ECLI:NL:RBARN:2009:BH9739

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
27 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
180730
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om gezag en omgangsregeling na opname moeder in revalidatiecentrum

In deze zaak heeft de Raad voor de Kinderbescherming een verzoek ingediend tot benoeming van een voogdes over twee minderjarigen, omdat de moeder sinds 26 oktober 2008 in een ziekenhuis verblijft vanwege trombose in de hersenen en momenteel in een revalidatiecentrum is opgenomen. De minderjarigen verblijven bij hun grootouders, die de zorg voor hen op zich hebben genomen. De grootouders hebben aangegeven tijdelijk voogdij te willen uitoefenen, maar de Raad stelt voor dat Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA) als voogdes wordt aangesteld om gezagsbeslissingen te kunnen nemen. De Raad heeft zorgen over de ontwikkeling van de minderjarigen, gezien de zorgelijke signalen uit het verleden en de impact van de afwezigheid van de moeder.

Tijdens de zitting op 18 maart 2009 heeft de moeder aangegeven dat het goed met haar gaat en dat zij wenst dat haar ouders de voogdij tijdelijk op zich nemen. De vader heeft zijn verzoek om het hoofdverblijf van de minderjarigen bij hem te bepalen ingetrokken en wil samen met de moeder het ouderlijk gezag uitoefenen. De grootouders hebben verklaard dat de prognose is dat de moeder over drie tot zes maanden uitbehandeld zal zijn en dat de minderjarigen dagelijks bij haar op bezoek gaan, wat haar genezingsproces bevordert.

De rechtbank heeft geoordeeld dat, gezien de verbeterde situatie van de moeder en het verzoek van de vader, het in het belang van de minderjarigen lijkt om het gezag voorlopig gezamenlijk door de ouders te laten uitoefenen. De Raad heeft haar verzoek tot benoeming van BJAA tot voogdes ingetrokken en is bereid om verder onderzoek te doen naar het gezag en de omgangsregeling. De voorlopige omgangsregeling tussen de vader en de minderjarigen is vastgesteld, waarbij de vader en de grootouders onderling afspraken kunnen maken over de omgangscontacten. De rechtbank heeft verdere beslissingen aangehouden tot 17 september 2009.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Sector Familie en Jeugd
Zaakgegevens: [nummer]
Datum uitspraak:
tussenbeschikking gezag en omgangsregeling
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING (nader te noemen: de Raad),
gevestigd te Amsterdam,
en
[naam] (nader te noemen: de moeder),
wonende te [woonplaats], verblijvende te [plaats]
en
[naam] (nader te noemen: de vader),
wonende te [woonplaats], thans verblijvende te [plaats];
advocaat: mr. F.M. Heltzel te Tilburg.
Het procesverloop
gezien de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift van de Raad, ingekomen op 05 februari 2009;
- het verweerschrift van de vader, tevens zelfstandig verzoekschrift, ingekomen op 13 maart 2009;
gehoord ter terechtzitting van 18 maart 2009:
- namens de Raad te Arnhem: M. Pinxteren;
- de vader, bijgestaan door mr. F.M. Heltzel;
- de moeder;
- de grootouders van moederszijde: [grootouders] (nader te noemen:
de grootouders);
- namens Bureau Jeugdzorg Arnhem: P. Arends.
De feiten
Uit de relatie van de moeder en de vader zijn geboren de minderjarigen:
- [kind 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats];
- [kind 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
De minderjarigen zijn door de vader erkend en de moeder is alleen belast met de uitoefening van het gezag over hen.
Het verzoek van de Raad
Het verzoekschrift van de Raad te Amsterdam strekt tot benoeming van een voogdes over de minderjarigen:
- [kind 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats];
- [kind 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
De Raad stelt daartoe dat de moeder van de minderjarigen al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert het gezag uit te oefenen, sinds zij op 26 oktober 2008 is opgenomen in een ziekenhuis vanwege trombose in de hersenen. De moeder verblijft op dit moment in een revalidatiecentrum in [plaats]. De minderjarigen verblijven thans bij de grootouders, die de verzorging van de minderjarigen op zich nemen. De grootouders hebben de wens geuit om de tijdelijke voogdij over de minderjarigen op zich te nemen. Zij zijn in staat om de minderjarigen een veilige en gestructureerde omgeving te bieden. De grootouders hebben laten zien open te staan voor hulpverlening. De minderjarigen gaan in de buurt van de grootouders naar school en zij krijgen daar psychologische hulp en logopedie. Uit onderzoek is de Raad gebleken dat de grootouders het erg zwaar hebben met de opvang van de minderjarigen, vooral op financieel vlak. De Raad te Amsterdam is van mening dat de voogdij over de minderjarigen dient te worden uitgeoefend door Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA), zodat BJAA als voogdes gezagsbeslissingen kan nemen. Daarnaast is tevens van belang dat er zicht blijft op de ontwikkeling van de minderjarigen, gezien de zorgelijke signalen uit het verleden en de mogelijke traumatische ervaring van het plotseling wegvallen van de moeder. Tevens acht de Raad het van belang dat de voogdes onderzoekt wat voor de toekomst de beste plek is voor de minderjarigen om te wonen. De Raad acht het in het belang van de minderjarigen wenselijk dat zij bij de grootouders verblijven, totdat duidelijk is welke plek in de toekomst het beste voor hen is.
Het verweer en tevens zelfstandig verzoek van de vader
De vader voert verweer. Bij wege van zelfstandig verzoekschrift verzoekt hij om samen met de moeder met het ouderlijk gezag over de minderjarigen te worden belast en voorts om het hoofdverblijf van de minderjarigen bij hem te bepalen. Subsidiair verzoekt de vader om een omgangsregeling tussen hem en de minderjarigen vast te stellen. Meer subsidiair verzoekt de vader om een informatie- en consultatieregeling vast te leggen, omdat hij structureel op de hoogte wenst te worden gehouden omtrent de ontwikkeling van de minderjarigen.
Motivering van de beslissing
Ter terechtzitting maakt de moeder middels haar computer kenbaar dat het goed met haar gaat. De moeder wenst dat haar ouders de voogdij (tijdelijk) op zich nemen. Zij reageert emotioneel als haar wordt gevraagd het gezag gezamenlijk met de vader uit te oefenen.
De vader verklaart ter zitting dat zijn persoonlijke omstandigheden recent zijn gewijzigd. Daardoor trekt hij zijn verzoek met betrekking tot het hoofdverblijf van de minderjarigen (bij hem) in. De vader wenst samen met de moeder het ouderlijk gezag over de minderjarigen uit te gaan oefenen. Vooralsnog handhaaft de vader zijn subsidiair en meer subsidiair gedane verzoek. De vader merkt op dat er sinds zondag weer omgangscontact is tussen hem en de minderjarigen. Hij zou met de minderjarigen graag om de veertien dagen een omgangsweekend willen hebben alsmede in de schoolvakanties. De vader gaat er mee akkoord om de omgangscontacten voorlopig met de grootouders af te spreken, zulks in onderling overleg.
De grootouders voeren ter zitting aan dat de prognose is dat de moeder over drie tot zes maanden uitbehandeld zal zijn. Dan valt te zeggen hoeveel vooruitgang zij heeft geboekt inzake haar medische situatie. Het ziet er op dit moment naar uit dat de moeder over ongeveer zes maanden weer naar huis mag. De minderjarigen gaan iedere dag bij de moeder op bezoek, hetgeen het genezingsproces van de moeder bevordert. Hoewel de moeder nog niet weer kan spreken, begrijpt zij een en ander volledig. De grootouders worden door Bureau Jeugdzorg begeleid bij de verzorging en opvoeding van de minderjarigen. Gelet op de professionaliteit van Bureau Jeugdzorg zijn de grootouders van mening dat BJAA voor de komende tijd met de voogdij over de minderjarigen dient te worden belast. De grootouders geven te kennen dat de vader onbeperkt omgang met de minderjarigen moet kunnen hebben, zij zullen hem daarbij geen strobreed in de weg leggen.
De Raad geeft ter zitting te kennen dat heden is gebleken dat er sprake is van een andere juridische situatie. De moeder is inmiddels aan de beterende hand en er ligt thans met betrekking tot het gezag ook het verzoek van de vader. Voorshands lijkt het in het belang van de minderjarigen om de vader samen met de moeder met het gezag te belasten. De minderjarigen dienen vooralsnog bij de grootouders te blijven. De Raad trekt haar verzoek tot benoeming van BJAA tot voogdes in en is bereid desgewenst een nader onderzoek in te stellen met betrekking tot het gezag en de omgangsregeling.
De rechtbank is van oordeel dat de Raad te Amsterdam nadat de moeder is uitbehandeld een onderzoek dient in te stellen naar het gezag en de omgangsregeling, omdat er, gelet op de feitelijke omstandigheden van de ouders en het feit dat de minderjarigen voorlopig door de grootouders – vrijwillig bijgestaan door Bureau Jeugdzorg – worden verzorgd en opgevoed, op dit moment onvoldoende duidelijk is welke (definitieve) gezagsvoorziening en
omgangsregeling in het belang van de minderjarigen is. De moeder kan, waar nodig, de komende periode juridisch advies bij een advocaat inwinnen over haar positie als gezaghebbende ouder. Aangezien de grootouders en de vader te kennen hebben gegeven dat zij in staat zijn om de komende tijd zonder enig probleem onderling afspraken te maken met betrekking tot de omgangscontacten tussen de vader en de minderjarigen en ook overigens niet van bezwaren daartegen is gebleken, is na te noemen voorlopige omgangsregeling in het belang van de minderjarigen te achten. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden tot 17 september 2009 pro forma.
De beslissing
De rechtbank
stelt vast als voorlopige omgangsregeling tussen de vader en de minderjarigen:
- [kind 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats];
- [kind 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
omgangscontacten die de vader en de grootouders qua aard en frequentie in
onderling overleg afspreken;
bepaalt dat de onder 1 genoemde beslissing uitvoerbaar is bij voorraad;
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming om conform hetgeen hiervoor is
overwogen een onderzoek in te stellen naar het gezag en de omgangsregeling (en
eventueel naar de noodzaak van een beschermingsmaatregel) en daarover te
rapporteren en te adviseren; houdt iedere verdere beslissing aan tot 17 september
2009 pro forma; verzoekt de Raad, de moeder, de vader, de grootouders en Bureau
Jeugdzorg om de rechtbank uiterlijk 9 september 2009 schriftelijk (de actuele stand
van zaken) te berichten.
Deze beschikking is gegeven door mr. I. de Waal-van Wessem, voorzitter en kinderrechter, mr. G.W. Brands-Bottema, vice-president tevens kinderrechter en mr. J.M.W. van de Sande, rechter, in tegenwoordigheid van G.J. Prinsen als griffier en in het openbaar uitgesproken op
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof te Arnhem.