ECLI:NL:RBARN:2009:BI0603

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
9 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/900248-08 en 05/517187-08
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop en bezit van harddrugs en vuurwapens door verdachte met inzet van minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de rechtbank Arnhem op 9 april 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die gedurende een periode van ruim vier jaar actief en veelvuldig handelde in harddrugs. De verdachte had aanzienlijke hoeveelheden verschillende soorten drugs in zijn woning en zette zijn twee minderjarige zoons in om deze drugs te verkopen. De rechtbank achtte dit gedrag uiterst laakbaar, aangezien de kinderen hierdoor werden blootgesteld aan onaanvaardbare risico's. Daarnaast werden er vuurwapens met munitie aangetroffen in de slaapkamers van de kinderen, wat de zorgwekkende situatie verder onderstreept. De rechtbank oordeelde dat de wijze waarop de verdachte de strafbare feiten heeft begaan, uiterst strafwaardig is. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes jaar geëist, en de rechtbank oordeelde dat er geen strafverlagende factoren aanwezig waren. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een aantal tenlastegelegde feiten, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet, evenals de Wet Wapens en Munitie.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummer : 05/900248-08 + 05/517187-08
Datum zitting : 13 juni 2008, 4 augustus 2008, 6 oktober 2008, 21 november 2008, 13 februari 2009 en 27 maart 2009
Datum uitspraak : 9 april 2009
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in P.I. Arnhem - De Berg, Arnhem Noord, Wilhelminastraat 16
Arnhem.
Raadsman : mr. R.E.F. Bergwerf Bok, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
Onder parketnummer 05/900248-08
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 maart 2003
t/m 07 maart 2008 te Doesburg en/of elders in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, en/of/althans alleen, meermalen, althans
eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd
en/of verstrekt aan M.E. [betrokkene1] en/of P.J.G. [betrokkene2] en/of D. [betrokkene3] en/of
M. [betrokkene4] en/of J.W.K. van [betrokkene5] en/of M. van [betrokkene6] en/of W.L. [betrokkene7]
en/of J.F. [betrokkene8] en/of R. [betrokkene9] en/of W. [betrokkene10] en/of S.J. [betrokkene11]
M. [betrokkene12] en/of B. van [betrokkene6] en/of een of meer ander(e) persoon/personen, in
elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld
in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 07 maart 2008 te Doesburg, in een woning aan de [adres]
aldaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 4771,34 gram, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 5725,18 gram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, en/of
ongeveer 3212 pillen, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende
MDMA (zogenaamde XTC), zijnde cocaine en/of amfetamine en/of MDMA (telkens)
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 08 maart 2008 te Arnhem, in een woning aan de [adres] aldaar, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 45 pillen, in elk geval
een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
Onder parketnummer 05/517187-08
1.
hij op of omstreeks 07 maart 2008 te Doesburg, in een woning aan de [adres] aldaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
voorhanden heeft gehad een of meer vuurwapens van categorie III en/of munitie
van categorie III, te weten:
- een gaspistool, merk Umarex, type Walther P88, kal. 9 mm. en/of
- een pistool, merk BBM, type 315 auto, kal. 6.35 mm. en/of
- een revolver, merk Smith&Wesson, type 617, kal. .22LR en/of
- 5 patronen met CS-gas (traangas), kal. 9 mm. en/of
- 4 volmantelpatronen, kal. 6.36 mm. en/of
- een hoeveelheid patronen, kalibers .22LR en/of 9 mm. en/of 7.65 mm. en/of
6.35 mm.
(zie blz. 3669 e.v.)
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
2.
hij op of omstreeks 07 maart 2008 te Doesburg, in een woning aan de [adres]
aldaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
voorhanden heeft gehad (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten:
- een gaswapen (balletjespistool) merk ASGK, model Colt Government en/of
- een luchtwapen (balletjespistool) merk ASGK, model Sig Sauer P-228,
zijnde (een) voorwerp(en) vermeld op lijst a of lijst b van de bij de Regeling
Wapens en Munitie behorende bijlage I;
(zie blz. 3669 e.v.)
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
3.
hij op of omstreeks 07 maart 2008 te Doesburg, in een woning aan de [adres]
aldaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
voorhanden heeft gehad een wapen van categorie I onder 7°, te weten een
nabootsing van een pistool, dat door zijn vorm en afmetingen een sprekende
gelijkenis vertoonde met een pistool merk Mondial, model Roger;
(zie blz. 3669 e.v.)
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
4.
hij op of omstreeks 07 maart 2008 te Doesburg, in een woning aan de [adres]
aldaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
voorhanden heeft gehad een wapen van categorie I onder 1°, te weten een
vlindermes met een lemmet langer dan 9 cm. en/of voorzien van een stootplaat;
(zie blz. 3669 e.v.)
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
5.
hij op of omstreeks 07 maart 2008, te Doesburg, althans in Nederland, een
voorwerp(en), te weten diverse geldbedragen, in totaal EUR 165.580,55, althans
enig geldbedrag, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen
en/of omgezet, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp(en) -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 27 maart 2009 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. R.E.F. Bergwerf Bok, advocaat te Arnhem.
Ter terechtzitting van 27 maart 2009 zijn de zaken van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem, onder bovenstaande parketnummers bij afzonderlijke dagvaardingen aanhangig gemaakt, gevoegd behandeld.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder 4 van parketnummer 05/517187-08 tenlastegelegde feit en heeft voorts geëist dat verdachte ter zake van de onder 1, 2 en 3 onder parketnummer 05/900248-08 tenlastegelegde feiten en de onder 1, 2, 3 en 5 onder parketnummer 05/517187-08 tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen goederen conform de door haar overgelegde lijst met goederen verbeurd worden verklaard, onttrokken worden aan het verkeer dan wel worden teruggegeven aan de rechthebbenden.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Vrijspraak
Onder parketnummer 05/517187-08
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden hetgeen verdachte onder 4 is tenlastegelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1 van parketnummer 05/900248-08:
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft in de periode 1 januari 2006 tot en met 7 maart 2008 tezamen en in vereniging met zijn zoons, [zoon1] en [zoon2] gehandeld in cocaïne. Verdachte en zijn zoons verkochten en leverden de drugs af aan M.E. [betrokkene1] , P.J.G. [betrokkene2] , D. [betrokkene3] , M. [betrokkene4] , J.W.K. van [betrokkene5] , M. van [betrokkene6] , W.L. [betrokkene7] , J.F. [betrokkene8] , R. [betrokkene9] , W. [betrokkene10] , S.J. [betrokkene11] en M. [betrokkene12] en ze vervoerden de drugs.
Het standpunt van de officier van justitie
Verdachte heeft zich in de periode van 1 januari 2004 tot en met 7 maart 2008 tezamen en in vereniging schuldig gemaakt aan het verstrekken en verkopen van cocaïne aan de in de tenlastelegging genoemde personen. De zoon van verdachte, [zoon1], verklaarde dat hij in 2004 al met zijn vader meeging om drugs te verkopen. Daarnaast verklaarden getuigen [betrokkene11] en Van [betrokkene5] dat zij in 2004 al cocaïne kochten bij verdachte.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde periode van 1 januari 2004 tot 1 april 2006, nu het dossier voor die periode geen wettig en overtuigend bewijs bevat.
De beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich vanaf 2004 heeft bezig gehouden met de handel in cocaïne. De rechtbank komt daartoe op grond van de inhoud van de volgende verklaringen.
De zoon van verdachte, [zoon1], geboren op 3 september 1991, verklaarde op 8 maart 2008 dat hij 13 jaar oud was toen hij voor het eerst met zijn vader meeging. Hij wist toen nog niet helemaal waar het om ging. Een jaar later, toen hij 14 was, ging hij zich actief bezig houden met de handel in harddrugs.
Getuige J.W.K. van [betrokkene5] verklaarde dat hij vanaf 2003 cocaïne kocht bij verdachte of bij zijn zoons.
Getuige W.L. [betrokkene7] verklaarde dat hij vanaf 2005 tot een maand of vijf voor zijn verhoor cocaïne kocht bij de zoons van verdachte. Het was voor hem duidelijk dat de zoons de drugs niet zelfstandig verkochten, maar dat zij dit deden in opdracht van hun vader.
Getuige S.J. [betrokkene11] verklaarde dat hij vanaf 2004 regelmatig cocaïne kocht bij verdachte en vanaf 2005 bij de zoon van verdachte, [zoon1].
De conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2004
t/m 07 maart 2008 te Doesburg en/of elders in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, en/of/althans alleen, meermalen, althans
eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd
en/of verstrekt aan M.E. [betrokkene1] en/of P.J.G. [betrokkene2] en/of D. [betrokkene3] en/of
M. [betrokkene4] en/of J.W.K. van [betrokkene5] en/of M. van [betrokkene6] en/of W.L. [betrokkene7]
en/of J.F. [betrokkene8] en/of R. [betrokkene9] en/of W. [betrokkene10] en/of S.J. [betrokkene11]
en M. [betrokkene12] en/of B. van [betrokkene6] en/of een of meer ander(e) persoon/personen, in
elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld
in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Ten aanzien van feit 2 van parketnummer 05/900248-08:
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 7 maart 2008 troffen verbalisanten bij een doorzoeking van de woning aan de [adres] te Doesburg verschillende soorten drugs aan, te weten ongeveer 4771,34 gram cocaïne, ongeveer 5725,18 gram amfetamine en ongeveer 3212 XTC-pillen. Verdachte had deze drugs in de betreffende woning neergelegd en hij had de beschikkingsmacht over de drugs.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn ex-echtgenote en zijn kinderen [zoon1] en [zoon2], verschillende soorten drugs in de woning aan de [adres] voorhanden heeft gehad. Verdachte had de drugs in die woning neergelegd en hij had de beschikkingsmacht over die drugs. Nu zijn ex-echtgenote en zijn kinderen hiervan af wisten, kunnen zij worden aangemerkt als medeplegers van dit feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het medeplegen zoals is tenlastegelegd, enkel ziet op verdachtes ex-echtgenote. Zij kan echter niet als medepleger worden aangemerkt, nu zij geen wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs in haar woning. Verdachte praatte namelijk nergens over met haar.
De beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn ex-echtgenote,de medeverdachte [medeverdachte] de betreffende drugs voorhanden heeft gehad in de woning aan de [adres]. De rechtbank komt hiertoe op grond van het volgende.
De zoon van verdachte, [zoon1], verklaarde dat het bij hun thuis `normaal´ was dat er harddrugs aanwezig waren, het lag in de keuken. De drugs lagen tijdelijk in de woning van zijn moeder; zijn moeder was daar ook boos over. Zijn moeder had de drugs aangetroffen bij het schoonmaken.
De andere zoon van verdachte, [zoon2], verklaarde dat zijn vader ervoor zorgde dat er voldoende cocaïne in het tasje zat en dat het tasje altijd op het dressoir in de woonkamer van de woning aan de Hermaat stond. In de woning aan de Hermaat lagen op verschillende plaatsen cocaïne, onder andere in de vriezer en bij het achterraam. Zijn moeder wist dat hij en zijn broer handelden in cocaïne, de cocaïne lag ook in haar huis. Zijn moeder vond het helemaal niet leuk dat de drugs in haar woning lagen en ze heeft tegen zijn vader gezegd dat hij de drugs weg moest halen.
Gelet op de inhoud van de verklaringen van de twee zoons, kan het niet anders dan dat [medeverdachte] wetenschap had van de aanwezigheid van verschillende drugs in haar woning aan de Hermaat en deze zich aldus ook in haar machtssfeer bevonden. Dit geldt naar het oordeel van de rechtbank niet voor hun minderjarige kinderen. Dit levert een bewuste en nauwe samenwerking van verdachte en diens ex-echtgenote op.
De conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 07 maart 2008 te Doesburg, in een woning aan de [adres] aldaar, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 4771,34 gram, van een materiaal bevattende cocaïne en ongeveer 5725,18 gram, van een materiaal bevattende amfetamine, en ongeveer 3212 pillen, van een materiaal bevattende MDMA (zogenaamde XTC), zijnde cocaïne en amfetamine en MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
Ten aanzien van feit 3 van parketnummer 05/900248-08:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering, en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, zijnde:
• De bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 27 maart 2009;
• Het proces-verbaal betreffende het testen en wegen van drugs, d.d. 9 maart 2009, p. 4317-4318.
De conclusie:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 08 maart 2008 te Arnhem, in een woning aan de [adres] aldaar, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 45 pillen, van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 van parketnummer 05/517187-08:
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 7 maart 2008 in Doesburg in de woning aan de [adres] meerdere (vuur)wapens voorhanden gehad. Het ging om een gaspistool, merk Umarex, type Walther P88, kal. 9 mm, een pistool, merk BBM, type 315 auto, kal. 6.35 mm, een revolver, merk Smith&Wesson, type 617, kal. .22LR, 5 patronen met CS-gas (traangas), kal. 9 mm,
4 volmantelpatronen, kal. 6.35 mm, een hoeveelheid patronen, kalibers .22LR, 9 mm, 7.65 mm, 6.35 mm, een gaswapen (balletjespistool) merk ASGK, model Colt Government, een luchtwapen (balletjespistool) merk ASGK, model Sig Sauer P-228 en een
nabootsing van een pistool, dat door zijn vorm en afmetingen een sprekende
gelijkenis vertoonde met een pistool merk Mondial, model Roger.
Het vuurwapen, merk BBM, model 315 auto + houder met 4.22 patronen bevonden zich in een geldkist op zolder. Het vuurwapen (gas-alarm), walter P88 9mm compact, zilverkleurig en 5 patronen 9mm, merk PB bevonden zich in de eetkamer. Patronen .22 en 9mm bevonden zich in het halletje achterzijde. Het balletjespistool zilverkleurig en de revolver Smith & Wesson bevonden zich in de slaapkamer van [zoon1], evenals een doosje munitie 50 patronen .22 mm.
Het standpunt van de officier van justitie
Verdachte heeft de wapens zelf in de woning neergelegd en hij had wetenschap van de wapens. Dit brengt met zich dat verdachte de wapens voorhanden heeft gehad. Het ging in kwestie om echte vuurwapens met bijbehorende munitie, om balletjespistolen en een nabootsing.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft medegepleegd met zijn twee zoons, [zoon1] en [zoon2]. Hij heeft de wapens enkel aan zijn zoons gegeven om weg te leggen. Daarnaast blijkt uit de bewezenverklaring in de strafzaak tegen [zoon1] dat deze het wapen alleen voorhanden had.
De beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn twee zoons, [zoon1] en [zoon2], de tenlastegelegde (vuur)wapens en munitie voorhanden heeft gehad.
Verdachte verklaarde zelf hieromtrent dat hij de wapens en munitie aan zijn zoons had gegeven tijdens de verhuizing om de wapens op te bergen in het huis aan de Hermaat. De balletjespistolen waren van zijn zoons, maar verdachte neemt de volle verantwoordelijkheid voor de aanwezigheid van deze wapens.
[zoon2] verklaarde hieromtrent dat hij zelf een balletjespistool op veerspanning had; hij weet alleen niet meer waar het lag in de woning. Dit pistool had hij al heel lang, hij had het een keer gevonden in zijn slaapkamer. [zoon1] had een balletjespistool op gasdruk. [zoon2] had op zijn slaapkamer op zolder ook een echt pistool liggen. Dat had hij ooit van zijn vader gekregen om weg te leggen; het pistool was dan ook van zijn vader.
[zoon1] verklaarde hieromtrent dat hij zo’n anderhalve week geleden een revolver had gezien. Verdachte had dat wapen op [zoon1]’s kamer gelegd omdat hij moest verhuizen.
Uit de inhoud van deze verklaringen volgt dat verdachte en zijn zoons wetenschap hadden van de wapens en de munitie die in woning aan de Hermaat lagen. De balletjespistolen waren feitelijk van de zoons, maar verdachte acht zich verantwoordelijk voor de aanwezigheid van deze wapens; verdachte heeft ter terechtzitting eveneens verklaard dat hij die balletjespistolen in de woning heeft neergelegd. De zoons hebben vuurwapens in opdracht van vader op hun slaapkamer bewaard. Verder bevonden de wapens en de munitie zich open en bloot in de woning.
De conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 07 maart 2008 te Doesburg, in een woning aan de [adres]
aldaar, tezamen en in vereniging met anderen, voorhanden heeft gehad een of meer vuurwapens van categorie III en/of munitie van categorie III, te weten:
- een gaspistool, merk Umarex, type Walther P88, kal. 9 mm. en
- een pistool, merk BBM, type 315 auto, kal. 6.35 mm. en
- een revolver, merk Smith&Wesson, type 617, kal. .22LR en
- 5 patronen met CS-gas (traangas), kal. 9 mm. en
- 4 volmantelpatronen, kal. 6.35 mm. en
- een hoeveelheid patronen, kalibers .22LR en/of 9 mm. en/of 7.65 mm. en/of
6.35 mm.
2.
hij op 07 maart 2008 te Doesburg, in een woning aan de [adres]
aldaar, tezamen en in vereniging met anderen,
voorhanden heeft gehad (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten:
- een gaswapen (balletjespistool) merk ASGK, model Colt Government en
- een luchtwapen (balletjespistool) merk ASGK, model Sig Sauer P-228,
zijnde (een) voorwerp(en) vermeld op lijst a of lijst b van de bij de Regeling
Wapens en Munitie behorende bijlage I;
3.
hij op 07 maart 2008 te Doesburg, in een woning aan de [adres]
aldaar, tezamen en in vereniging met anderen, voorhanden heeft gehad een wapen van categorie I onder 7°, te weten een nabootsing van een pistool, dat door zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een pistool merk Mondial, model Roger;
Ten aanzien van feit 5 van parketnummer 05/517187-08
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 7 maart 2008 te Doesburg diverse geldbedragen, in totaal € 151.000,-voorhanden gehad. Het geld was aangetroffen in het keukenkastje onder de spoelbak in een zwart polstasje en in een plastic tas van het Kruidvat.
Het standpunt van de officier van justitie
In het keukenkastje in de woning zijn gelden ten bedrage van € 151.000,- aangetroffen. Verdachte heeft deze gelden zelf in de woning neergelegd; hij had dus de beschikkingsmacht over de gelden. Daarnaast zijn in de woning diverse (vuur)wapens en hoeveelheden drugs aangetroffen. Verdachte handelde ook in drugs en hij ging om met mensen die in drugs handelden. Dit maakt het hoogst waarschijnlijk dat de gelden niet legaal waren. Verdachte heeft derhalve de gelden voorhanden gehad terwijl hij wist dat die gelden afkomstig waren uit enig misdrijf.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft niet willens en wetens gelden witgewassen nu hij niet wist dat de gelden afkomstig waren uit enig misdrijf.
De beoordeling
Vereist is dat verdachte wist dat de gelden die hij voorhanden had afkomstig waren uit enig misdrijf. Hieronder is voorwaardelijk opzet begrepen. Verdachtes wetenschap van het specifieke misdrijf is niet vereist. Verdachte heeft over de twee geldbedragen die zijn aangetroffen in het keukenkastje verklaard dat deze niet van hem zijn. Hij bewaarde de gelden voor iemand anders die naar het buitenland moest. De gelden bestonden voor het grootste deel uit briefjes van € 50,-. De kans bestond dat een deel van het geld met drugs was verdiend, aldus verdachte. Verdachte had de gelden samen met de aanwezige drugs in bewaring. Gelet op de inhoud van verdachtes verklaring in deze, is de rechtbank van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de gelden die hij voorhanden had afkomstig waren uit enig misdrijf. Niet van belang hierbij is of deze gelden van hem zelf waren of van een onbekend gebleven persoon. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
De conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 07 maart 2008, te Doesburg, voorwerp(en), te weten diverse geldbedragen, in totaal EUR 151.000,-, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp(en) -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 van parketnummer 05/900248-08
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2 van parketnummer 05/900248-08
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 3 van parketnummer 05/900248-08
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder C, van de Opiumwet gegeven verbod
Ten aanzien van feit 1 van parketnummer 05/517187-08
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, strafbaar gesteld bij artikel 55, derde lid, sub a, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feiten 2 en 3 van parketnummer 05/517187-08, telkens
Medeplegen van handelen in strijd met een in artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 5 van parketnummer 05/517187-08:
Witwassen
4b. De strafbaarheid van de feiten
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte in een kleine gemeente een langdurige en omvangrijke handel in harddrugs heeft gehad. In deze handel heeft hij een reeks ernstige misdrijven gepleegd. Verdachte is eerder voor drugsgerelateerde strafbare feiten veroordeeld. Verdachte heeft zonder enige schaamte zijn minderjarige kinderen in deze handel ingezet, daarbij heeft hij zijn kinderen blootgesteld aan grote risico’s. Wapens en drugs maakten deel uit van het dagelijkse leven van het gezin. Deze omstandigheden rechtvaardigen dan ook een langdurige gevangenisstraf. De officier van justitie acht een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar passend.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte veel spijt heeft van hetgeen is gebeurd. Hij is eerder voor drugsgerelateerde feiten veroordeeld, maar hij is in 2006 weer begonnen met de handel in drugs. In 2007 wilde hij hiervan loskomen en hij heeft ook een baan gehad. De afnemers bleven hem echter bellen en omdat zij hem zoveel belden, heeft hij zijn kinderen ingezet. Verdachte hoopt dat hij mag terugkomen in het gezin; zijn kinderen zijn namelijk erg aan hem gehecht. Een gevangenisstraf van 3 tot 4 jaar doet recht aan deze strafbare feiten.
De beoordeling
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, d.d. 10 februari 2009, een adviesrapport van Reclassering Nederland, Unit Utrecht-Arnhem, d.d. 10 maart 2008, een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, Unit Utrecht-Arnhem, d.d. 10 juni 2008 en een in het kader van de gedane verzoeken tot opheffing cq schorsing voorlopige hechtenis in opdracht van Van Vlijmen & Bergwerf Bok opgemaakt rapport, opgemaakt door P.R. Lageveen, forensisch maatschappelijk werker, d.d. 2 september 2008, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft gedurende ruim vier jaar actief en veelvuldig gehandeld in harddrugs. Hij had zeer grote hoeveelheden van verschillende soorten drugs in zijn woning aanwezig en hij had veel afnemers. Om de drugs aan de vele afnemers te verkopen heeft hij twee van zijn minderjarige zoons ingezet, hetgeen de rechtbank uiterst laakbaar acht. Deze kinderen hebben vanaf jonge leeftijd bijna dagelijks drugs verkocht voor hun vader, daarmee heeft verdachte hen blootgesteld aan onaanvaardbare risico’s die handel in drugs met zich brengt. De kinderen vonden het normaal dat hun dagelijkse leven beheerst werd door deze handel.
Daarnaast had verdachte vuurwapens met munitie op de slaapkamers van zijn kinderen neergelegd. Zijn instelling hierin is op z’n minst zeer zorgelijk te noemen. In de woning lagen overigens nog meer wapens.
De rechtbank is van oordeel dat de wijze waarop verdachte de strafbare feiten heeft begaan, uiterst strafwaardig en zorgwekkend is. Nu uit de opgemaakte rapporten en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, geen strafverlagende factoren blijken, acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar passend en geboden.
6a. De beslissing betreffende de inbeslaggenomen goederen
6a.1 De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals die zijn weergegeven op de lijst van bijlage I van dit vonnis, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet. De unieke volgnummers verwijzen naar de bijlage I. (p. 71-95 van het strafdossier):
6-3, 7-2, 8-1, 10-1, 12-1, 17-1, 18-1, 20-73, 21-430, 22-223, 23-459, 24-1107, 25-980, 26-5, 27-1, 28-1, 29-1, 30-1, 31-1, 32-1, 33-1, 34-1, 35-1, 36-1, 37-1, 39-1, 88-1, 89-1, 90-1, 91-1, 92-1, 93-1, 105-2, 106-3, 107-9, 108-5, 109-1, 115-7, 116-1, 117-1, 118-1, 119-1, 121-4, 122-1, 123-1, 124-1, 125-1, 126-1, 127-1, 128-1, 129-1, 130-1, 149-1, 154-25, 167-45, 168-1, 169-2 en 171-1.
6a.2 Daarnaast dienen tevens te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet:
• 1 vuurwapen, BBM 315 auto;
• 1 munitie (anders) 6.35 mm;
• 1 vuurwapen (anders) walter p88 9mm compac;
• 15 munitie (anders) .22;
• 25 munitie (anders) .22;
• 40 munitie (anders) 9mm;
• 1 revolver Smith&Wesson;
• 50 munitie (anders) .22;
• 1 munitie (anders) scherpe patroo
6a.3 De volgende inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven goederen betreffen voorwerpen, zoals die zijn weergegeven in de lijst van bijlage I van dit vonnis, met behulp waarvan de feiten zijn begaan of voorbereid en/of voorwerpen door middel van de strafbare feiten zijn verkregen. De rechtbank zal deze voorwerpen verbeurd verklaren. De unieke volgnummers verwijzen naar de bijlage I. (p. 71-95 van het strafdossier):
55-1, 57-1, 68-1, 132-1, 135-1, 146-1, 147-1, 153-1, 155-1, 157-1, 160-1 en 170-1.
6a.4 De rechtbank overweegt dat de na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, waarvan nog niet is vastgesteld aan wie zij toebehoren, voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan. De rechtbank zal deze voorwerpen verbeurd verklaren.
• € 151.000,- (honderdéénenvijftig duizend euro).
6a.5 De rechtbank is van oordeel dat de volgende inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld in de lijst van bijlage I van dit vonnis, toebehoren aan de verdachte, dan wel de rechthebbende en aan verdachte of de rechthebbende zullen moeten worden teruggegeven. De unieke volgnummers verwijzen naar de bijlage I. (p. 71-95 van het strafdossier):
1-1, 4-1, 5-1, 13-1, 14-4, 15-1, 16-1, 41-1, 42-1, 43-1, 76-3, 77-1, 78-1, 79-1, 82-1, 85-1, 86-1, 95-2, 96-1, 97-1, 98-3, 99-1, 100-1, 101-1, 102-1, 112-2, 131-1, 133-1, 156-1, 159-4, 161-1, 162-1, 163-1, 164-2, 165-1, 172-1,
6a.6 De rechtbank is van oordeel dat de volgende inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, toebehoren aan de verdachte, dan wel de rechthebbende en aan verdachte of de rechthebbende zullen moeten worden teruggegeven.
• € 14.580,55 (veertienduizend vijfhonderdtachtig euro en vijfenvijftig eurocent);
• 70 Engelse ponden;
• 900 Tsjechische kronen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 47, 57, 91 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10 en 13 van de Opiumwet en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder 4 van parketnummer 05/517187-08 tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde strafbare feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4a.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaar.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zoals vermeld onder punt 6a.1 en 6a.2.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zoals vermeld onder punt 6a.3 en 6a.4.
Beveelt de teruggave aan de rechthebbende(n) van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zoals vermeld onder punt 6a.5 en 6a.6.
Aldus gewezen door:
mr. G. Perrick, als voorzitter,
mr. C.N. Dijkstra, rechter,
mr. E.G. Smedema, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.P.H. Brinkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 april 2009.