zaaknummer / rolnummer: 126674 / HA ZA 05-820
[eisers],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. A. van Woerkom te Nijmegen,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[...] PROJECTONTWIKKELING OOST B.V.,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde,
advocaat mr. H.N.T. Hoogwout te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INSTALLATIEBEDRIJF [...] B.V.,
gevestigd te Winterswijk,
gedaagde,
advocaat mr. R.Ph. Elzas te Arnhem,
3. de vennootschap onder firma
[...] NATUURSTEENBEDRIJF [...] V.O.F.,
gevestigd te [woonplaats],
4. [gedaagde],
wonende te [woonplaats],
5. [gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagden sub 3-5,
advocaat mr. H.A. Schenke te Nijmegen.
Eisers zullen hierna “[eisers]” worden genoemd. Gedaagden zullen hierna
“[gedaagde sub 1]” (gedaagde sub 1), “KPV” (gedaagde sub 2) en “[gedaagden sub 3-5]” (gedaagden
sub 3-5) worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 november 2008;
- de akte houdende toelichting van [eisers] van 19 november 2008;
- de antwoordakte van [gedaagde sub 1] van 17 december 2008;
- de antwoordakte na tussenvonnis van KPV van 17 december 2008;
- de op 17 december 2008 tegen [gedaagden sub 3-5] verleende akte niet dienen.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. De rechtbank verwijst allereerst naar wat zij in haar tussenvonnis van 5 november 2008 heeft overwogen en beslist. Zij blijft daarbij. Zij overweegt verder als volgt.
Ten aanzien van de schade aan de inpandige natuurstenen vloer
2.2. In haar tussenvonnis van 5 november 2008 heeft de rechtbank beslist dat KPV niet is tekortgeschoten in haar verplichtingen jegens [eisers] en dat de vorderingen van Denkers op KPV zullen worden afgewezen. De rechtbank heeft ook beslist dat [gedaagde sub 1] en [gedaagden sub 3-5] wel zijn tekortgeschoten in hun verplichtingen jegens [eisers]. Beslist is dat [gedaagde sub 1] en [gedaagden sub 3-5] jegens [eisers] hoofdelijk voor de gehele schade aansprakelijk zijn. Over de hoogte van de schade moet nog worden beslist.
2.3. [eisers] heeft gesteld dat de schade € 155.000,00 (prijspeil 1 januari 2007) aan herstelkosten en € 14.565,00 aan overige kosten bedraagt. Ten aanzien van het eerste bedrag is al beslist dat voorbij wordt gegaan aan de stelling van [gedaagde sub 1] dat zij de door [eisers] in het geding gebrachte begroting circa 35% hoger schat dan de feitelijke kosten. Ten aanzien van het laatste bedrag is al beslist dat een bedrag van € 8.000,00 (vloerbedekking) zal worden afgewezen.
2.4. Voor het overige zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich nog uit te laten over een aantal specifieke posten, te weten:
1 precariorechten
2 aanbreng steiger
3 verticaal transport
4 sloop/afvoer keuken en glazen deuren en herstel/terugplaatsten daarvan
5 afvlakken van de vloer
6 schilderwerk
De rechtbank zal in het navolgende ingaan op deze 6 specifieke posten en beoordelen in hoeverre de kosten daarvan voor vergoeding door [gedaagde sub 1] en [gedaagden sub 3-5] in aanmerking komen.
2.5. [eisers] heeft gesteld dat precariokosten (post 1) noodzakelijk zijn doordat er zaken als afvalcontainers op gemeentegrond moeten worden geplaatst. [gedaagde sub 1] heeft deze stelling in haar antwoordakte niet betwist, zodat de rechtbank van de juistheid daarvan uitgaat. De door [eisers] opgevoerde precariokosten komen dan ook als schade voor vergoeding in aanmerking.
2.6. Ten aanzien van de steiger en het verticale transport (posten 2 en 3) overweegt de rechtbank als volgt. [eisers] heeft gesteld dat een stortkoker nodig is voor de afvoer van sloopmateriaal richting de daaronder geplaatste afvalcontainers. [gedaagde sub 1] heeft deze stelling niet, of in ieder geval onvoldoende gemotiveerd, betwist. Zij heeft zich wel op het standpunt gesteld dat vervoer plaats kan vinden via de zich in het appartementencomplex bevindende personenlift, maar naar de rechtbank begrijpt doelt zij daarbij op nieuwe bouwmaterialen. Voor zover zij daarbij ook doelt op het sloopmateriaal van de te verwijderen vloer, deelt de rechtbank in ieder geval haar mening niet. Voor zover het al mogelijk is om al het sloopmateriaal via de personenlift af te voeren geldt dat dit niet valt onder de overlast die de andere bewoners van het appartementencomplex normaliter te dulden hebben. De kosten van de stortkoker komen dan ook als schade voor vergoeding in aanmerking.
2.7. Naar het oordeel van de rechtbank ligt dit anders voor de kosten van een steiger en bouwlift. Gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door [gedaagde sub 1] heeft [eisers] haar stellingen dat een steiger en bouwlift noodzakelijk zijn onvoldoende gemotiveerd onderbouwd. Er valt zonder toelichting, die ontbreekt, niet in te zien waarom nieuwe materialen niet via de zich in het appartementencomplex bevindende personenlift vervoerd zouden kunnen worden. Dat een stortkoker per definitie aan een steiger bevestigd zou moeten worden en dat daar geen goedkopere oplossingen voor mogelijk zijn acht de rechtbank niet aannemelijk. Deze stelling van [eisers] is in ieder geval niet voldoende onderbouwd. De kosten voor de huur van een steiger en een lift komen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking. Op basis van de offerte van EBU begroot de rechtbank deze kosten op € 3.075,00.
2.8. Met betrekking tot de keuken en de glazen deuren (post 4) heeft [eisers] erkend dat het inkorten van de deuren niet noodzakelijk is, zodat een bedrag van € 525,00 niet voor vergoeding in aanmerking komt. Voor het overige ziet het verweer van [gedaagde sub 1] ten aanzien van deze specifieke posten op het aantal uren waarvan in de offerte van EBU wordt uitgegaan. Zij onderbouwt dit verweer echter niet nader, zodat de rechtbank daaraan voorbij zal gaan.
2.9. De rechtbank komt dan toe aan het afvlakken van de vloer (post 5). [eisers] heeft erkend dat de posten “aanbrengen van bouwstaalmatten” en “afstandhouders”, gezamenlijk € 1.626,00 niet noodzakelijk zijn. Deze komen dus niet voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank is van oordeel dat [eisers] voor het overige voldoende gemotiveerd heeft onderbouwd waarom de werkzaamheden die zien op deze post noodzakelijk zijn. [gedaagde sub 1] heeft alleen gesteld dat in de offerte van EBU wordt uitgegaan van een te grote omvang. Dit verweer is echter niet nader onderbouwd. Zo geeft [gedaagde sub 1] niet aan om wat voor omvang het in haar ogen dan zou moeten gaan. De rechtbank gaat dan ook aan dit verweer voorbij.
2.10. De rechtbank komt ten slotte toe aan het schilderwerk (post 6). [eisers] heeft gesteld dat het bij de uit te voeren werkzaamheden onvermijdelijk is dat schade aan wanden, deuren en plafonds zal ontstaan. De rechtbank acht dit juist voor wat betreft de wanden en de deuren, maar met [gedaagde sub 1] kan zij dit niet volgen voor wat betreft de plafonds. De rechtbank acht enerzijds ook de stelling van [eisers] dat beschadigingen aan bijvoorbeeld deuren niet onzichtbaar kunnen worden weggewerkt door schilderwerk partieel bij te werken juist. Anderzijds deelt zij de opvatting van [gedaagde sub 1] dat het huidige schilderwerk al meerdere jaren geleden is opgeleverd, zodat het niet redelijk is om nu al het schilderwerk door [gedaagde sub 1] en [gedaagden sub 3-5] te laten vergoeden. Alles in aanmerking nemende stelt de rechtbank ex aequo et bono het voor vergoeding in aanmerking komende schadebedrag vast op € 5.000,00. Dat brengt met zich dat een bedrag van € 5.000,00 van het in de offerte van EBU opgenomen bedrag voor het schilder- en sauswerk niet voor vergoeding in aanmerking komt.
2.11. [gedaagde sub 1] is in haar antwoordakte ingegaan op meer posten dan de hiervoor besproken posten en zij heeft ten aanzien van meerdere posten betwist gehouden zijn tot vergoeding van de genoemde schadebedragen. Zij heeft ook nog in het algemeen betwist gehouden te zijn tot (volledige) schadevergoeding aan [eisers]. Gelet op wat de rechtbank in haar eerdere tussenvonnissen al heeft overwogen en beslist, gaat de rechtbank aan al deze stellingen en verweren voorbij.
2.12. Een en ander brengt met zich dat op de offerte van EBU een totaalbedrag van (€ 3.075,00 + € 525,00 + € 1.626,00 + € 5.000,00 =) € 10.226,00 in mindering moet worden gebracht. Voor vergoeding komt dus, naar het prijspeil van 1 januari 2007, een bedrag van € 112.817,80 - € 10.226,00 = € 102.591,80 voor vergoeding in aanmerking komt. Inclusief risico winst (4,2%), ABK (1,8%), algemene kosten (9%) komt dit uit op een bedrag van € 117.980,57. Vermeerderd met btw (19%) is het totaalbedrag dus € 140.396,87. Dit bedrag zal, zoals primair gevorderd, worden toegewezen met de bepaling dat dit moet worden vermeerderd met een bedrag per 1 januari 2007 ter zake bouwkostenindexering overeenkomst de BDB-index, nu daartegen geen afzonderlijk verweer is gevoerd.
2.13. Van het hiervoor in 2.3. genoemde bedrag van € 14.565,00, waarvan € 8.000,00 zal worden afgewezen, komt, zoals reeds is overwogen, een bedrag van € 6.565,00 voor vergoeding in aanmerking.
Ten aanzien van de schade aan de natuurstenen vloeren op de balkons
2.14. In haar tussenvonnis van 31 januari 2007 (r.o. 4.13 en r.o. 4.14) heeft de rechtbank al overwogen en beslist dat [gedaagden sub 3-5] zal worden veroordeeld tot vergoeding in natura van de schade die hierop betrekking heeft, met dien verstande dat nog nader geoordeeld zal worden over de gevorderde dwangsom en de daaraan verbonden termijnen. De rechtbank zal een en ander thans vastleggen in een eindvonnis.
2.15. De rechtbank zal bepalen dat [gedaagden sub 3-5] de balkons moet herstellen binnen 8 weken na het wijzen van dit vonnis en de gevorderde dwangsom beperken als volgt, nu zij die termijn en die dwangsom passend vindt.
Overige overwegingen en beslissingen
2.16. [eisers] heeft gemotiveerd gesteld buitengerechtelijke kosten gemaakt te hebben en zij heeft vergoeding daarvan gevorderd. Voldaan dient te worden aan het vereiste dat alleen redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt kunnen worden toegewezen. In dit geval is niet gebleken dat niet aan dit vereiste is voldaan, zodat de rechtbank de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten ad € 1.000,00 jegens [gedaagde sub 1] en [gedaagden sub 3-5] zal toewijzen. Jegens KPV zal deze vordering worden afgewezen, nu de overige vorderingen jegens KPV ook worden afgewezen.
2.17. Het door [eisers] gevorderde bedrag van € 2.380,00 aan buitengerechtelijke kosten ter zake van het TNO-rapport zal worden afgewezen. De rechtbank overweegt hiertoe dat deze kosten naar haar oordeel niet vallen onder de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. [eisers] heeft haar opdracht aan TNO verstrekt zonder dat daarover consensus bestond tussen partijen. De mogelijke aansprakelijken waren op dat moment wel al in beeld en zijn ook alle door [eisers] in deze procedure betrokken. Ten tijde van het verstrekken van de opdracht aan TNO lag er al een rapport, er is nog een rapport opgesteld en in deze procedure is het noodzakelijk gebleken (nogmaals) een deskundige in te schakelen. De conclusies van TNO zijn voor het overgrote deel niet door de rechtbank bij haar beslissingen overgenomen.
2.18. [gedaagde sub 1] en [gedaagden sub 3-5] zullen voor wat betreft de zaak van [eisers] tegen hen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van [eisers] op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding € 243,13
- vast recht 3.810,00
- kosten deskundige 6.961,50
- salaris advocaat 6.394,50 (4,5 punten × tarief € 1.421,00)
totaal € 17.409,13
De rechtbank heeft hierbij punten toegekend voor de dagvaarding (1), de conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident (1), de comparitie (1), de akte van 14 februari 2007 (0,5), de conclusie na deskundigenbericht (0,5) en de akte houdende toelichting van 19 november 2008 (0,5). Zij heeft geen punten toegekend voor de akte houdende wijziging van eis van 20 september 2006. Dat [eisers] haar eis bij akte heeft gewijzigd, dient naar het oordeel van de rechtbank voor haar rekening te blijven.
[gedaagde sub 1] en [gedaagden sub 3-5] zullen hoofdelijk in deze proceskosten worden veroordeeld, nu dat gevorderd is en zij daartegen geen verweer hebben gevoerd.
[gedaagde sub 1] en [gedaagden sub 3-5] zullen tevens, eveneens hoofdelijk, worden veroordeeld in de gevorderde nakosten.
2.19. [eisers] zal voor wat betreft haar zaak tegen KPV als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van KPV op:
- vast recht € 3.810,00
- salaris advocaat 6.394,50 (4,5 punten × tarief € 1.421,00)
totaal € 10.204,50
De rechtbank heeft hierbij punten toegekend voor de conclusie van antwoord (1), de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring (1), de comparitie (1), de antwoordakte eiswijziging van 18 oktober 2006 (0,5), de akte uitlating deskundigenbericht van 14 februari 2007 (0,5) en de antwoordconclusie na deskundigenbericht van 27 augustus 2008 (0,5). Zij heeft geen punten toegekend voor de antwoordakte na tussenvonnis van 17 december 2008, nu het hierbij gaat om een akte zonder bijzondere inhoud.
2.20. De rechter die de eerdere vonnissen in deze zaak heeft gewezen en ten overstaan van wie de comparitie is gehouden, heeft dit vonnis niet kunnen wijzen om organisatorische redenen. Omdat er thans een eindvonnis gewezen wordt in een zaak die al langere tijd loopt en waarin al meerdere tussenvonnissen zijn gewezen door een andere rechter, zal de rechtbank dit vonnis meervoudig wijzen.
3. De beslissing
De rechtbank,
3.1. veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagden sub 3-5] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 140.396,87 (honderdveertigduizend driehonderdzesennegentig euro en zevenentachtig eurocent), te vermeerderen met een bedrag per 1 januari 2007 ter zake bouwkostenindexering overeenkomst de BDB-index,
3.2. veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagden sub 3-5] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 6.565,00 (zesduizend vijfhonderd vijfenzestig euro),
3.3. veroordeelt [gedaagden sub 3-5] tot herstel van de natuurstenen vloerafwerking cum annexis van de balkons naar de eisen van goed en deugdelijk werk, zulks binnen acht weken na het uitspreken van dit vonnis,
3.4. bepaalt dat [gedaagden sub 3-5] voor iedere dag dat hij in strijd handelt met het onder 3.3. bepaalde, aan [eisers] een dwangsom verbeurt van € 250,00, tot een maximum van € 10.000,00,
3.5. veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagden sub 3-5] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 1.000,00 (duizend euro),
3.6. veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagden sub 3-5] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 17.409,13, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.7. veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagden sub 3-5] in de nakosten, aan de zijde van [eisers] bepaald op € 131,00 voor (na)salaris procureur, te vermeerderen, voor het geval betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden en nodig is geweest, met € 68, - voor (na)salaris procureur en de daadwerkelijke betekeningskosten,
3.8. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.9. wijst het meer of anders jegens [gedaagde sub 1] en [gedaagden sub 3-5] gevorderde af,
3.10. wijst de vorderingen jegens KPV af,
3.11. veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van KPV tot op heden begroot op € 10.204,50,
3.12. verklaart dit vonnis voor wat betreft de hiervoor in 3.11. genoemde proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis, mr. R.H. Koning en mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2009.