ECLI:NL:RBARN:2009:BH2959

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
3 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
176522
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geluidshinder door vrachtwagens en wasstraat nabij woning van eisers

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem werd behandeld, hebben eisers, huurders van een woning op een industrieterrein, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, een transportbedrijf dat naast hun woning is gevestigd. Eisers klagen over geluidsoverlast veroorzaakt door vrachtwagens van gedaagde, die met draaiende motoren en koeling in de nabijheid van hun woning worden geparkeerd, en door een wasstraat die door gedaagde is gerealiseerd. De eisers vorderen dat gedaagde de onrechtmatige geluidshinder met onmiddellijke ingang staakt en geluidsbeperkende maatregelen treft. De rechtbank heeft de procedure in gang gezet op basis van de dagvaarding en de bijbehorende producties, evenals de mondelinge behandeling die op 4 december 2008 heeft plaatsgevonden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er op 19 juli 2008 een geluidsmeting heeft plaatsgevonden, waaruit bleek dat de geluidsnormen voor de nachtelijke periode werden overschreden. Gedaagde heeft echter betwist dat er sprake is van onrechtmatige hinder en heeft bewijs geleverd dat de geluidsnormen inmiddels niet meer worden overschreden. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de gevorderde voorzieningen onvoldoende onderbouwd zijn en dat eisers niet in hun vorderingen kunnen worden ontvangen. De rechtbank heeft geoordeeld dat eisers, als huurders, ook recht hebben op bescherming tegen onrechtmatige hinder, maar dat in dit geval niet is komen vast te staan dat gedaagde onrechtmatige geluidshinder veroorzaakt.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de vorderingen van eisers afgewezen en hen in de kosten van het kort geding verwezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. F.J. de Vries op 3 februari 2009, in aanwezigheid van de griffier E.J. Wouters.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 176522 / KG ZA 08-675
Vonnis in kort ge[woonplaats]an 3 februari 2009
in de zaak van
[eisers],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. D.P. Poppe te Amersfoort,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRANSPORTBEDRIJF [gedaagde] B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. G.J. van Brakel te Huissen.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met bijbehorende producties
- de door gedaagde overgelegde producties
- de mondelinge behandeling van 4 december 2008
- de pleitnota van gedaagde
- de aanhouding ten behoeve van schikkingonderhandelingen
- het verzoek van eisers om een nadere aanhouding van de zaak d.d. 14 januari 2009
- het daartegen door/namens gedaagde bij brief van 15 januari 2009 gemaakte bezwaar met
daarin tevens (onder overlegging van een productie) het verzoek om vonnis te wijzen
- de reactie daarop van de advocaat van eisers bij brief van 16 januari 2009.
1.2. De voorzieningenrechter heeft vervolgens bepaald dat heden vonnis zal worden gewezen.
2. De feiten
2.1. Eisers huren sinds 1 juni 2004 de woning op het industrieterrein te [woonplaats] aan de [adres] krachtens een op die datum met de vennootschap J[betrokkene] te [woonplaats] gesloten huurovereenkomst.
Gedaagde is eigenares van het aangrenzend perceel [adres] en oefent daar een transportbedrijf uit. Zij heeft ongeveer 100 vrachtauto’s in haar bezit, bestemd voor nationaal en internationaal wegtransport. Voor laatstgenoemd transport maakt zij gebruik van koelvrachtauto’s die voornamelijk van en naar Zuid Italië rijden.
2.2. Naar aanleiding van klachten van eisers over geluidsoverlast in de avond- en nacht uren afkomstig van vrachtwagens van gedaagde en het verzoek van eisers aan de gemeente [woonplaats] van 1 juli 2008 om handhavend jegens gedaagde op te treden, heeft op 19 juli 2008 om 03.30 uur een geluidsmeting op het perceel van gedaagde plaatsgevonden door
[ ], inspecteur/toezichthouder bij de piketdienst van de gemeente Arnhem.
Daarbij is - na toepassing van een stoorcorrectie en een bedrijfsduur- en gevelcorrectie - een waarde van 55,8 dB(A) geconstateerd, zijnde een overschrijding van de geldende geluidsnorm voor de nachtelijke periode krachtens het toepasselijke Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (ook wel Activiteitenbesluit genoemd) met 10,8 db(A).
2.3. Bij brief van 6 augustus 2008 heeft de gemeente [woonplaats] aan gedaagde verzocht om binnen vier weken aan de geldende geluidsnorm te voldoen en daarbij te kennen gegeven dat bij gebreke daarvan het voornemen bestaat aan gedaagde een last onder dwangsom op te leggen. Gedaagde is daarbij tevens uitgenodigd om uiterlijk op 29 augustus 2008 haar zienswijze op dat voornemen aan de gemeente kenbaar te maken.
Bij brief van 27 augustus 2008 heeft het onderzoeksbureau Peutz B.V. te Mook namens gedaagde de zienswijze van gedaagde op voormeld voornemen aan de gemeente [woonplaats] toegezonden en daarbij een groot aantal bezwaren tegen de wijze van de meting en de uitslag daarvan aangevoerd.
2.4. Op 21 november 2008 heeft opnieuw een meting plaats gehad op het terrein van gedaagde door [ ] voornoemd. De resultaten daarvan zijn samengevat in een brief van/namens de gemeente [woonplaats] aan gedaagde van 6 januari 2009 - door gedaagde als productie overgelegd bij haar brief aan de voorzieningenrechter (met afschrift aan de advocaat van eiseres) van 15 januari 2009 - waarin als conclusie is opgenomen dat er bij de in die brief omschreven bedrijfssituatie van gedaagde geen overschrijding van de geldende geluidsnorm meer is en dat gedaagde, voor zover dat tijdens de controle kon worden nagegaan, voldoet aan de bepalingen van de toepasselijke wet- en regelgeving.
Eisers hebben bij hun brief van 16 januari 2009 aan de voorzieningenrechter (met afschrift aan gedaagde) de uitkomsten van die meting uitdrukkelijk betwist en daarbij te kennen gegeven dat zij overwegen om bezwaar aan te tekenen tegen het besluit van de gemeente [woonplaats].
3. Het geschil
3.1. Eisers stellen dat zij stelselmatig, voornamelijk ’s avonds, ‘s nachts en in de weekenden, ernstige geluidsoverlast, afkomstig van het perceel van gedaagde, ondervinden. Die overlast bestaat volgens eisers hierin dat vrachtwagens van gedaagde met koeling in de nabijheid van de woning van eisers worden geparkeerd en dat vrachtwagens met draaiende motor en koeling in of vóór de onlangs - eveneens in de nabijheid van eisers’ woning - door gedaagde gerealiseerde (vrachtwagen) wasstraat staan.
Door voornoemde handelwijze van gedaagde worden eisers in hun visie op ontoelaatbare wijze in hun woongenot aangetast en handelt gedaagde onrechtmatig jegens eisers.
3.2. Eisers vorderen op grond van het vorenstaande gedaagde te veroordelen om:
a. vorenbedoelde onrechtmatige geluidshinder met onmiddellijke ingang te (doen) staken en gestaakt te (doen) houden, in het bijzonder door het zodanig verplaatsen van de vrachtwagens met koeling dan wel het aansluiten van de vrachtwagens met koeling op netstroom, dat wordt voldaan aan de ter plaatse geldende geluidsnormen volgens het Activiteitenbesluit, versterkt met een dwangsom,
b. binnen 4 weken na de datum van het te wijzen vonnis zodanige geluidsbeperkende maatregelen op haar perceel te (doen) treffen en aldaar in stand te (doen) houden, in het bijzonder door het plaatsen van geluidsschermen, dat wordt voldaan aan de ter plaatse geldende geluidsnormen volgens het Activiteitenbesluit, eveneens versterkt met een dwangsom.
3.3. Gedaagde voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
de ontvankelijkheid
4.1. Gedaagde voert allereerst het verweer dat eisers niet ontvankelijk zijn in hun vorderingen, omdat zij huurders en geen eigenaren van de door hen bewoonde woning zijn
en het hier toepasselijke artikel 5:37 BW alleen geschreven is voor de eigenaren van erven.
Dat verweer faalt, omdat volgens vaste rechtspraak en literatuur het artikel van overeenkomstige toepassing is op gebruikers/niet-eigenaren (o.a. huurders, erfpachters) van erven (vgl. TM, Parl.Gesch. 5, p. 4 en HR 24 januari 1992, NJ 1992, 280/1).
Aan de in dit verband geponeerde stelling van gedaagde (indien al juist) dat eisers hun woning illegaal bewonen, nu het een bedrijfswoning betreft en eisers geen werknemers zijn van het bouwbedrijf dat de woning aan eisers verhuurt, moet worden voorbijgegaan.
Voorshands is immers niet aannemelijk geworden dat de gemeente [woonplaats] voornemens is om op korte termijn aan die beweerde illegale bewoning een einde te maken c.q. handhavend jegens eisers op te treden en eisers in elk geval tot die tijd geen onrechtmatige hinder door gedaagde (indien daarvan al sprake is) hoeven te dulden.
4.2. Gedaagde heeft voorts aangevoerd dat het onderhavige geschil zich niet leent voor behandeling in kort geding, omdat de gevorderde voorzieningen te abstract en te ingrijpend van aard zijn, terwijl toewijzing in enige vorm ongetwijfeld tot executieproblemen zal leiden. De voorzieningenrechter verwerpt dit verweer. Naar zijn voorlopig oordeel zijn de gevraagde voorzieningen voldoende concreet om – indien onrechtmatige hinder zou komen vast te staan – in enige vorm voor toewijzing in aanmerking te komen. Daarbij moet worden opgemerkt dat aan de voorzieningenrechter bij de redactie van de te verlenen voorziening(en) binnen het raamwerk van de vordering(en) een grote vrijheid toekomt.
Dat bij toewijzing van (een van) de vorderingen eventueel executieproblemen kunnen ontstaan, zoals gedaagde vreest, is inherent aan in kort geding te geven voorzieningen met daaraan gekoppelde dwangsommen en dus geen reden om reeds op voorhand een dergelijke voorziening te weigeren c.q. eisers daarin niet ontvankelijk te verklaren.
de inhoudelijke beoordeling
4.3. Ter zitting is gebleken dat het geschil zich toespitst op de door eisers gestelde geluidshinder van twee vrachtwagencombinaties met koeling die niet op netstroom kunnen worden aangesloten en op een afstand van ongeveer 100 m van de woning van eisers staan geparkeerd, alsmede op eventuele geluidshinder van de door gedaagde in 2008 op korte afstand van eisers’ woning gerealiseerde wasstraat. Voor de beantwoording van de vraag of deze beide situaties onrechtmatige hinder opleveren, is het volgende van belang.
4.4. Vooropgesteld wordt dat uit de door gedaagde overgelegde, hiervoor onder 2.4. genoemde brief van de gemeente [woonplaats] van 6 januari 2009, voorshands voldoende is komen vast te staan dat de ter plaatse geldende geluidsnormen door gedaagde (in elk geval) op dit moment niet (meer) worden overschreden. Anders dan eisers menen acht de voorzieningenrechter die normen in dit geval wel maatgevend, omdat het hier om een industrieterrein gaat waar in het algemeen meer geluid wordt geproduceerd dan elders.
Dat betekent dat eisers een zekere mate van hinder in hun woonomgeving moeten dulden. Dat geldt temeer nu zij daar zijn gaan wonen, nadat gedaagde zich ter plaatse met haar transportbedrijf had gevestigd. Eisers wisten althans konden op dat moment dus weten dat zij in de toekomst enige hinder van de bedrijfsactiviteiten van gedaagde zouden kunnen gaan ondervinden.
4.5. Denkbaar is dat onder bepaalde omstandigheden van de onder 4.4. bedoelde normen moet worden afgeweken. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dient dan echter sprake te zijn van ernstige hinder die op eenvoudige wijze te voorkomen is.
Daarvan is hier echter voorshands niet gebleken. De thans nog in geschil zijnde twee vrachtauto’s van gedaagde staan - zoals onder 4.3. reeds is vermeld - op ongeveer 100 m afstand van de woning van eisers geparkeerd en gedaagde heeft niet althans onvoldoende weersproken gesteld dat tussen die vrachtauto’s en de woning van eisers meestal nog een aantal andere vrachtauto’s zonder koeling staat geparkeerd die als het ware een natuurlijk geluidsscherm vormen. Gedaagde heeft dan ook uitdrukkelijk betwist dat de twee vrachtauto’s ernstige geluidshinder zouden veroorzaken en eisers hebben daartegenover hun andersluidende stelling onvoldoende aannemelijk gemaakt.
Ten aanzien van de wasstraat heeft gedaagde eveneens uitdrukkelijk ontkend dat het gebruik daarvan tot ernstige geluidshinder zou leiden. Volgens gedaagde wordt de wasstraat alleen overdag - en met name op zaterdagochtend - gebruikt en hebben de chauffeurs de instructie om de motor vóór en tijdens de wasbeurt af te zetten. Ter zitting heeft de directeur van gedaagde toegezegd om die instructie nog eens te herhalen.
Eisers hebben tegenover deze uitdrukkelijke betwisting hun andersluidende stelling dat de wasstraat ook in de avonduren wordt gebruikt waarbij regelmatig sprake is van ernstige geluidshinder, onvoldoende onderbouwd.
4.6. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat in het kader van dit kort geding onvoldoende is komen vast te staan dat gedaagde onrechtmatige geluidshinder jegens eisers veroorzaakt, zodat de gevorderde voorzieningen moeten worden geweigerd.
4.7. Als de in het ongelijk gestelde partijen zullen eisers in de kosten van dit kort geding worden verwezen.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. weigert de gevorderde voorzieningen,
5.2. veroordeelt eisers in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van gedaagde bepaald op € 816,-- voor salaris en op € 254,-- voor verschotten,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. de Vries en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier E.J. Wouters op 3 februari 2009.