zaaknummer / rolnummer: 176276 / HA ZA 08-1757
de naamloze vennootschap
INTERPOLIS VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Zeist,
eiseres,
advocaat mr. A.C. van Schaick te Tilburg,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
0800 INBRAAK B.V.,
h.o.d.n. [ ] INBRAAKPREVENTIE,
gevestigd te Barneveld,
gedaagde,
advocaat mr. J.J.H. Post te Barneveld.
Partijen zullen hierna Interpolis en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 november 2008
- het proces-verbaal van comparitie van 3 februari 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Interpolis en de Nederlandse Brandwondenstichting (hierna te noemen de Brandwondenstichting) hebben in mei 2007 een overeenkomst gesloten in verband met de organisatie van een gezamenlijke actie in oktober 2007. De Brandwondenstichting zou in oktober 2007 de eerste 8.000 nieuwe donateurs een gratis rookmelder aanbieden. Deze rookmelders zouden worden geïnstalleerd door “mannetjes” van Interpolis. Interpolis beoogde daarmee haar imago te versterken.
2.2. In september 2007 heeft er een bespreking plaatsgevonden waarbij, naast mevrouw [betrokkene namens Interpolis] (namens Interpolis) en (een vertegenwoordiger van) de Brandwondenstichting, in elk geval ook aanwezig waren de heer [gedaagde] (directeur van [gedaagde]), de heer [betrokkene 1] (namens Nauta B.V.) en de heer [betrokkene 2] (namens Achmea Schade Service). Tijdens deze bijeenkomst hebben Interpolis en [gedaagde] afgesproken dat [gedaagde] bij nieuwe donateurs van de Brandwondenstichting rookmelders zou gaan ophangen.
2.3. Naar aanleiding van de hiervoor genoemde bespreking heeft de heer [gedaagde] op 19 september 2007 aan mevrouw [betrokkene namens Interpolis] een email gestuurd met daarin een “opzet over het verloop van de actie”. In de door hem opgestelde bijlage is onder meer het volgende opgenomen:
Rookmelderactie BWS/Interpolis
Montageadressen
Per 1 november, of eerder, worden alle montageadressen aangereikt, zoveel mogelijk voorzien van e-mailadressen.
1. Heeft de klant de rookmelder al?
2. Of heeft het mannetje de rookmelder?
Agenda
1 november is de omvang bekend en in welke gebieden. Hierop worden meer mannetjes gemobiliseerd. 8 november zijn deze ook gebrieft en zijn kleding maten bekend. Rond 15 november starten we met montage.
Afspraken maken/werktijden/duur
1 november of eerder krijgt BIP de adressen aangeleverd. Deze worden verdeeld over de postcodegebieden en aangereikt aan de monteurs in deze gebieden. De monteurs maken zelf de routing. Het streven is om 25 adressen per dag te doen. De werkzaamheden worden van maandag t/m zaterdag in overleg met de klant uitgevoerd. De werktijden zijn van 08:00 tot 21:00 uur. Voor 30 december 2007, dienen alle opdrachten te zijn uitgevoerd, behoudens diegene waar geen afspraak mee te maken was.
2.4. De Brandwondenstichting is haar wervingsactie voor nieuwe donateurs gestart op 6 oktober 2007. De actie heeft in eerste instantie 1.462 nieuwe donateurs opgeleverd die gebruik wilden maken van het aanbod om gratis een rookmelder op te laten hangen. Een aantal van hen heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid om daarnaast nog een extra rookmelder te kopen en te laten ophangen.
2.5. Op 22 november 2007 heeft mevrouw [betrokkene namens Interpolis] een email aan de heer [gedaagde] verzonden in verband met de planning. Zij schrijft daarin onder meer het volgende:
Bedankt voor de update van deze planning.
Je geeft aan dat er een dag of drie gebeld zal moeten worden en dat jullie gisteren zijn begonnen.
Betekent dit dat vrijdag iedereen gebeld zal zijn?
De reden dat het wel heel spannend is dat iedereen deze week is gebeld, is dat de Brandwondenstichting aanstaande maandag begint met het incasseren van geld. Als de mensen dan nog niets hebben gehoord over het plaatsen van de rookmelder komt dit onvriendelijk over. Dat willen de BWS en wij beiden niet.
Kun je [betrokkene] (zie cc) en mij bevestigen of de planning haalbaar is dat iedereen is gebeld en de BWS maandag begint met incasseren?
2.6. De heer [gedaagde] heeft per email van dezelfde datum als volgt gereageerd:
Op dit moment mogen we ervan uit gaan dat iedereen voor maandag gebeld is.
Ik heb een kleine 100 adressen die in uithoeken zitten en niet in een rit passen. Die worden door ons gebeld of ik stuur er morgen een briefje uit.
2.7. [gedaagde] heeft op 3 december 2007 een factuur verzonden voor een bedrag van EUR 27.885,75 inclusief btw. Interpolis heeft deze factuur voldaan.
2.8. Op 4 december 2007 heeft de heer [gedaagde] opnieuw een email gestuurd aan mevrouw [betrokkene namens Interpolis] met betrekking tot de planning:
Inventarisatie geeft aan dat:
Het Noorden nog gebeld moet worden. (170) start deze week.
Regio zuid_Limburg nog gebeld moet worden. (82)
Alle overige regio’s zijn voor 85% afspraken gemaakt.
Suggestie
Wel een brief sturen met een algemene uitleg over vertraging wegens succes….
Alle mails en nagekomen een brief sturen.
Alle urgente problemen direct verwerken.
Alle mannetjes zijn er op gericht dit jaar het project af te sluiten.
2.9. Op deze email heeft mevrouw [betrokkene namens Interpolis] dezelfde dag weer per email gereageerd:
Eerlijk gezegd valt het me erg tegen dat er toch nog zoveel mensen zijn die niets gehoord hebben.
Na ons gesprek van vrijdag dacht ik dat het er beter voor stond.
Bij [betrokkene] is vandaag al een opzegging binnengekomen. Dit komt niet overeen met de kwaliteit die we vanuit de Brandwonden Stichting en Interpolis (en ook [gedaagde]) willen geven.
We zijn het vertrouwen kwijt dat het goed komt zoals we alles nu hebben afgesproken
In jouw inventarisatie mis ik hoeveel mensen er wel al een rookmelder hebben.
Kunnen we er écht van op aan dat mensen dit jaar de rookmelder ontvangen?
Actie BWS
De Brandwonden Stichting stuurt alle mensen die een rookmelder willen hebben opgehangen een brief. Deze brief moet morgen worden verstuurd.
De verwachting van Interpolis en de Brandwonden Stichting is, dat [gedaagde] de kosten voor de brief zal dragen.
Actie ([gedaagde])
Ik wil een overzicht van het aantal mensen van wie de rookmelder al is opgehangen. De mails die je gisteren van mij hebt gekregen én de mails die je eerder van [betrokkene] hebt ontvangen wil ik zo snel mogelijk (uiterlijk deze week!) opgelost hebben. Daarnaast moeten de afspraken nu met spoed gemaakt worden zoals we eerder hadden afgesproken.
(…)
Graag vrijdag weer inzicht in ophangen/planning + rookmelderadministratie.
2.10. Op 5 december 2007 heeft de Brandwondenstichting een brief verzonden aan alle nieuwe donateurs waarin zij hen heeft geïnformeerd over de vertraging bij het ophangen van de rookmelders.
De Brandwondenstichting heeft de kosten die gepaard zijn gegaan met de verzending van deze brieven (EUR 1.523,00) aan Interpolis in rekening gebracht. Interpolis heeft aan [gedaagde] bericht dat zij slechts de helft van dit bedrag voor haar rekening wilde nemen. In haar email van 6 december 2007 aan de heer [gedaagde] schrijft mevrouw [betrokkene namens Interpolis] daarover het volgende:
Probleem
Mensen informeren conform planning in de brief. Die we wel hebben besproken met elkaar. Wat ik zelf niet goed heb gedaan is de afspraken na onze gezamenlijke afspraak bevestigen. Hierdoor bestond bij [gedaagde] een ander beeld van de planning dan Interpolis en de Brandwonden Stichting hadden. Dit heb ik weliswaar half november met (de heer [gedaagde]) besproken maar toen had hij zijn werkwijze in gang gezet.
Dit betekent dat het informeren van mensen niet gebeurt zoals is afgestemd met de Brandwonden Stichting.
En we daardoor veel vragen krijgen via de mailbox en telefoon.
Oplossing
- De Brandwonden Stichting heeft aangegeven dat ze een brief aan alle nieuwe donateurs gaan sturen om hen te informeren dat ze wellicht later worden gebeld dan afgesproken. (…)
- (…)
- (de heer [gedaagde]) gaat alle mensen bellen die ons hebben gemaild (en gebeld). Verder gaat hij verder met het ophangen van de rookmelders.
Deze oplossingen moeten er toe leiden dat mensen weten waar ze aan toe zijn, niet meer bellen of mailen én tevreden zijn over het ophangen van de rookmelders. (…)
Kosten brieven
De kosten voor het versturen van de brieven betalen Interpolis en [gedaagde] samen. Ik vind het zelf namelijk niet fair van mezelf als ik (de heer [gedaagde]) alleen verantwoordelijk maak hiervoor. Ook ik heb dingen anders gedaan dan besproken.
2.11. Op 19 december 2007 heeft de heer [gedaagde] mevrouw [betrokkene namens Interpolis] geïnformeerd over de voortgang en aangegeven:
De 28e denkt iedereen de lijsten te hebben afgewerkt.
2.12. Op 31 december 2007 hebben de heer [gedaagde] en mevrouw [betrokkene namens Interpolis] afspraken gemaakt die door mevrouw [betrokkene namens Interpolis] per email van diezelfde datum zijn bevestigd:
Met (de heer [gedaagde]) heb ik net afspraken gemaakt over de rookmelderactie. Het merendeel van de rookmelders zijn gemonteerd. Enkele tientallen mensen kozen er zelf voor om de rookmelder na nieuwjaar op te laten hangen. Dat gebeurt dan deze week. Verder zijn er nog wat mensen die niet zijn bereikt. (De heer [gedaagde]) zorgt ervoor dat ook deze mensen worden gebeld. Eventueel stuurt hij ze een brief met de vraag of ze zelf contact op willen nemen.
2.13. In januari 2008 ontving Interpolis (wederom) berichten van nieuwe donateurs die aangaven dat ze nog niets over hun rookmelder hadden gehoord.
2.14. Interpolis heeft op 22 januari 2008 de overeenkomst met [gedaagde] met onmiddellijke ingang opgezegd.
2.15. Interpolis heeft vervolgens een derde ingeschakeld, De Vos Groep, om, voor zover mogelijk, nog rookmelders op te hangen die [gedaagde] niet had opgehangen.
3. Het geschil
3.1. Interpolis vordert samengevat - primair veroordeling van [gedaagde] tot betaling van EUR 63.958,91 en subsidiair tot gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst die Interpolis met [gedaagde] heeft gesloten met veroordeling van [gedaagde] tot (terug)betaling van EUR 11.698,89, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. Interpolis legt aan haar vordering ten grondslag de stelling dat [gedaagde] toerekenbaar is tekort geschoten in de nakoming van haar verbintenis doordat zij niet tijdig 1.462 rookmelders bij nieuwe donateurs van de Brandwondenstichting heeft opgehangen en omdat zij zich overigens bij de uitvoering van die verbintenis niet overeenkomstig de gemaakte afspraken heeft gedragen.
[gedaagde] was volgens Interpolis in verzuim. Volgens Interpolis was 31 december 2007 namelijk een fatale termijn in de zin van artikel 6:83 sub a BW. Overigens was [gedaagde] volgens Interpolis in verzuim op grond van de redelijkheid en billijkheid, omdat Interpolis vanaf 22 november 2007 zeer regelmatig heeft geklaagd over de ondeugdelijkheid en ontijdigheid van de prestaties van [gedaagde] en [gedaagde] even zo vaak heeft toegezegd dat zij haar prestatie op 31 december 2007 volledig contractconform zou hebben voltooid.
3.3. [gedaagde] voert verweer. Primair heeft [gedaagde] naar voren gebracht dat Interpolis niet ontvankelijk is nu [gedaagde] geen overeenkomst heeft gesloten met eiseres maar met NV Interpolis Schade, gevestigd te Tilburg.
Subsidiair heeft [gedaagde] gesteld dat er tussen partijen geen fatale termijn in de zin van artikel 6:83 onder a BW is overeengekomen. [gedaagde] stelt dat hij nooit in gebreke is gesteld zodat er van verzuim geen sprake kan zijn. Er was slechts sprake van een inspanningsverbintenis en daaraan heeft [gedaagde] voldaan. Er is geen tekortkoming in de nakoming aan de zijde van [gedaagde]. Bovendien is er volgens [gedaagde] sprake van overmacht en daardoor is de eventuele wanprestatie niet toerekenbaar. [gedaagde] concludeert dat zij dan niet gehouden kan worden schade te vergoeden aan Interpolis. Ontbinding is ook niet mogelijk nu er geen sprake is van verzuim, aldus [gedaagde].
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De eerste vraag die voorligt is of Interpolis ontvankelijk is. Deze vraag wordt bevestigend beantwoord. Nog daargelaten dat [gedaagde] de gemotiveerde stelling van Interpolis dat de overeenkomst met haar is gesloten omdat de actie die daaraan ten grondslag lag was bedoeld om juist haar merknaam te versterken en [gedaagde] deze stelling niet (voldoende) gemotiveerd heeft betwist, heeft Interpolis ook nog een voorwaardelijke incasso-opdracht overgelegd van N.V. Interpolis Schade aan eiseres. [gedaagde] heeft vervolgens ter comparitie erkend dat het mogelijk is dat Interpolis in elk geval (ook) op die grond in deze procedure als eiseres kan optreden.
4.2. Kern van het geschil tussen partijen betreft vervolgens de vraag of [gedaagde] in verzuim is geraakt en meer in het bijzonder of 31 december 2007 een fatale termijn was in de zin van artikel 6:83 sub a BW.
Bij de beantwoording van die vraag staat voorop dat een fatale termijn tussen partijen moet zijn overeengekomen of op grond van de redelijkheid en billijkheid voortvloeit uit de aard van de overeenkomst in verband met de omstandigheden van het geval (HR 4 oktober 2002, NJ 2003, 257).
Anders dan door Interpolis naar voren is gebracht, brengt het enkele gegeven dat er een bepaalde termijn voor de uitvoering van de werkzaamheden is gesteld (in dit geval 31 december 2007) dan ook niet zonder meer mee dat deze redelijkerwijs geen andere strekking kon hebben dan die van fatale termijn en dat het aan [gedaagde] is om te stellen en zo nodig te bewijzen dat het ging om een streefdatum. De enkele omstandigheid dat [gedaagde] heeft begrepen dat Interpolis een voor de voldoening bepaalde termijn heeft gesteld, betekent immers niet dat zij daarmee heeft ingestemd in die zin dat zij bij overschrijding ervan zonder ingebrekestelling in verzuim zou zijn. In dat verband is van belang dat als niet betwist vaststaat dat op voorhand duidelijk was dat [gedaagde] bij de uitvoering afhankelijk was van derden. [gedaagde] diende namelijk eerst een lijst met adressen te ontvangen van de Brandwondenstichting alvorens zij aan de uitvoering kon beginnen. Om de opdracht tijdig te kunnen uitvoeren moest die lijst wel correct en volledig zijn. Vervolgens was [gedaagde] ook nog afhankelijk van de (bereikbaarheid) van de nieuwe donateurs met wie zij een afspraak moest maken om de rookmelders op te kunnen hangen.
Deze afhankelijkheid van derden was ook voor Interpolis kenbaar. Zoals Interpolis ter comparitie heeft aangegeven is bij de bespreking in september 2007 uitdrukkelijk aan de orde gekomen dat om die reden uitzonderingen werden aanvaard op de datum van 31 december 2007. Mede gelet op de korte termijn (van drie maanden) waarbinnen de uitvoering door [gedaagde] diende plaats te vinden, mocht Interpolis er dan ook redelijkerwijs niet vanuit gaan dat [gedaagde] met de door Interpolis genoemde datum instemde.
Daarbij wordt opgemerkt dat, zoals Interpolis ook zelf erkent in haar email van 6 december 2007, de planning die Interpolis had afgesproken met de Brandwondenstichting (met als einddatum 31 december 2007) in elk geval ook niet de planning was waar [gedaagde] mee had ingestemd.
Aan het voorgaande doen de door Interpolis overgelegde emailberichten niet af. In haar emailberichten heeft [gedaagde] wel aangegeven dat zij er op was gericht om contact op te nemen met de nieuwe donateurs voor de door Interpolis genoemde datum maar in geen enkel bericht heeft zij ook daadwerkelijk toegezegd dat zij de donateurs op die datum allemaal zou hebben bereikt. [gedaagde] heeft ook nergens met zoveel woorden gezegd dat zij er mee instemde dat de rookmelders op 30 december 2007 waren opgehangen.
De conclusie dient dan ook te zijn dat het enkele stellen van een termijn in de onderhavige situatie onvoldoende was om [gedaagde] in verzuim te doen geraken.
4.3. Nu de problemen met de (nauwkeurigheid en volledigheid van de door de Brandwondenstichting overhandigde) lijst van nieuwe donateurs en de bereikbaarheid van die nieuwe donateurs voor Interpolis zelf aanleiding zijn geweest om met [gedaagde] in bespreking te blijven om mogelijke oplossingen te vinden en om op 31 december 2007 nieuwe afspraken over de termijn van uitvoering te maken, kan ook niet worden geconcludeerd dat op grond van de redelijkheid en billijkheid moet worden aangenomen dat 31 december 2007 een fatale termijn was.
4.4. Een en ander leidt tot de conclusie dat zich niet de situatie van artikel 6:83 sub a BW voordoet waarin verzuim zonder ingebrekestelling intreedt.
4.5. Tussen partijen is niet in geschil dat Interpolis [gedaagde] niet in gebreke heeft gesteld. De vraag is echter of dit zonder meer tot de conclusie moet leiden dat er dan geen sprake is van verzuim. Mede in verband met de hanteerbaarheid in de praktijk van het wettelijk stelsel kan een beroep op het ontbreken van een ingebrekestelling onder omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn of kan worden aangenomen dat op grond van redelijkheid en billijkheid een ingebrekestelling achterwege kan blijven en de schuldenaar zonder ingebrekestelling in verzuim is geraakt (HR 4 oktober 2002, NJ 2003, 257).
In dit verband is door Interpolis gesteld dat het gegeven dat Interpolis zeer regelmatig heeft geklaagd over de ondeugdelijkheid en ontijdigheid en [gedaagde] even zo vaak heeft toegezegd dat zij haar prestatie op 31 december 2007 volledig contractsconform zou hebben voltooid mee brengt dat [gedaagde] op grond van de redelijkheid en billijkheid in verzuim is.
4.6. Bij de beoordeling hiervan kan worden aangeknoopt bij hetgeen in de parlementaire geschiedenis met betrekking tot de artikelen 6:82 en 83 BW is opgemerkt:
De ter zake kundige schuldeiser die zich in alle opzichten zekerheid wil verschaffen en dit niet reeds deed door in zijn overeenkomst een termijn voor de nakoming te bedingen, kan zich alsnog beveiligen door overeenkomstig artikel 7 lid 1 een aanmaning uit te brengen. De wetgever dient echter de schuldeisers te hulp te komen in die gevallen dat een aanmaning in de gegeven omstandigheden niet voor de hand lag en het dan ook begrijpelijk is dat zij door hem achterwege is gelaten, terwijl de schuldenaar er ook niet op mocht rekenen nog een nadere termijn voor nakoming te krijgen. Anderzijds kan weer behoefte bestaan aan een zekere bescherming van de schuldenaar, in die gevallen waarin hij op zijn minst mag rekenen op een waarschuwing van de schuldeiser dat het deze inderdaad ernst is, alvorens de gevolgen van het verzuim intreden.
Gelet op deze ratio van de ingebrekestelling had het op de weg van Interpolis gelegen om, nadat zij op 31 december had ingestemd met het verschuiven van de einddatum zonder daarbij concreet een nieuwe datum af te spreken, aan [gedaagde] in elk geval in de loop van januari 2008 kenbaar te maken dat zij [gedaagde] voor uitvoering van de resterende werkzaamheden nog één laatste kans bood. Uit de email van 31 december 2007 blijkt hier echter niet van. Aan [gedaagde] wordt overgelaten om zelf te bepalen hoe en wanneer zij contact opneemt met mensen die nog niet zijn bereikt. Onder die omstandigheden gaat het niet aan om vervolgens, als er alsnog klachten en opzeggingen binnen komen van mensen die (nog) niet zijn bereikt, de contacten met [gedaagde] ineens te verbreken. Interpolis heeft weliswaar nog gesteld dat zij op 17 en 18 januari 2008 emails heeft verzonden waarin zij deze acute situatie aan de orde stelde en om een snelle oplossing vroeg, maar uit haar eigen stelling volgt al dat zij op die momenten nog steeds in gesprek wilde gaan met [gedaagde] over mogelijke oplossingen. Van een laatste waarschuwing blijkt niet. Dat brengt mee dat Interpolis zich er niet met vrucht op kan beroepen dat [gedaagde] in verzuim was op grond van de redelijkheid en billijkheid.
4.7. Interpolis heeft overigens nog gesteld dat [gedaagde] niet alleen is tekortgeschoten door niet tijdig de rookmelders op te hangen maar ook omdat zij zich overigens bij de uitvoering niet overeenkomstig de gemaakte afspraken heeft gedragen. Klaarblijkelijk doelt zij daarbij op de situatie dat [gedaagde] onaangekondigd bij donateurs is langs gegaan en bij die donateurs die zij niet thuis aantrof, een (standaard)briefje achterliet met de mededeling dat de rookmelder zou worden toegestuurd. Een andere omstandigheid die door Interpolis is genoemd is dat half januari 2008 bleek dat [gedaagde] aan Interpolis een vage, niet correcte lijst had overhandigd van adressen waar zij rookmelders had opgehangen. Wat er verder ook zij van de juistheid van deze stellingen, nu uit niets blijkt dat Interpolis [gedaagde] vervolgens ook over deze vermeende tekortkomingen heeft aangesproken, geldt dat zij daarop nu geen beroep kan doen.
4.8. Nu er geen sprake is geweest van verzuim van [gedaagde], kan zij ook niet worden verplicht de schade te vergoeden die Interpolis stelt te hebben geleden ten gevolge van haar tekortschieten. Dat geldt ook voor de gevorderde kosten ter beperking van aansprakelijkheid. De vordering tot schadevergoeding zal om die reden worden afgewezen.
4.9. Interpolis heeft subsidiair gevorderd om de overeenkomst partieel te ontbinden. Aangezien nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk was, is ontbinding pas mogelijk als de schuldenaar in verzuim is. Hiervoor is reeds overwogen dat er van verzuim van [gedaagde] geen sprake is. Dat brengt mee dat de gevorderde (partiële) ontbinding ook moet worden afgewezen.
4.10. Er is in deze procedure alleen plaats voor een toewijzing van de gevorderde helft van de kosten van verzending van de brieven van 5 december 2007 door de Brandwondenstichting aan nieuwe donateurs nu [gedaagde] heeft erkend dat die kosten voor haar rekening komen. Het gaat hierbij om een bedrag van EUR 761,50. Nu niet is betwist dat [gedaagde] wettelijke rente verschuldigd is vanaf 1 maart 2008 zal de gevorderde vergoeding daarvan vanaf die datum worden toegewezen.
4.11. Interpolis zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- vast recht EUR 1.405,00
- salaris advocaat 1.788,00 (2,0 punten × tarief EUR 894,00)
Totaal EUR 3.193,00
4.12. [gedaagde] heeft nog naar voren gebracht dat zij nakosten vordert omdat deze anders, indien zij in het gelijk wordt gesteld, niet executeerbaar zijn. Nu [gedaagde] recht heeft op vergoeding van haar proceskosten en zij daarom het vonnis moet executeren en overigens ook geen verweer is gevoerd door Interpolis, bestaat er aanleiding om de gevorderde nakosten toe te wijzen op de in het dictum vermelde wijze.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [gedaagde] om aan Interpolis te betalen een bedrag van EUR 761,50 (zevenhonderdéénenzestig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf 1 maart 2008 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt Interpolis in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 3.193,00,
5.3. veroordeelt Interpolis in de nakosten, aan de zijde van [gedaagde] bepaald op EUR 131,00 voor (na)salaris procureur, te vermeerderen, voor het geval betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden en nodig is geweest, met EUR 68,00 voor (na)salaris procureur en de daadwerkelijke betekeningskosten,
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2009.