ECLI:NL:RBARN:2009:BH3675

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
23 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/801391-08
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van een militair wegens poging tot zware mishandeling door impulsieve reactie

In deze zaak heeft de militaire kamer van de Rechtbank Arnhem op 23 februari 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een militair, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling. De verdachte had op 24 oktober 2008 in Baarle-Nassau met een honkbalknuppel geslagen naar zijn stiefvader, E. [slachtoffer]. De officier van justitie eiste een bewezenverklaring van het tenlastegelegde, stellende dat de verdachte opzet had om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De verdediging voerde echter aan dat de verdachte niet bewust sloeg, maar dat het een reflexmatige reactie was op een dreigende aanval van de stiefvader.

Tijdens de zitting op 9 februari 2009 werd de zaak behandeld. De militaire kamer moest beoordelen of er sprake was van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin. De kamer oordeelde dat niet overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte opzet had om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Voor voorwaardelijk opzet is vereist dat men zich bewust is van een aanmerkelijke kans en deze kans willens en wetens aanvaardt. De militaire kamer concludeerde dat de verdachte in een impulsieve reactie had gehandeld zonder dat hij zich bewust was van de mogelijke gevolgen van zijn daad.

De militaire kamer sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit, omdat niet wettig en overtuigend bewezen was dat hij opzet of voorwaardelijk opzet had. De uitspraak benadrukt het belang van de intentie en de omstandigheden waaronder de daad werd gepleegd, en hoe deze factoren van invloed zijn op de beoordeling van strafbaarheid in het strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Militaire kamer
Parketnummer : 05/801391-08
Datum zitting : 9 februari 2009
Datum uitspraak : 23 februari 2009
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
rang/rnr. : [rang] / [nummer],
ingedeeld bij : [onderdeel].
Raadsman : mr. I.E. van Galen, advocaat te Eindhoven.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de militaire kamer toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 oktober 2008 te Baarle-Nassau, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan E. [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk, voornoemde [slachtoffer] met een honkbalknuppel, althans een dergelijk voorwerp, op/tegen het hoofd heeft geslagen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 9 februari 2009 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. I.E. van Galen, advocaat te Eindhoven.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde gerekwireerd. Nu verdachte met een honkbalknuppel tegen het hoofd van zijn stiefvader, de heer E. [slachtoffer] - in de tenlastelegging kennelijk abusievelijk aangeduid als E. [slachtoffer] - heeft geslagen, had hij opzet, in voorwaardelijke zin, om die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De officier heeft gesteld dat de verdachte wellicht niet bewust het hoofd van [slachtoffer] probeerde te raken, maar dat hij wel bewust een slaande beweging richting het hoofd maakte.
4. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte niet bewust sloeg, maar dat het een schrikbeweging of een reflex was. Daarmee ontbreekt opzet, ook in voorwaardelijke zin, om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
5. Beoordeling en conclusie
De militaire kamer ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij E. [slachtoffer].
De militaire kamer is met de raadsvrouw van oordeel dat niet overtuigend bewezen kan worden dat verdachte opzet had om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Voor voorwaardelijk opzet is vereist dat men zich bewust is van een aanmerkelijke kans en dat deze kans willens en wetens wordt aanvaard.
De militaire kamer acht aannemelijk dat verdachte niet wilde slaan tot het moment dat [slachtoffer] hem aanviel. Verdachte heeft [slachtoffer] eerst met een knuppel op de rug geslagen om zijn moeder te beschermen tegen diens aanval. Deze eerste slag ter verdediging van zijn moeder wordt verdachte door de officier van justitie niet verweten. Vervolgens is er enige seconden niets gebeurd en daarna dreigde een aanval van [slachtoffer] tegen verdachte. Verdachte reageerde onmiddellijk op de dreiging met een slaande beweging richting [slachtoffer] en trof hem op het hoofd.
De militaire kamer acht de verklaring van verdachte inhoudende dat de slaande beweging een reflex (of schrikbeweging) was op de dreigende aanval van [slachtoffer] waarbij hij niet specifiek op een bepaald lichaamsdeel dus ook niet op het hoofd van [slachtoffer] heeft gericht aannemelijk. De militaire kamer ziet geen aanleiding om de verklaring(en) van verdachte als ongeloofwaardig te passeren te meer niet daar hij consistent verklaart bij de Koninklijke Marechaussee en ter terechtzitting.
Er was dus sprake van een impulsieve reactie zonder dat kan worden aangenomen dat bij verdachte een moment van reflectie bestond over waar de knuppel terecht zou komen en met welke gevolgen. Er kan dus niet aangenomen worden dat verdachte zich op het moment van slaan daadwerkelijk bewust is geweest van de reële mogelijkheid dat de knuppel, met een aanmerkelijke kans op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel, het hoofd of een ander kwetsbaar lichaamsdeel van [slachtoffer] zou treffen. Derhalve acht de militaire kamer niet overtuigend bewezen dat verdachte zich bewust is geweest van een aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, laat staan dat hij die kans willens en wetens heeft aanvaard.
De militaire kamer zal verdachte nu niet wettig en overtuigend bewezen is dat bij hem opzet of voorwaardelijk opzet tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bestond vrijspreken van het hem tenlastegelegde.
8. De beslissing
De militaire kamer, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde feit.
Aldus gewezen door:
mr. A.G. Broek – de Stigter, voorzitter,
mr. T.P.E.E. van Groeningen, rechter,
kolonel mr. B.F.M. Klappe militair lid,
in tegenwoordigheid van S.P. Visser en mr. L.E. Hubers, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 februari 2009.