ECLI:NL:RBARN:2009:BH3660

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
18 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1774306
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Twist over erfgrens tussen percelen van buren met verjaringseis

In deze zaak gaat het om een geschil tussen buren over de erfgrens tussen hun percelen. De rechtbank Arnhem heeft op 18 februari 2009 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarin de partijen, eisers in conventie en verweerders in reconventie, hun vorderingen hebben gepresenteerd. De eisers vorderen onder andere de terugbrenging van het perceeloppervlak in de oude staat door het verwijderen van een erfafscheiding en het verplaatsen van een tuinhuis. De verweerders beroepen zich op verjaring en stellen dat zij eigenaar zijn geworden van de grond naast hun perceel. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende informatie is om te bepalen of de rechtsvoorgangers van de verweerders zich redelijkerwijs als rechthebbende mochten beschouwen. De rechtbank heeft een bewijsopdracht gegeven aan de verweerders om aan te tonen dat zij door verjaring eigenaar zijn geworden van de grond. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vordering tot verwijdering van het tuinhuis verjaard is, omdat deze meer dan twintig jaar na de bouw is ingesteld. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering en de partijen zijn verplicht om te verschijnen voor getuigenverhoren.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 174306 / HA ZA 08-1440
Vonnis van 18 februari 2009
in de zaak van
1. [eis.1conv./verw.1reconv.]
2. [eis.2conv./verw.1reconv.],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. A.A. Voets te Druten,
tegen
[ged.conv./eis.reconv.],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. T.E. van der Bent te Zeist.
Partijen zullen hierna [eis.conv./verw.reconv.] en [verw.conv./eis.reconv.] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 november 2008
- het proces-verbaal van comparitie van 7 januari 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn buren van elkaar. [verw.conv./eis.reconv.] is sinds 25 augustus 2000 eigenaar van de woning aan de [adres]. Zij heeft de woning geleverd gekregen van de familie [XXX]. Deze familie bewoonde de woning sinds 1977.
2.2. [eis.conv./verw.reconv.] zijn op 24 mei 2006 eigenaar geworden van de woning aan de [adres]. Zij zijn tevens eigenaar van twee aangrenzende percelen, kadastraal bekend [kad.gegevens]. Zij hebben de woning en de percelen gekocht van de heer [XX], de vader van [eis.2conv./verw.2reconv.]. Deze had de woning in eigendom sinds 1982. In de akte van levering van 24 mei 2006 is onder meer vermeld:
Koper is ermee bekend dat het perceel grond, aan partijen genoegzaam bekend, aan de zijkant van de garage, in gebruik is bij de bewoners van [adres].
2.3. De percelen van partijen grenzen aan elkaar vanaf de straat tot aan de achterzijde. Op het erf van [verw.conv./eis.reconv.] staat vlak langs de perceelsgrens een tuinhuis. De dakgoot daarvan steekt met één punt uit boven de schutting van [eis.conv./verw.reconv.] [eis.conv./verw.reconv.] hebben aan hun zijde van de perceelsgrens een garage.
2.4. In 2006 heeft [verw.conv./eis.reconv.] het houten hek aan de voorzijde van haar tuin vervangen door een ijzeren hekwerk. Dit hekwerk is op een betonrand geplaatst. [verw.conv./eis.reconv.] heeft het hek laten aansluiten op de zijgevel van de garage van [eis.conv./verw.reconv.] door een haaks geplaatst hekdeel.
2.5. Op verzoek van [eis.conv./verw.reconv.] heeft de heer [XXXX] op 26 september 2006 een kadastrale meting uitgevoerd ter bepaling van de erfgrens tussen de percelen van [verw.conv./eis.reconv.] en [eis.conv./verw.reconv.] Volgens deze meting staat het hekwerk van [verw.conv./eis.reconv.] gedeeltelijk op het perceel van [eis.conv./verw.reconv.] en staat de schutting in de achtertuin van [eis.conv./verw.reconv.] gedeeltelijk op het perceel van [verw.conv./eis.reconv.].
2.6. [verw.conv./eis.reconv.] heeft houtblokken opgeslagen naast de garage van [eis.conv./verw.reconv.]
3. Het geschil
in conventie
3.1. [eis.conv./verw.reconv.] vorderen veroordeling van [verw.conv./eis.reconv.]
- het perceeloppervlak in de oude staat terug te brengen door verwijdering of verplaatsing van de erfafscheiding en door verwijdering van het dwars geplaatste hek en de houtblokken,
- het tuinhuis te verplaatsen tot minimaal één meter uit de erfgrens.
Zij vorderen tevens aan de veroordelingen een dwangsom te verbinden van € 1.000,00 per overtreding en per dag, een dagdeel daaronder begrepen, en veroordeling van [verw.conv./eis.reconv.] in de proceskosten.
3.2. Ter onderbouwing van hun vorderingen stellen [eis.conv./verw.reconv.] dat [verw.conv./eis.reconv.] kort voor hun verhuizing haar hek heeft verplaatst, zo dat dit ongeveer 19 centimeter (meer) op hun erf is komen te staan. Zij heeft toen ook het dwarshek geplaatst. Verder heeft [verw.conv./eis.reconv.] houtblokken opgeslagen tegen de zijgevel van de garage. [verw.conv./eis.reconv.] maakt hiermee een inbreuk op het eigendomsrecht van [eis.conv./verw.reconv.] Het dwars geplaatste hek maakt het voor hen onmogelijk om langs de garage naar hun achtertuin te komen. De houtblokken liggen tegen de garagemuur aan, waardoor in de garage vochtplekken ontstaan. Ten aanzien van het tuinhuis voeren [eis.conv./verw.reconv.] aan dat dit in strijd met de geldende regels en zonder vergunning is gebouwd. Zij verwijzen hiervoor naar een brochure van het ministerie van VROM over bijgebouwen en overkappingen. Zij stellen voorts dat de afwatering loopt via hun perceel en dat zij daarvan hinder ondervinden.
3.3. [verw.conv./eis.reconv.] voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
3.4. Voor het geval de rechtbank van oordeel mocht zijn dat de door [eis.conv./verw.reconv.] genoemde kadastergrens de juiste grens is en de vordering in conventie geheel of gedeeltelijk wordt toegewezen, vordert [verw.conv./eis.reconv.] op haar beurt dat de rechtbank op grond van de bevindingen van het kadaster de kadastrale grens tussen de percelen vaststelt en [eis.conv./verw.reconv.] gelast hun schutting voor zover die zich bevindt op het perceel van [verw.conv./eis.reconv.] te verwijderen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag, met een maximum van € 100.000,00.
3.5. [eis.conv./verw.reconv.] voeren gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
vordering onvoldoende bepaald
4.1. [verw.conv./eis.reconv.] heeft in de eerste plaats aangevoerd dat de vordering van [eis.conv./verw.reconv.] het perceeloppervlak terug te brengen in de oude staat moet worden afgewezen, omdat deze vordering onvoldoende bepaald is. De rechtbank verwerpt dit verweer, omdat door de toevoegingen aan de vordering over de wijze waarop daaraan invulling moet worden gegeven, voldoende duidelijk is wat [eis.conv./verw.reconv.] willen.
verloop erfgrens
4.2. Partijen twisten over de plaats en het verloop van de erfgrens tussen hun percelen. [eis.conv./verw.reconv.] beroepen zich op de kadastrale meting van 26 september 2006. Volgens deze meting verloopt de erfgrens vanaf de [adres] rechtuit tot aan de achterzijde van beide percelen en staat het hek van [verw.conv./eis.reconv.] gedeeltelijk op het perceel van [eis.conv./verw.reconv.] Het gaat om het gedeelte van het hek dat vanaf de hoek aan de voorzijde naar achteren loopt alsmede het dwars geplaatste deel dat aansluit op de garage van [eis.conv./verw.reconv.] [verw.conv./eis.reconv.] betwist de uitkomst van de kadastrale meting. Zij wijst er op dat onduidelijk is welke uitgangspunten het kadaster bij de meting heeft gehanteerd. Zij verwijst daarbij naar een kaart van de [naam gemeente]. Op die kaart staat tussen de percelen een lijn die vanaf de [adres] in het begin rechtuit loopt, maar ter hoogte van de voorgevel van de garage van [eis.conv./verw.reconv.] een kleine knik maakt in de richting van die garage en bij de achtergevel weer een kleine knik terug.
4.3. Ter comparitie is gebleken dat geen van beide partijen bij de kadastrale meting aanwezig is geweest, maar dat zij achteraf een toelichting hebben gekregen. Gebruikelijk is dat het kadaster metingen doet aan de hand van vastgestelde coördinaten. Dat de uitgangspunten van het kadaster voor partijen onduidelijk zijn betekent daarom op zichzelf nog niet dat de meting onjuist is geweest. Niet gesteld of gebleken is dat bij de meting fouten zijn gemaakt. De verwijzing van [verw.conv./eis.reconv.] naar de kaart van de [naam gemeente] is daarvoor onvoldoende. Ten eerste is onduidelijk met welk doel deze kaart is gemaakt en wat daarop precies staat aangegeven. Maar bovendien zijn er oudere kadastrale kaarten, in ieder geval één van 1978, één van februari 1976 en één van 1963, waarop de grens van het perceel van [eis.conv./verw.reconv.] aan de zijde van het perceel van [verw.conv./eis.reconv.] eveneens in een rechte lijn vanaf de [adres] is ingetekend. Dat in die grens een knik zit, is daarom geenszins aannemelijk. Op grond van het voorgaande zal de rechtbank uitgaan van de juistheid van de meting van het kadaster.
4.4. [verw.conv./eis.reconv.] heeft nog aangevoerd dat de juridische eigendomsgrenzen niet gelijk hoeven te zijn aan de kadastrale grenzen en dat voor de vaststelling van wat ieder van partijen heeft gekocht gekeken moet worden naar de partijbedoelingen zoals in de akte van levering tot uitdrukking is gebracht. In de transportakte van 25 augustus 2000 staat vermeld dat aan [verw.conv./eis.reconv.] is verkocht en wordt geleverd het woonhuis met bergingen, ondergrond, erf, tuin en verder aan- en toebehoren aan de [adres]. Niet betwist is dat de strook grond langs de garage van [eis.conv./verw.reconv.] van beplanting was voorzien en visueel deel uitmaakte van de tuin van [verw.conv./eis.reconv.]. In zoverre valt niet uit te sluiten dat [verw.conv./eis.reconv.] en haar rechtsvoorgangster, de familie [XXX], toen beoogden ook dat stuk grond te transporteren. Dat laat echter onverlet dat de familie [XXX] niet meer kon overdragen dan waartoe zij gerechtigd was. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de strook grond niet behoorde tot het perceel met nummer [nr.]. Alleen als de familie [XXX] door verjaring eigenaar was geworden van die strook grond, kon zij deze aan [verw.conv./eis.reconv.] overdragen. De rechtbank zal hierna ingaan op het beroep op verjaring. De mening van [verw.conv./eis.reconv.] dat ook [eis.conv./verw.reconv.] en hun rechtsvoorganger er bij de verkoop en levering van de woning aan de [adres] 1 te [plaats] rekening mee hielden dat de strook grond langs hun garage buiten het transport viel, deelt de rechtbank niet. De opmerking in de transportakte van 24 mei 2006 zoals hiervoor onder 2.6. weergegeven rept alleen over gebruik van de strook grond. Dat duidt er op dat de verkoper ([XX]) van mening was dat deze grond zijn eigendom was en bij het transport zou overgaan op de koper ([eis.conv./verw.reconv.]).
verjaring
4.5. [verw.conv./eis.reconv.] beroept zich er tot slot op dat zij door verjaring eigenaar van de grond is geworden. Zij stelt dat het hek tussen beide percelen altijd op dezelfde plaats heeft gestaan en dat het stukje grond naast de garage van [eis.conv./verw.reconv.] feitelijk bij haar tuin, althans die van haar rechtsvoorgangers hoort en daar ook altijd deel van heeft uitgemaakt.
4.6. Vooropgesteld wordt dat op grond van artikel 3:99 BW rechten op onroerende zaken door een bezitter te goeder trouw worden verkregen door een onafgebroken bezit van tien jaren. Ondanks het ontbreken van goede trouw verkrijgt hij, die een goed bezit op het tijdstip waarop de verjaring van de rechtsvordering strekkende tot beëindiging van het bezit wordt voltooid, het goed ingevolge artikel 3:105 BW alsnog. De termijn voor verjaring van een rechtsvordering tot ongedaanmaking van een met de eigendom van de grond strijdige situatie is op grond van artikel 3:306 BW twintig jaar.
4.7. Het is dus in de eerste plaats van belang te onderzoeken of er sprake was van bezit. Bezit is het houden van een goed voor zichzelf. Bezit duidt op de pretentie van eigendom. Of daarvan sprake is wordt beoordeeld naar verkeersopvattingen. Daarbij geldt dat er op grond van artikel 3:109 BW een wettelijk vermoeden bestaat dat diegene die een goed houdt dit voor zichzelf houdt. Verder is van belang dat dit bezit gedurende tien (bij bezit te goeder trouw) of althans twintig jaar onafgebroken is geweest.
4.8. Gelet op de wijze waarop [verw.conv./eis.reconv.] de strook grond in haar bezit heeft gekregen, mocht zij er redelijkerwijs van uitgaan dat deze bij haar tuin hoorde. Zij wordt daarom als bezitter te goeder trouw aangemerkt. Dat levert haar echter geen eigendomsverkrijging op omdat zij de grond nog geen tien jaar in haar bezit heeft. Daarom is het van belang te weten hoe de situatie was voordat zij de grond in haar bezit kreeg. [verw.conv./eis.reconv.] heeft aangevoerd dat haar rechtsvoorgangers de strook grond naast de garage van - thans - [eis.conv./verw.reconv.] in 1977 als tuin in gebruik hebben genomen en dat zij toen een hek hebben geplaatst. Zij heeft voorts aangevoerd dat het hek altijd op dezelfde plaats heeft gestaan en dat zij in 2006 het toen nog houten hek heeft vervangen door een ijzeren hek op dezelfde plaats. Zij heeft ter onderbouwing van haar stellingen verklaringen van derden in het geding gebracht. Zij heeft daarnaast een verklaring overgelegd van iemand die vroeger bevriend was met de dochter van de toenmalige bewoners van [adres] 1. In haar herinnering konden zij destijds - dat moet begin jaren 80 zijn geweest - alleen om het huis en niet langs de garage.
4.9. [eis.conv./verw.reconv.] betwisten dat er altijd een hek heeft gestaan. In ieder geval was het houten hek niet met een dwars geplaatst gedeelte aangesloten op hun garage. Dit laatste blijkt ook uit de door partijen overgelegde foto’s. Wel blijkt uit de foto’s dat er begroeiing stond waardoor de doorgang, zo die er was, werd bemoeilijkt. [eis.conv./verw.reconv.] menen voorts dat het nieuwe hek ten opzichte van het houten hek is verplaatst. Ter comparitie hebben [eis.conv./verw.reconv.] verklaard dat de garage moet zijn gebouwd tussen 1976 en 1983. Het was toen een garage die los stond van het huis. De heer en mevrouw [eis.conv./verw.reconv.] hebben de garage in 1987 uitgebouwd en aan het woonhuis vastgebouwd. Dit kan een verklaring zijn voor het feit dat kinderen vóór 1987 bij het spelen niet langs de garage gingen. [eis.2conv./verw.2reconv.] heeft ter comparitie verklaard dat zij vanaf haar negende tot ongeveer 1992/1993 in de woning aan de [adres] 1 heeft gewoond. Zij herinnert zich dat er al die tijd vanaf de straat tot aan de voorzijde van de garage een houten hek stond, maar dat er geen dwarshek was. Volgens haar gingen haar broers tot omstreeks 1991 tussen de garage en de tuin van de buren door om in de achtertuin te komen.
4.10. De rechtbank heeft op dit moment nog onvoldoende informatie om te kunnen vaststellen of de rechtsvoorgangers van [verw.conv./eis.reconv.] zich redelijkerwijze als rechthebbende mochten beschouwen. Onduidelijk is vanaf welk moment de strook grond langs de garage van [eis.conv./verw.reconv.] door de familie [XXX] in gebruik is genomen, onder meer omdat niet precies vast staat wanneer de garage is gebouwd. Verder is onduidelijk in hoeverre daar destijds afspraken over zijn gemaakt en wat de inhoud van die afspraken was. Daarom is onzeker of de familie [XXX] als bezitter te goeder trouw kan worden aangemerkt, hetgeen van belang is voor de vraag of moet worden uitgegaan van een verjaringstermijn van tien of van twintig jaar. In ieder geval kan [verw.conv./eis.reconv.] alleen rechthebbende zijn geworden, als wordt vastgesteld dat [verw.conv./eis.reconv.] en haar rechtsvoorgangers de grond gedurende deze periode van tien of twintig jaar ongewijzigd in hun bezit hebben gehad zonder dat daar door derden aanspraak op is gemaakt. Ook dat is onzeker gezien de verklaring van [eis.2conv./verw.2reconv.] over haar broers die langs de garage gingen.
4.11. Om te kunnen beoordelen of het beroep van [verw.conv./eis.reconv.] op verjaring slaagt zal zij feiten of omstandigheden moeten bewijzen waaruit blijkt dat het hek altijd op dezelfde plaats heeft gestaan en dat de strook grond naast de garage van [eis.conv./verw.reconv.] gedurende meer dan tien of twintig jaar onafgebroken en zonder dat derden daartegen bezwaar hebben gemaakt in bezit was bij haar en haar rechtsvoorgangers.
het tuinhuis
4.12. [verw.conv./eis.reconv.] heeft bezwaar gemaakt tegen de verwijdering van het tuinhuis. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de regelgeving waarnaar [eis.conv./verw.reconv.] verwijzen niet van toepassing is, althans dat [eis.conv./verw.reconv.] daar geen beroep op kunnen doen. Zij heeft verder betoogd dat er geen sprake is van afwatering op het erf van [eis.conv./verw.reconv.] Tot slot heeft zij aangevoerd dat sedert de bouw van het tuinhuis meer dan twintig jaar zijn verstreken en dat - voor zover er al sprake is van overbouw - er een erfdienstbaarheid is ontstaan. Daarnaast acht zij de vordering van [eis.conv./verw.reconv.] bovenmatig en disproportioneel.
4.13. [eis.conv./verw.reconv.] hebben ter comparitie verklaard dat het tuinhuis moet zijn gebouwd in 1986 of 1987. Zij hebben hun vordering tot verwijdering ingesteld in augustus 2008. Dat is meer dan twintig jaar nadat hun recht om ongedaanmaking van de onrechtmatige situatie te verlangen is ontstaan. Hun vordering tot verwijdering van het tuinhuis is daarom op grond van artikel 3:306 BW verjaard. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de stelling van [eis.conv./verw.reconv.] dat het tuinhuis niet voldoet aan de geldende voorschriften niet opgaat, aangezien de regeling waar zij op doelen van een latere datum is. Deze gold niet op het moment dat het tuinhuis werd gebouwd. Tot slot is van belang dat [verw.conv./eis.reconv.] bij een veroordeling tot verwijdering van het tuinhuis onevenredig veel zwaarder wordt benadeeld dan [eis.conv./verw.reconv.] bij handhaving daarvan. Op grond van dit alles zal de vordering van [eis.conv./verw.reconv.] op dit punt worden afgewezen.
4.14. Op grond van het voorgaande zal aan [verw.conv./eis.reconv.] bewijslevering worden opgedragen op de hierna te melden wijze. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden. Partijen moeten er op voorbereid zijn dat de rechtbank op een zitting bepaald voor de getuigenverhoren een mondeling tussenvonnis kan wijzen waarbij een verschijning van partijen op diezelfde zitting wordt bevolen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen.
In voorwaardelijke reconventie
4.15. Nu de vordering in reconventie voorwaardelijk is ingesteld, afhankelijk van de uitkomst van de procedure in conventie, zal de rechtbank daar in een later stadium van de procedure nader op ingaan.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. draagt [verw.conv./eis.reconv.] op feiten of omstandigheden te bewijzen waaruit volgt dat zij door verjaring eigenaar is geworden van de grond zoals die nu bij haar in gebruik is,
5.2. bepaalt dat, indien [verw.conv./eis.reconv.] het bewijs door middel van getuigen wil leveren, het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. A.E.M. Overkamp in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4 op woensdag 13 mei 2009 van 9:00 tot 12:00 uur,
5.3. bepaalt dat [verw.conv./eis.reconv.] binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank -ter attentie van de enquêtegriffie van de sector civiel (e-mail: rc.civiel.rb.arnhem@rechtspraak.nl)- en aan de wederpartij moet berichten of hij bewijs door getuigen wil leveren en zo ja, onder opgave van het aantal en de namen van de te horen getuigen.
5.4. bepaalt dat de partij die op genoemd tijdstip niet kan verschijnen, binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk en gemotiveerd aan de rechtbank -ter attentie van de enquêtegriffie van de sector civiel (e-mail: rc.civiel.rb.arnhem@rechtspraak.nl)
- om een nadere dag- en uurbepaling dient te vragen onder opgave van het aantal en de namen van de te horen getuigen en de verhinderdata van alle partijen in de drie maanden volgend op genoemde datum,
5.5. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle bewijsstukken die zij nog in het geding willen brengen aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.6. houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
5.7. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E.M. Overkamp en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2009.