ECLI:NL:RBARN:2009:BH3113

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
12 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/1025
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van voorzieningen voor huishoudelijke verzorging op basis van de Wmo

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 12 januari 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. L.J. van Es-Bel, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijkerk. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder, waarin haar aanvraag voor huishoudelijke verzorging op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de voorzieningen voor het doen van boodschappen en het bereiden van warme maaltijden, zoals aangeboden door maaltijddiensten en boodschappendiensten, algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn, mits deze daadwerkelijk beschikbaar zijn voor de aanvrager en financieel haalbaar zijn. In dit geval was echter niet aangetoond dat de maaltijddiensten adequaat waren voor eiseres, die fysieke beperkingen ondervond. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit voor zover het de weigering van een voorziening voor het bereiden van warme maaltijden betrof. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende onderzoek had gedaan naar de mogelijkheden van eiseres om gebruik te maken van de aangeboden maaltijddiensten. De rechtbank verplichtte verweerder om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 644 werden vastgesteld, en diende de gemeente Nijkerk het griffierecht van € 39 aan eiseres te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 08/1025
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 12 januari 2009
inzake
[naam], eiseres,
wonende te [woonplaats], vertegenwoordigd door mr. L.J. van Es-Bel,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijkerk, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 4 februari 2008.
2. Procesverloop
Bij besluit van 12 oktober 2007 heeft verweerder eiseres in aanmerking gebracht voor huishoudelijke verzorging op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) met ingang van 1 januari 2008, voor onbepaalde tijd en in klasse 2 (2-4 uur per week).
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het gemaakte bezwaar ongegrond verklaard, de ingangsdatum van het eerder genoemde besluit gewijzigd in 1 maart 2008 en het besluit voor het overige gehandhaafd.
Tegen dit besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
De voorzieningenrechter heeft bij uitspraak van 28 februari 2008 het verzoek van eiseres tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 17 oktober 2008. Eiseres is aldaar vertegenwoordigd door mr. Van Es-Bel. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D.P. Aartsen, werkzaam bij de gemeente Nijkerk.
3. Overwegingen
Uit de gedingstukken is gebleken dat eiseres fysieke beperkingen ondervindt bij het verrichten van huishoudelijk werk. In 2006 heeft een indicatiestelling voor huishoudelijke verzorging op grond van de AWBZ plaatsgevonden. Eiseres is daarbij geïndiceerd voor huishoudelijke verzorging voor 6 uur in de week. In verband met de overheveling van de huishoudelijke verzorging van de AWBZ naar de Wmo heeft opnieuw een indicatiestelling plaatsgevonden, wat heeft geresulteerd in het primaire besluit van 12 oktober 2007. Uit de gedingstukken blijkt dat de nodige huishoudelijke verzorging wordt geïndiceerd op 3,5 uur per week. Dit urenaantal is opgebouwd uit 1 uur voor licht huishoudelijk werk, 1,5 uur voor zwaar huishoudelijk werk en 1 uur voor het doen van de was.
Aan het bestreden besluit ligt, gelet op het advies van de bezwaarschriftencommissie, het standpunt van verweerder ten grondslag dat de indicatiestelling op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De huishoudelijke verzorging is ter compensering van de beperkingen van eiseres toegekend conform de daarvoor geldende richtlijnen en er bestaat geen aanleiding om van deze richtlijnen af te wijken. Voor het doen van boodschappen het bereiden van warme maaltijden kan eiseres gebruik maken van algemeen gebruikelijke voorzieningen, namelijk de boodschappenservice van supermarkten en Tafeltje Dekje, zodat daarvoor geen verzorging is geïndiceerd.
Eiseres heeft het bestreden besluit gemotiveerd aangevochten. Op haar stellingen zal de rechtbank hierna, voor zover nodig, ingaan.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder g, onder 6º, van de Wmo wordt onder maatschappelijke ondersteuning verstaan: het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behouden en het bevorderen van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder h, van de Wmo wordt onder huishoudelijke verzorging verstaan: het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van een persoon dan wel van de leefeenheid waartoe een persoon behoort.
In artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a van de Wmo is voor zover hier van belang bepaald dat het college ter compensatie van de beperkingen die een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 6°, ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie, voorzieningen treft op het gebied van maatschappelijke ondersteuning die hem in staat stellen een huishouden te voeren. In het tweede lid is bepaald dat het college bij het bepalen van de voorzieningen rekening houdt met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van de voorzieningen, alsmede met de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien.
In artikel 26, eerste lid, van de Wmo is bepaald dat de motivering van een beschikking op een aanvraag om een individuele voorziening vermeldt op welke wijze de genomen beschikking bijdraagt aan het behouden en het bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem. Ingevolge het tweede lid is bij een beslissing op bezwaar als bedoeld in artikel 7:12 van de Awb het eerste lid van overeenkomstige toepassing.
Ten aanzien van het doen van boodschappen en het bereiden van warme maaltijden
Ingevolge artikel 1, aanhef onder o, van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning (hierna: de Verordening) wordt onder ‘algemeen gebruikelijk’ verstaan: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend.
In artikel 2, derde lid, aanhef en onder a, van de Verordening is bepaald dat geen voorziening wordt toegekend indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is.
In de toelichting op de Verordening wordt over deze bepaling onder andere opgemerkt dat onder algemeen gebruikelijke voorzieningen wordt verstaan: voorzieningen waarover een met de aanvrager vergelijkbare persoon, ook los van de beperking, zou kunnen beschikken. Wat in een concreet geval algemeen gebruikelijk is, hangt in beginsel af van de aard van de gevraagde voorziening. Daarnaast speelt de financiële situatie van de aanvrager een rol, bezien in relatie tot de maatschappelijke normen op het moment van de aanvraag.
In de Nadere regels individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Nijkerk is in hoofdstuk 3 (“Hulp bij het huishouden”) in artikel 3.3 onder andere bepaald dat voorliggende voorzieningen voorgaan. Voorliggende voorzieningen, die altijd algemeen gebruikelijk zijn, kunnen worden gevonden in (onder andere) maaltijddiensten en boodschappendiensten. Als dit wettelijke voorzieningen zijn, bestaat geen aanspraak op een Wmo-voorziening. Voor andere voorliggende voorzieningen geldt dat deze ter plaatse beschikbaar moeten zijn. Is dat niet zo, dan is er geen sprake van een voorliggende voorziening.
De rechtbank acht het hiervoor weergegeven uitgangspunt dat maaltijddiensten (zoals Tafeltje Dekje) en boodschappendiensten (bijvoorbeeld door supermarkten) algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn die in de weg staan aan het verstrekken van voorzieningen voor het doen van boodschappen en het bereiden van maaltijden, niet in strijd met de Wmo, mits deze algemeen gebruikelijke voorzieningen voor de aanvrager daadwerkelijk beschikbaar zijn, door de aanvrager financieel gedragen kunnen worden en adequate compensatie bieden.
De rechtbank onderschrijft het standpunt van verweerder dat de boodschappendiensten door supermarkten in dit geval algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn die in de weg staan aan het verstrekken van voorzieningen voor het doen van boodschappen. De voorzieningenrechter heeft in de uitspraak van 28 februari 2008 vastgesteld dat supermarkt Super de Boer, die in de nabijheid van de woning van eiseres is gelegen, een bezorgservice kent. Deze supermarkt biedt de mogelijkheid om in de winkel gekochte goederen thuis te laten bezorgen (tegen een tarief van € 1,50 per bezorging) en om goederen na telefonische bestelling voor € 5 thuis te laten bezorgen. Gesteld noch gebleken is dat eiseres van de bezorgservice geen gebruik kan maken, dat zij deze niet financieel kan dragen of dat deze geen adequate compensatie biedt. Gelet op het voorgaande kan de stelling van eiseres dat de Albert Heijn niet op haar adres bezorgt, buiten bespreking blijven.
Waar het gaat om de weigering van verweerder om een voorziening te verstrekken voor het bereiden van warme maaltijden, komt de rechtbank echter tot een ander oordeel. Eiseres heeft aangevoerd dat Tafeltje Dekje sinds 1 maart 2008 niet meer beschikbaar is. Verder kan zij geen gebruik maken van de (nieuwe) service waarbij koelverse maaltijden eens per week worden rondgebracht en in een magnetron moeten worden opgewarmd, omdat zij zeer weinig tot geen kracht in haar handen heeft. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ten onrechte geen onderzoek heeft gedaan naar de vraag of van eiseres, gelet op haar gezondheidssituatie, fysiek kan worden gevergd om van maaltijddiensten gebruik te maken. Daaraan kan niet afdoen dat eiseres, naar verweerder stelt, nog niet kan aangeven of zij gebruik kan maken van de voorziening omdat sinds 1 maart 2008 sprake is van een nieuwe service. Het ligt gelet op zijn onderzoeksplicht van verweerder immers op zijn weg om dat vooraf vast te stellen. Verder is de stelling van verweerder in het verweerschrift dat het opwarmen van maaltijden door mensen met reuma in Ede geen problemen oplevert, te algemeen om aan te nemen dat eiseres daartoe wel in staat is.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de vraag of de maaltijddiensten in het geval van eiseres adequate compensatie bieden. De rechtbank zal het beroep daarom gegrond verklaren en het bestreden besluit in zoverre vernietigen wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb.
Ten aanzien van de overige stellingen
Eiseres voert in meer algemene zin aan het bestreden besluit niet met de benodigde zorgvuldigheid tot stand is gekomen. De indicatiestelling heeft plaatsgevonden op grond van een door haar ingediend vragenformulier en een telefoongesprek met een consulent, werkzaam bij de gemeente Nijkerk. Eiseres heeft het vragenformulier wegens haar reumatische aandoening slechts marginaal kunnen invullen en zij heeft zich niet op het telefoongesprek kunnen voorbereiden. Verder is in artikel 3.6 van het door verweerder gehanteerde Protocol Gebruikelijke Zorg opgenomen dat een aanvraag nooit telefonisch mag worden afgehandeld wanneer de zorgvrager het niet eens is met de uitkomst. Voorts voert eiseres aan dat het bestreden besluit in strijd is met de in artikel 26 van de Wmo opgenomen motiveringsplicht, omdat uit dit besluit niet valt af te leiden waarom de huishoudelijke verzorging is teruggebracht van 6 tot 3,5 uur per week. Haar medische situatie is sindsdien namelijk eerder verslechterd dan gelijk gebleven.
Voor zover eiseres met het voorgaande aanvoert dat verweerder medisch onderzoek had moeten verrichten naar haar fysieke beperkingen, merkt de rechtbank op dat in de CIZ Adviesrapportage, die is opgesteld bij de indicatiestelling in 2006, niet de verwachting wordt uitgesproken dat de gezondheidssituatie van eiseres zou verslechteren. Eiseres heeft ook geen medische stukken overgelegd die dat beeld zouden kunnen bevestigen. Nu ook anderszins niet is gebleken dat er onvoldoende zicht bestaat op de gezondheidssituatie van eiseres, bestond er geen aanleiding om opnieuw een medisch onderzoek te laten verrichten.
Waar het gaat om de vermindering van de huishoudelijke verzorging van 6 tot 3,5 uur, merkt de rechtbank op dat een bestuursorgaan in zijn algemeenheid niet is gebonden aan in het verleden genomen beslissingen. Eiseres betwist verder niet dat verweerder bij de vaststelling van de te verstrekken huishoudelijke verzorging heeft gehandeld conform de in het Protocol Indicatiestelling voor Huishoudelijke Verzorging vastgestelde normtijden. Gesteld noch gebleken is dat verweerder gelet op de specifieke omstandigheden van het geval van deze normtijden had moeten afwijken dan wel dat verweerder ten onrechte bepaalde huishoudelijke werkzaamheden ten onrechte niet in beschouwing heeft genomen.
Het voorgaande kan de rechtbank dan ook niet tot het oordeel brengen dat het bestreden besluit, afgezien van de weigering om voor het bereiden van warme maaltijden een voorziening te verstrekken, in strijd met de benodigde zorgvuldigheid tot stand is gekomen. Het bepaalde in artikel 3.6 van het Protocol Gebruikelijke Zorg kan daaraan niet afdoen, nu die bepaling betrekking heeft op het vaststellen van de te vergen zorg door een huisgenoot van de aanvrager. Het voorgaande kan de rechtbank evenmin tot het oordeel brengen dat verweerder de in artikel 26 van de Wmo opgenomen motiveringsplicht heeft geschonden.
Slotoverwegingen
Ten aanzien van het in bezwaar gedane verzoek van eiseres om vergoeding van de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar heeft moeten maken, merkt de rechtbank op dat verweerder bij het nieuw te nemen besluit op bezwaar daarover dient te beslissen.
De rechtbank acht wel termen aanwezig om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten in beroep, welke zijn begroot op € 644 aan kosten van verleende rechtsbijstand. Van andere kosten in dit verband is de rechtbank niet gebleken.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
De rechtbank
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit, voor zover het gaat om de weigering om een voorziening voor het bereiden van warme maaltijden toe te kennen;
bepaalt dat verweerder een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten ten bedrage van € 644 en wijst de gemeente Nijkerk aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
bepaalt dat de gemeente Nijkerk het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 39 aan haar vergoedt.
Aldus gegeven door mr. W.H.A.C.M. Bouwens, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. J. Woestenburg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2009.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Verzonden op: 12 januari 2009