zaaknummer / rolnummer: 173713 / HA ZA 08-1348
Vonnis van 28 januari 2009
de rechtspersoon naar publiek recht
WERKVOORZIENINGSCHAP NIJMEGEN EN OMGEVING,
handelende onder de naam BREED,
gevestigd te Nijmegen,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. S.C. Veenhoff,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. A.T. Bolt.
Partijen zullen hierna Breed en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 november 2008
- het proces-verbaal van comparitie van 14 januari 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [gedaagde] is met ingang van 1 september 1999 als ambtenaar aangesteld bij Breed in de functie van controller/hoofd van de stafdienst Financieel Economische Zaken (FEZ). Bij besluit van 18 februari 2005 is aan [gedaagde] ontslag verleend met ingang van 1 maart 2005. Na bezwaar is dit besluit gehandhaafd bij beslissing op bezwaar van 27 juli 2005. De beslissing op bezwaar is vernietigd door de sector bestuursrecht van deze rechtbank bij uitspraak van 14 april 2006. Deze uitspraak is vernietigd door de Centrale Raad van Beroep bij uitspraak van 1 november 2007. Het beroep van [gedaagde] werd in zoverre gegrond geoordeeld dat Breed een opzegtermijn tot 1 juni 2005 in acht had behoren te nemen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat Breed een nieuw besluit diende te nemen, waarbij aan [gedaagde] eervol ontslag werd verleend met ingang van 1 juni 2005.
2.2. Breed heeft [gedaagde] tot 1 april 2007 salaris betaald. Met ingang van die datum is [gedaagde] als ambtenaar in dienst getreden van de gemeente Barneveld. Breed heeft [gedaagde] van november 2006 tot en met februari 2007 gedetacheerd bij Lander, een ander sociaal werkvoorzieningschap.
2.3. De advocaat van Breed heeft [gedaagde] op 27 april 2007 onder meer het volgende geschreven:
“Ter zake de opleidingskosten bericht ik u als volgt. U betwist niet dat u bekend met de studiekostenregeling van Breed en dat deze op u van toepassing was (is). Op grond van deze studiekostenregeling moeten de studiekosten bij een ontslag op eigen verzoek voor het einde van de studie worden terugbetaald/ Het beroep van Breed op de studiekostenregeling behoeft daarom niet nader te worden onderbouwd, en Breed ziet in zoverre geen reden om op de gemaakte afspraken terug te komen.
Breed is niettemin - coulancehalve - bereid de studiekosten alsnog voor haar rekening te nemen. De belangrijkste reden is dat Breed zich realiseert dat u zo min mogelijk moet worden gehinderd bij een succesvolle voortzetting van uw loopbaan bij de gemeente Barneveld. Anders geformuleerd: u dient, binnen redelijke grenzen, zoveel mogelijk te worden gesteund. Een geschil over de vergoeding van de studiekosten kan averechts werken, en dat geldt zeker indien u om financiële redenen zou besluiten uw studie te beëindigen.”
2.4. Partijen hebben vervolgens overlegd over restitutie van het aan [gedaagde] betaalde salaris. Bij vonnis van 8 december 2008, zaak-/rolnummer 177011 / KG ZA 08-706, heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank [gedaagde] veroordeeld om als voorschot € 75.000,00 aan Breed te betalen. [gedaagde] heeft dit bedrag, vermeerderd met rente en proceskosten, op 10 december 2008 betaald.
2.5. [gedaagde] heeft op 13 januari 2009 € 31.765,99 betaald. Hij heeft de betaling als volgt gespecificeerd:
Salaris terug te betalen 104.606,06
af: betaald voorschot 75.000,00
resteert 29.606,06
bij: reiskosten 762,50
bij: studiekosten 2.852,43
af: pensioenpremies 3.614,00
subtotaal 29.606,99
wettelijke rente 925,00
vast recht 655,00
salaris advocaat 579,00
Totaal te betalen 31.765,99
3. Het geschil
in conventie
3.1. Breed vordert samengevat - na vermindering van eis veroordeling van [gedaagde] tot betaling van EUR € 39.821,00, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.3. [gedaagde] vordert samengevat - veroordeling van Breed tot betaling van EUR 28.669,93, vermeerderd met kosten.
3.4. Breed voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. Breed stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] ook na betaling van € 31.765,99 nog niet volledig aan diens restitutieverplichting heeft voldaan. Volgens Breed moet [gedaagde] de loonheffing over 2007 nog voldoen. Als de rechtbank de stellingen van Breed correct heeft begrepen, begroot Breed dat op € 18.866,83 (ontvangen brutoloon) verminderd met € 10.192,64 (reeds gerestitueerd netto loon) = € 8.674,19.
4.2. [gedaagde] bestrijdt deze redenering met twee argumenten. In de eerste plaats is de over 2007 ingehouden loonheffing van € 7.109,64 opgenomen in de door Breed opgestelde berekening die is gevoegd bij de notitie van Breed van 9 april 2008 en die, na enkele latere aanpassingen, uitkomt op € 104.606,06. [gedaagde] heeft op basis van deze berekening Breed betaald op 10 december 2008 en 13 januari 2009. In de tweede plaats vordert Breed nu ook over 2007 betaalde premies sociale verzekeringen retour, waarop Breed echter sowieso geen aanspraak heeft. Dat verklaart het verschil tussen € 7.109,64 en € 8.674,19.
4.3. Breed heeft ter comparitie geen andere reactie gegeven dan dat de materie ingewikkeld is. Dat is onvoldoende, zodat het verweer van [gedaagde] wordt gehonoreerd. Dat betekent dat [gedaagde] volledig aan zijn restitutieverplichting heeft voldaan.
4.4. Breed vordert aan te restitueren studiekosten € 3.355,80. [gedaagde] heeft op 13 januari 2009 € 2.852,43 aan studiekosten betaald. Hij stelt dat van de studiekosten 15% (€ 503,37) als eigen bijdrage voor zijn rekening is gebleven. Breed heeft dat niet weersproken. Dat betekent dat Breed geen aanspraak heeft op het bedrag van € 503,37 omdat zij dat destijds niet ten behoeve van [gedaagde] heeft uitgegeven.
4.5. Verder vordert Breed de kosten van executie van het kort geding vonnis van € 1.036,45 inclusief BTW. Het gaat om € 412,12 exclusief BTW aan interne kosten van Breed en € 458,85 exclusief BTW aan advocaatkosten. [gedaagde] heeft gesteld dat deze kosten overbodig zijn, omdat hij al tijdens de behandeling van het kort geding, maar in ieder geval op 9 december 2008, de dag van ontvangst van het vonnis, heeft laten weten vrijwillig aan de veroordeling te voldoen en hij de volgende dag het gehele verschuldigde bedrag heeft voldaan, inclusief rente en proceskosten. Deze gang van zaken brengt inderdaad mee dat de kosten zonder noodzaak zijn gemaakt, zodat ze niet voor rekening van [gedaagde] komen. Dit onderdeel van de vordering wordt daarom ook afgewezen.
4.6. Omdat [gedaagde] aan zijn verplichtingen heeft voldaan, valt er niets meer toe te wijzen, ook niet aan proceskosten. [gedaagde] heeft immers ook het door Breed betaalde vast recht en het salaris advocaat voldaan. De vordering zal daarom worden afgewezen.
4.7. [gedaagde] heeft in reconventie aanvankelijk gevorderd dat Breed een correcte loonspecificatie en jaaropgave over 2007 diende te verstrekken. In de aanloop naar het kort geding van november/december 2008 heeft Breed aan [gedaagde] een loonspecificatie en jaaropgave over 2007 verstrekt. [gedaagde] heeft daarop zijn eis verminderd. Wel heeft hij ter comparitie zijn eis aldus vermeerderd, dat hij de gerestitueerde studie- en sollicitatiekosten weer terugvordert, omdat Breed daar volgens hem geen recht op heeft en dat hij een vergoeding vordert voor de bij Lander verrichte arbeidsprestatie. Het gaat om bedragen van € 2.852,43, € 762,50, resp. € 25.055,00. Hij heeft immers de door Breed gevorderde bedragen integraal voldaan om daarmee de behandeling ter comparitie te voorkomen. Nu Breed ten onrechte de comparitie toch heeft laten doorgaan, wil hij alsnog een oordeel van de rechtbank over de bedragen die hij onder protest heeft betaald en over de tegenvordering die hij wenst te verrekenen.
4.8. De sollicitatie- en studiekosten zijn gemaakt in de periode dat het ontslagbesluit door de rechtbank was vernietigd en het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep aanhangig was. Breed heeft [gedaagde] gezegd dat hij kosten mocht declareren, maar dat deze kosten zouden worden teruggevorderd als het ontslagbesluit in hoger beroep alsnog in stand bleef.
4.9. De studiekosten betreffen een cursus General Control die [gedaagde] heeft gevolgd in verband met het vergroten van zijn kansen op de arbeidsmarkt. [gedaagde] wijst erop dat Breed bij brief van diens raadsman van 26 april 2007 heeft verklaard coulancehalve bereid te zijn de studiekosten voor diens rekening te nemen (zie 2.3 hierboven) en dat Breed daarvan in deze procedure niet kan terugkomen. Breed stelt dat die toezegging is gedaan in de periode dat de Centrale Raad van Beroep nog geen uitspraak had gedaan in het hoger beroep en dat bij een voor hem gunstige uitspraak Breed kon terugvallen op de eerdere mededeling dat alles wat was uitbetaald, zou worden teruggevorderd.
4.10. De stelling van Breed wordt verworpen. Breed verklaart in de brief van 26 april 2007 onvoorwaardelijk dat hij bereid is de studiekosten te dragen en geeft daarvoor als reden op dat [gedaagde] op dit punt moet worden gesteund en dat het averechts zou werken als [gedaagde] de kosten zelf zou moeten dragen. Een voorbehoud dat het anders komt te liggen als het ontslagbesluit in hoger beroep alsnog stand houdt, is daarin niet te lezen. De redengeving is ook valide in de situatie dat het ontslagbesluit alsnog geldig blijkt te zijn. Dit betekent dat [gedaagde] ten onrechte de studiekosten heeft betaald aan Breed. Breed zal daarom worden veroordeeld het bedrag van € 2.852,43 terug te betalen aan [gedaagde].
4.11. Ten aanzien van de sollicitatiekosten heeft [gedaagde] verklaard dat Breed veel druk op hem legde om te solliciteren en dat hij het daarom vanuit sociaal opzicht normaal vindt dat Breed de sollicitatiekosten voor zijn rekening neemt. Deze kijk op de zaak brengt echter niet mee dat Breed geen aanspraak meer heeft op restitutie van de sollicitatiekosten. Dit onderdeel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
4.12. [gedaagde] heeft de werkzaamheden voor Lander verricht in periode van november 2006 tot en met februari 2007, dus direct voor zijn indiensttreding bij de gemeente Barneveld. Hij stelt de waarde van die prestatie op zijn brutoloon over vier maanden. Het gaat hier om een onverschuldigde prestatie door [gedaagde] die naar de aard niet ongedaan kan worden gemaakt. Op grond van art. 6:210 lid 2 BW dient Breed de waarde van de prestatie ongedaan te maken voor zover dat redelijk is, als Breed door de prestatie is verrijkt, als het aan Breed is toe te rekenen dat de prestatie is verricht of als hij erin heeft toegestemd een tegenprestatie te verrichten. Aan deze eisen is niet voldaan. Breed is door de prestatie niet verrijkt, omdat zij ten goede is gekomen aan Lander. Breed heeft over die maanden weliswaar loon aan [gedaagde] betaald. Hij heeft daar echter niet in “toegestemd” in de zin van art. 6:210 lid 2, omdat hij in hoger beroep de vernietiging van het ontslagbesluit van de rechtbank aanvocht. Daarom kan evenmin worden gezegd dat het aan Breed is toe te rekenen dat [gedaagde] deze arbeidsprestatie heeft verricht. Ten slotte brengt de redelijkheid evenmin mee dat Breed aan [gedaagde] de waarde van deze prestatie moet vergoeden. [gedaagde] heeft uiteindelijk zonder succes zijn ontslagbesluit aangevochten. Dat hij gedurende de periode dat zijn ontslagbesluit in rechte werd getoetst, werkzaamheden heeft verricht, komt voor zijn rekening nu het ontslagbesluit uiteindelijk heeft stand gehouden.
4.13. De slotsom is daarom dat Breed zal worden veroordeeld om € 2.852,43 aan [gedaagde] te betalen.
4.14. Omdat partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten aldus worden gecompenseerd dat iedere partij de eigen kosten draagt. De rechtbank zal niet onderzoeken of [gedaagde] aanvankelijk terecht de vordering tot verstrekking van een correcte loonspecificatie en jaaropgave over 2007 heeft ingesteld. Ook als dat zo is, verandert dat niets aan de constatering dat beide partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld en daarom de proceskosten worden gecompenseerd.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. wijst de vorderingen af,
in reconventie
5.2. veroordeelt Breed om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van EUR 2.852,43 (tweeduizendachthonderdtweeënvijftig euro en drieënveertig eurocent),
5.3. verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de onder 5.2 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. de Vries en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2009.