Parketnummer : 05/505809-08
Datum zitting : 27 februari 2009
Datum uitspraak : 13 maart 2009
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsman : mr. A. Klein, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 19 maart 2008, te Oosterhout, gemeente Overbetuwe, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (Bedrijfsvoertuig), daarmede heeft gereden op de weg, een afrit van de A-15, gaande in de richting van de kruising of splitsing van deze weg en de weg, de Griftdijk, zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig, onachtzaam en/of roekeloos, terwijl direct voor voormelde kruising/splitsing, in de gezien zijn, verdachtes rijrichting, rechter berm van die weg, voormelde afrit, zich een in zijn, verdachtes rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, bevond, inhoudende: "Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg en/of direct voor voormelde kruising op het wegdek van die weg, voormelde afrit, haaientanden waren aangebracht, als vermeld in artikel 80 van voormeld reglement, welke haaientanden de volgende betekenis hebben: "de bestuurders moeten voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg" en/of hij, verdachte op de kruisende weg, de Griftdijk een
ander motorrijtuig (personenauto) had zien naderen, die kruising/splitsing zonder te stoppen is opgereden en/of geen voorrang heeft verleend aan een over de kruisende weg, te weten die Griftdijk, rijdende, voor hem, verdachte van links dicht genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (personenauto)en/of is hij, verdachte gebotst tegen, in elk geval in aanrijding gekomen met dat andere motorrijtuig (personenauto) en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (J.[slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke
ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht en/of welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat verdachte, in strijd
met voormeld bord en/of voormelde haaientanden, geen voorrang heeft verleend aan de bestuurder van dat op die kruisende weg (de Griftdijk) rijdende andere motorrijtuig (personenauto);
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 19 maart 2008, te Oosterhout, gemeente Overbetuwe, als bestuurder van een motorrijtuig (Bedrijfsvoertuig), daarmede heeft gereden op de weg, een afrit van de A-15, gaande in de richting van de kruising of splitsing van deze weg en de weg, de Griftdijk,
terwijl direct voor voormelde kruising/splitsing, in de gezien zijn, verdachtes rijrichting, rechter berm van die weg, voormelde afrit, zich een in zijn, verdachtes rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, bevond, inhoudende: "Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg en/of direct voor voormelde kruising op het wegdek van die weg, voormelde afrit, haaientanden waren aangebracht, als vermeld in artikel 80 van voormeld reglement, welke haaientanden de volgende betekenis hebben: "de bestuurders moeten voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg", die kruising/splitsing zonder te stoppen is opgereden en/of geen voorrang heeft verleend aan een over de kruisende weg, te weten die Griftdijk, rijdende, voor hem, verdachte van links dicht genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (personenauto)en/of is hij, verdachte
gebotst tegen, in elk geval in aanrijding gekomen met dat andere motorrijtuig (personenauto), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 27 februari 2009 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. A. Klein, advocaat te Arnhem.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair is tenlastegelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken. Waar geen verkeersongevallenanalyse is gemaakt en niet vaststaat wat de snelheid van de naderende auto is geweest en hoever deze auto zich van verdachte bevond toen deze het kruispunt naderde en naar links is afgeslagen kan niet worden vastgesteld op grond waarvan verdachte verwijtbaar onjuist in de zin van art 6 van de WVW 1994 heeft gehandeld.
Bij gebreke van andere bewijsmiddelen staat niet vast dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW en de rechtbank zal de verdachte daarvan vrijspreken.
Voor een veroordeling wegens de subsidiair tenlastegelegde overtreding van artikel 5 WVW is vereist dat verdachte verwijtbaar het verkeer op de weg in gevaar heeft gebracht of gehinderd.
Verdachte is, toen hij een van links naderende auto zag, een voorrangsweg opgereden en hij heeft daarbij geen voorrang verleend aan de auto die op die voorrangsweg reed, waardoor een aanrijding is ontstaan met die andere auto. Het verwijt dat verdachte kan worden gemaakt is dat hij bij deze manoeuvre een inschattingsfout heeft gemaakt, waardoor hij gevaar op die weg heeft veroorzaakt en het verkeer op de weg heeft gehinderd.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen in het dossier wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 maart 2008, te Oosterhout, als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsvoertuig), daarmede heeft gereden op de weg, een afrit van de A-15, gaande in de richting van de kruising van deze weg en de weg, de Griftdijk, terwijl direct voor voormelde kruising in de gezien zijn rijrichting, rechter berm van die weg, voormelde afrit, zich een in zijn rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, bevond, inhoudende: "Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg” en direct voor voormelde kruising op het wegdek van die weg, voormelde afrit, haaientanden waren aangebracht, als vermeld in artikel 80 van voormeld reglement, welke haaientanden de volgende betekenis hebben: "de bestuurders moeten voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg", die kruising zonder te stoppen is opgereden en geen voorrang heeft verleend aan een over de kruisende weg, te weten die Griftdijk, rijdende, voor hem van links dicht genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (personenauto)en is hij, verdachte in aanrijding gekomen met dat andere motorrijtuig (personenauto), door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4a. De kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
4b. De strafbaarheid van het feit
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sancties
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde feit zal worden veroordeeld tot:
- een werkstraf voor de duur van 42 uren subsidiair 21 dagen vervangende hechtenis;
- ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
Beoordeling van de standpunten
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke en financiële omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de blanco justitiële documentatie betreffende verdachte.
De rechtbank zal een straf opleggen die afwijkt van de door de officier van justitie geëiste straf, nu zij tot een andere bewezen verklaring komt.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft door zijn gedrag gevaar op de weg veroorzaakt en het verkeer op die weg gehinderd. Hierbij is de heer J. [slachtoffer] gewond geraakt. Deze heeft zowel zijn borstbeen als meerdere ribben gebroken. De rechtbank laat in het bepalen van de strafmaat meewegen dat verdachte er blijk van heeft gegeven zich deze gevolgen te hebben aangetrokken. Voorts laat de rechtbank meewegen dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank acht een geldboete passend, die vanwege de financiële omstandigheden van verdachte in tweemaandelijkse termijnen mag worden betaald.
Voorts acht de rechtbank, gezien de ernst van het feit en het daardoor veroorzaakte letsel, een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen een passende bestraffing.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24a, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot betaling van een geldboete ten bedrage van € 500,-- (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 (tien) dagen.
Bepaalt dat deze geldboete mag worden voldaan in 5 (vijf) tweemaandelijkse termijnen van elk € 100,- (éénhonderd euro).
Ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 2 (twee) maanden.
Bepaalt dat deze ontzegging niet tenuitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
mrs. T.H.P. de Roos, voorzitter, E.A.A.M. Pfeil en M.F. Gielissen, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Vogel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 maart 2009.