de beide partijen, ook Heudra, verklaard geen prijs meer te stellen op voortzetting van de samenwerking. De rechtbank zal er dan ook van uit gaan dat Heudra heeft willen bepleiten dat een redelijke opzegtermijn acht jaar bedraagt en dat zij schadevergoeding vordert, op te maken bij staat, en onder meer bestaande uit de gederfde winst gedurende deze opzegtermijn.
4.9. Uitgangspunt is dat een distributie-overeenkomst in beginsel opzegbaar is en dat sprake moet zijn van uitzonderlijke omstandigheden wil opzegging in het geheel niet mogelijk zijn. Zou dat anders zijn dan zouden de partijen bij een distributie-overeenkomst, indien zij over beëindiging van de relatie geen afspraken hebben gemaakt, tot in lengte van jaren tot elkaar veroordeeld zijn. Dat is in het handelsverkeer in beginsel niet passend. Ook voor een opzegtermijn van acht jaar moet redelijkerwijs sprake zijn van uitzonderlijke omstandigheden, nu dit een opzegtermijn is van zodanig lange duur dat daarmee in wezen wordt bewerkstelligd dat de overeenkomst voor een substantieel deel van de toekomst niet opzegbaar is.
4.10. In dit geval is sprake van een samenwerking voor onbepaalde tijd, die niet schriftelijk is vastgelegd. Gesteld noch gebleken is dat de vraag of de samenwerking opzegbaar zou zijn tussen de partijen bij het aangaan daarvan of tijdens de samenwerking aan de orde is geweest. Zoals hiervoor is overwogen brengen de redelijkheid en billijkheid die de rechtsverhouding tussen de partijen mede beheersen, in een dergelijk geval mee dat de overeenkomst in beginsel opzegbaar is. Hierna zal worden beoordeeld of de overeenkomst ook in de specifieke omstandigheden van dit geval opzegbaar was, en zo ja, welke opzegtermijn dan als redelijk is te beschouwen.
4.11. De partijen zijn verdeeld over de vraag of in november 2004 exclusiviteit is overeengekomen. Volgens Heudra was dat wel het geval, volgens [eiseres] niet. Naar het oordeel van de rechtbank is de vraag of destijds exclusiviteit is overeengekomen echter niet van doorslaggevend belang. De vordering van Heudra strekt niet tot schadevergoeding wegens toerekenbare tekortkoming terzake van de overeengekomen exclusiviteit. Met andere woorden, Heudra vordert niet de meerdere omzet die zij had kunnen maken indien [eiseres] haar in feite als exclusief distributeur had behandeld. Zij beperkt zich tot het vorderen van de gederfde winst doordat [eiseres] de overeenkomst heeft opgezegd, te berekenen aan de hand van de winst die zij in de voorafgaande periode gemiddeld heeft gemaakt. De omstandigheid dat sprake was van een exclusief distributeurschap voert Heudra aan als omstandigheid die moet worden meegewogen bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de opzegging. Anders dan over de vraag of zij in november 2004 exclusiviteit zijn overeengekomen, lijken de partijen het min of meer wel eens te zijn over de wijze waarop hun samenwerking in de jaren daarna gestalte heeft gekregen. Van die feitelijke vormgeving zal dan bij de beoordeling van de redelijkheid van de opzegging worden uitgegaan. [eiseres] heeft daarover gesteld dat zij aan het begin van de samenwerking klanten heeft overgedaan aan Heudra, maar ook een aantal klanten zelf heeft gehouden. Dat blijkt uit de email van 23 december 2004 en is namens Heudra ter comparitie erkend. Heudra wist dat dus ook. Dat Strasmann in feite van [eiseres] is blijven afnemen staat tussen de partijen eveneens vast, zij het dat Heudra stelt daartegen mondeling te hebben geprotesteerd. Heudra heeft echter ook ter zitting verklaard dat zij genoegen heeft genomen met de reactie van [eiseres] dat het wel zou doodbloeden, toen zij [eiseres] er op aansprak dat deze nog aan Strasmann leverde. Ook heeft Heudra geen actie ondernomen toen haar in 2006 bleek dat [eiseres] aan Strasmann/Gertos bleef leveren. Niet geheel duidelijk is of [eiseres] nog substantieel aan andere wederverkopers dan Strasmann en Heudra leverde. Weliswaar is namens [eiseres] tijdens de comparitie verklaard dat zij ook nog aan andere wederverkopers, zoals PU, Delta Tools en Rotec leverde, maar [eiseres] zelf heeft ook verwezen naar de email van 6 oktober 2006 waarin wordt vermeld dat zij in Nederland door twee organisaties wordt vertegenwoordigd (Heudra en [eiseres] Carbide Nederland, Strasmann dus). De ter comparitie genoemde namen keren verder in de stukken in het geheel niet terug. [eiseres] heeft ook niet inzichtelijk gemaakt dat dit wederverkopers waren die een substantieel deel van de markt bedienden. De rechtbank zal er dan ook van uit gaan dat de wederverkoop vooral in handen lag van Heudra en Strasmann. Dat strookt ook met de stelling van [eiseres] dat zij, toen zij in 2007 overwoog met Tooling Centrum Benelux in zee te gaan, dat met Heudra heeft besproken. Als het zo zou zijn dat naast Heudra nog vele andere wederverkopers actief waren voor [eiseres], zou daar immers geen aanleiding toe zijn geweest. Een en ander leidt er toe dat uitgangspunt bij de verdere beoordeling is dat Heudra weliswaar vanaf 2005 feitelijk niet over volledige exclusiviteit beschikte, maar dat zij wel een belangrijke positie innam bij de wederverkoop van [eiseres] producten in de Benelux, zo niet de belangrijkste.
4.12. Een omstandigheid die voorts van belang is bij de beoordeling van de opzegging is de reden daarvan. In haar brief van 11 februari 2008 heeft [eiseres] een aantal redenen voor de opzegging genoemd. De belangrijkste daarvan is dat de omzetontwikkeling van de afgelopen 24 maanden zwaar teleurstellend is. Een rol speelde verder dat [eiseres] door een aantal Belgische klanten was benaderd met de mededeling dat zij slechts nog door [eiseres] zelf wilden worden beleverd. Ook vond [eiseres] de samenwerking met Heudra, vooral de communicatie, moeizaam. Daarbij heeft [eiseres] aangegeven dat haar stoorde dat Heudra andere merken is blijven promoten.
4.13. Hierover wordt als volgt overwogen. [eiseres] is voor wat betreft de onvrede bij Belgische klanten alleen concreet geworden over de klant Plastoform. De partijen zijn het oneens over de oorzaak van de onvrede bij Plastoform, met name over de vraag of die te wijten was aan gebrekkige service door Heudra of aan te lange levertijden van [eiseres].
Ook zijn de partijen het oneens over de betekenis van de Lynx-lijn die Heudra eind 2007 ging verkopen, met name of die direct concurreert met de Predator-lijn van [eiseres], en of het reclamemateriaal daarvan een inbreuk is op het intellectuele eigendomsrecht van [eiseres].
De belangrijkste reden voor de opzegging, zo komt de rechtbank voor, is echter dat de door Heudra gerealiseerde omzet zwaar achter bleef bij de verwachtingen van [eiseres]. De twistpunten over Plast-o-form en Lynx houden daar in wezen ook verband mee: kennelijk ziet [eiseres] deze aspecten als symptomen van een ontoereikende betrokkenheid van Heudra bij [eiseres]s producten. De achterblijvende ontwikkeling van de omzet is in die gedachtengang eveneens een gevolg van de onvoldoende inzet en betrokkenheid van Heudra bij [eiseres]s producten. Vooropgesteld moet worden dat het een producent in beginsel vrijstaat om een distributie- of samenwerkingsovereenkomst op te zeggen omdat de omzet achterblijft bij de verwachtingen. Het moge zo zijn dat de reden voor opzegging dan is gelegen in een winststreven, zoals de advocaat van Heudra ter comparitie heeft aangevoerd, doch winststreven is eigen aan de handelspraktijk en vormt een legitiem doel. De partijen zijn er nog over verdeeld of omzetdoelstellingen waren overeengekomen. [eiseres] meende van wel, Heudra heeft dat betwist. Hoe dan ook, ook indien aan het begin of gedurende de samenwerking geen omzetdoelstellingen zijn overeengekomen, staat het een producent vrij de samenwerking op te zeggen indien naar zijn mening de distributeur redelijkerwijs onvoldoende omzet realiseert. Dit geldt te meer indien een distributeur, zoals hier, een belangrijk verkoopkanaal, zo niet het belangrijkste verkoopkanaal is in het betreffende afzetgebied.
4.14. Het is voorts voldoende aannemelijk dat de door [eiseres] aangevoerde redenen niet voorgewend zijn. Heudra heeft erkend dat bij de evaluatie in 2007 aan de orde is geweest dat [eiseres] meer omzet wenste. Heudra heeft wel gesteld dat [eiseres] door de opzegging ten onrechte de door Heudra geworven klanten naar zich toetrekt, daarbij de suggestie wekkend dat [eiseres] een vooropgezet plan had om op deze wijze – onrechtmatig – de vruchten van Heudra’s inspanningen te plukken, maar voor die vooropgezetheid heeft Heudra overigens geen feitelijke aanwijzingen gesteld, behalve dan het feit van de opzegging zelf. Dat sprake is van een vooropgezet plan kan dan niet worden aangenomen. Wel is denkbaar dat de opzegging door [eiseres] feitelijk dat effect heeft gehad. Dat zal hierna worden besproken.
4.15. Heudra heeft aangevoerd dat in haar branche de kost voor de baat uitgaat: dat aan het begin van een relatie met een eindgebruiker relatief veel energie uitgaat naar het in kaart brengen van de wensen en het adviseren van de klant, waarna deze investering zich terugbetaalt omdat de klant – nadat zijn productieproces eenmaal op de gekozen frees is ingericht – telkenmale dezelfde frees zal bestellen. Deze stelling heeft [eiseres] op zichzelf niet betwist. Wel heeft [eiseres] aangevoerd dat zij zelf klanten aan Heudra heeft overgedragen, dat zij Heudra bij het adviseren van haar klanten waar nodig terzijde heeft gestaan, dat de korting die zij Heudra gaf voldoende was ter dekking van haar kosten, en dat de kosten die Heudra heeft opgevoerd niet meer zijn dan algemene kosten van personeel, huisvesting en bedrijfsvoering, die niet speciaal op [eiseres]s producten waren gericht en dat deze cijfers overigens niet betrouwbaar zijn.
4.16. De stellingen van Heudra komen er op neer dat zij voor een marge van
€ 133.673,30 kosten heeft gemaakt ter hoogte van € 254.786,25, welke kosten grotendeels bestonden uit personeelskosten. Daarmee zou sprake zijn van een aanzienlijk (aanloop)verlies op de [eiseres] producten. Zou komen vast te staan dat daadwerkelijk sprake is geweest van een aanzienlijk (aanloop)verlies over het [eiseres]assortiment, en dat dit is veroorzaakt door het ‘de kost gaat voor de baat uit’- effect dat Heudra heeft gesteld, dan zou dat bij de beoordeling van de vraag welke opzegtermijn redelijk was en de vraag of [eiseres] naast het hanteren van een redelijke opzegtermijn wellicht gehouden was tot een aanvullende schadevergoeding, van belang kunnen zijn.
4.17. De rechtbank is echter niet overtuigd door de gegevens die Heudra heeft aangevoerd met betrekking tot haar kosten en haar omzet.
Het is bijvoorbeeld niet duidelijk of Heudra de voorraad – die op het moment van opzegging om en nabij de € 80.000,= bedroeg – van de inkoopkosten genoemd onder 8 van de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie heeft afgetrokken. Zou dat niet zo zijn, dan zou dat – zeker als de vordering tot ontbinding wat betreft die voorraad wordt toegewezen – een vertekend beeld geven.
Verder heeft Heudra het gemiddelde percentage van 12,56% over 2006 en 2007 ook toegepast op haar totale kosten over 2005. Dat ligt bepaald niet voor de hand, al was het maar omdat zij volgens haar eigen stellingen niet vanaf 1 januari 2005 maar pas vanaf 1 april 2005 officieel met het distributeurschap van [eiseres] is begonnen. Bovendien heeft Heudra niet aangegeven welk percentage van haar totaalomzet het [eiseres] aanbod in 2005 bedroeg, zodat niet zonder meer vanzelf spreekt dat het percentage van 12,56% ook op de kosten over 2005 dient te worden toegepast.
Verder is aan de rechtbank het volgende niet duidelijk. Wanneer men uitgaat van de door Heudra als productie 1 overgelegde gegevens kan worden vastgesteld dat haar kosten in 2006 (€ 568.610,00) om en nabij 36% van de totale omzet over 2006 bedroegen. Voor het jaar 2007 bedroegen de kosten om en nabij 27% van de totale omzet. Wanneer men uitgaat van de gegevens genoemd onder 8 conclusie van antwoord, bedraagt de marge op de inkopen van [eiseres] om en nabij 21%. Het komt de rechtbank voor dat een marge van 21% tussen inkoopprijs en verkoopprijs onvoldoende is om winst te maken, gezien de hiervoor genoemde verhouding tussen de kosten van Heudra en de totaalomzet. Dan zou een verlies op het [eiseres] assortiment veeleer het gevolg kunnen zijn van een onvoldoende marge dan van een ‘de kost gaat voor de baat uit’- effect.
Het is de rechtbank voorts niet duidelijk wat Heudra met de gegevens die zij bij productie 2 bij conclusie van antwoord in het geding heeft gebracht, heeft willen aantonen. Wel valt met betrekking tot die gegevens op dat de marge over die producten nog lager is dan 21%.
4.18. De zaak zal naar de rol worden verwezen voor akte aan de zijde van Heudra, ter uitlating over de in de vorige rechtsoverweging genoemde punten. Waar mogelijk dient Heudra haar stellingen te onderbouwen met stukken. [eiseres] zal op die akte mogen reageren.
4.19. De rechtbank is voorshands van oordeel dat opzegging mogelijk was en dat de door [eiseres] aangevoerde reden de opzegging rechtvaardigt. Wel diende [eiseres] een redelijke opzeggingstermijn in acht te nemen. Heudra fungeerde immers sinds april 2005 – dus bijna drie jaar – zo niet als enige dan toch als belangrijkste distributeur in de Benelux voor [eiseres]. [eiseres] wist dat Heudra inspanningen had verricht in de vorm van arbeidskracht en promotiewerkzaamheden voor [eiseres]s artikelen en dat zij had geïnvesteerd in de relatie met eindgebruikers. [eiseres] was gehouden aan Heudra een redelijke termijn te gunnen waarbinnen zij zich zou kunnen voorbereiden op de wijziging in de samenwerking, en waardoor rekening zou worden gehouden met het gestelde ‘de kost gaat voor de baat uit’-effect, indien dat zou komen vast te staan. Alvorens te beslissen op de vraag welke termijn redelijk was, zal de rechtbank de akte van Heudra en de reactie van [eiseres] daarop afwachten.
4.20. Ten aanzien van de gevorderde ontbinding voor wat betreft de voorraad wordt thans reeds het volgende overwogen. [eiseres] heeft niet betwist dat Heudra een voorraad diende aan te houden, om haar klanten – industriële afnemers – snel de benodigde frees te kunnen leveren, zonder afhankelijk te zijn van de levertijden van [eiseres]. Dat ligt ook voor de hand. Uit de email van 17 januari 2005 (prod. 22 bij conclusie van antwoord in reconventie) blijkt ook dat aan het begin van de samenwerking sprake was van een voorraadorder van € 70.000,00. Het is dan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid aan de producent, die de relatie met een, zo niet exclusieve dan toch belangrijke, distributeur, opzegt, de voorraad die de distributeur diende aan te houden terug te nemen, voorzover deze de voorraad redelijkerwijs gedurende de opzegtermijn niet meer heeft kunnen verkopen. Heudra zal zich bij haar akte erover mogen uitlaten welk deel van de voorraad zij tijdens de – in ieder geval voor Nederland – door [eiseres] gehanteerde opzegtermijn tot en met 30 juni 2008 redelijkerwijs niet meer kon verkopen en waarom zij dat redelijkerwijs niet kon. Waar mogelijk zal zij haar stellingen met stukken en cijfers dienen te onderbouwen.
[eiseres] heeft nog aangevoerd dat Heudra enige tijd voor de opzegging niet is ingegaan op [eiseres]s voorstel de voorraad te vernieuwen. Dat moge zo zijn, dat doet aan het oordeel dan [eiseres] redelijkerwijs gehouden kan zijn de voorraad geheel of gedeeltelijk terug te nemen niet af. Heudra behoefde niet met het oog op een mogelijke opzegging de voorraad te vernieuwen. Bovendien had [eiseres], indien Heudra wel op dat aanbod zou zijn ingegaan, dan ook de verouderde modellen teruggenomen.
[eiseres] heeft wel terecht aangevoerd dat bij de ontbinding de historische waarde van de voorraad in aanmerking dient te worden genomen. Met andere woorden, wanneer de koopovereenkomsten met betrekking tot de frezen die Heudra nog op voorraad heeft, worden ontbonden, dient [eiseres] de bedragen terug te betalen die Heudra destijds aan [eiseres] heeft voldaan.
Heudra zal zich er bij haar akte – met stukken onderbouwd - over moeten uitlaten, of haar vordering daaraan aanpassing behoeft en zo ja, in welke zin.
4.21. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
in conventie en in reconventie
5.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 13 mei 2009 voor het nemen van een akte door Heudra over hetgeen is vermeld onder 4.17./4.18. en 4.20,
5.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E.B. ter Heide en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2009.