zaaknummer / rolnummer: 175219 / HA ZA 08-1581
Vonnis in verzet van 28 januari 2009
[eisers]
eisers,
gedaagden in het verzet,
advocaat mr. J.A.J. Dappers te Ravenstein,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
eiser in het verzet,
advocaat mr. W.J.B.M. Alkemade te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eisers] c.s. en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 oktober 2008
- het proces-verbaal van comparitie van 12 december 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eisers] c.s., als koper, heeft met [gedaagde], als verkoper, omstreeks 1 april 2008 een overeenkomst gesloten met betrekking tot de koop van het appartementsrecht dat recht geeft op het uitsluitend gebruik van het appartement aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: het appartement). De overeengekomen koopprijs bedroeg EUR 155.000,00. Partijen waren overeengekomen dat de levering van het appartement zou plaatsvinden op 20 juni 2008.
2.2. Van de onder 2.1 genoemde overeenkomst is een akte (hierna: de koopakte) opgemaakt die op 12 april 2008 door [eisers] c.s. en [gedaagde] is ondertekend.
2.3. In artikel 13.2 van de koopakte staat het volgende.
Ontbinding op grond van tekortkoming is slechts mogelijk na voorafgaande ingebrekestelling. Bij ontbinding van de overeenkomst op grond van toerekenbare tekortkoming zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij een zonder rechterlijke tussenkomst terstond opeisbare boete van € 15.500,-, zegge vijftienduizendvijfhonderd euro verbeuren, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding en vergoeding van kosten van verhaal.
2.4. Bij vonnis van 4 juni 2008 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Arnhem [gedaagde] veroordeeld tot het op straffe van een dwangsom verlenen van medewerking aan de uitvoering van de koopovereenkomst die hij op 29 maart 2008 had gesloten met [betrokkenen] (hierna: [betrokkene] c.s.). Ingevolge dit vonnis diende [gedaagde] het appartement uiterlijk op 1 juli 2008 te leveren aan [betrokkene] c.s.
2.5. Bij brief van 16 juni 2008 gericht aan [gedaagde] heeft mr. J.A.J. Dappers namens [eisers] c.s. onder andere het volgende geschreven:
Cliënt is van mening dat u aan hem hebt verkocht, derhalve aan hem dient te leveren. Middels deze verzoek ik dan ook, voor zover nodig sommeer ik u daartoe om op 20 juni 2008 te …… uur te verschijnen ten kantore van notaris mr. R.A. Stoker (…), bij gebreke waarvan ik u nu voor alsdan in gebreke stel. Mijn client houdt u uiteraard aansprakelijk voor de door hem geleden en te lijden schade.
2.6. Het appartement is op 27 juli 2008 geleverd aan [betrokkene] c.s.
3. Het geschil
3.1. [eisers] c.s. heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van EUR 25.833,00 te vermeerderen met rente en daarnaast tot betaling van de kosten van het beslag. [eisers] c.s. stelt daartoe dat [gedaagde] op grond van artikel 13.2 van de koopakte een boete van EUR 15.500,00 heeft verbeurd. [eisers] c.s. stelt daarnaast dat hij schade lijdt omdat hij van plan was het appartement geschikt te maken voor bewoning door vier éénpersoonshuishoudens en te verhuren. Hij vordert een bedrag van EUR 9.500,00 als schadevergoeding. [eisers] c.s. vordert tevens een bedrag van EUR 833,00 als buitengerechtelijke kosten.
3.2. Bij het verstekvonnis zijn de vorderingen van [eisers] c.s. toegewezen behoudens de gevorderde beslagkosten en is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] c.s. tot de dag van de uitspraak begroot op in totaal EUR 1.036,44.
3.3. [gedaagde] vordert in het verzet dat het verstekvonnis wordt vernietigd en dat de vorderingen van [eisers] c.s. alsnog worden afgewezen.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat [gedaagde] in zoverre in zijn verzet kan worden ontvangen.
4.2. Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] het appartement niet aan [eisers] c.s. heeft geleverd en dat [gedaagde] hiermee toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst. Evenmin is in geschil dat de overeenkomst tussen [eisers] c.s. en [gedaagde] hierna op grond van de toerekenbare tekortkoming van [gedaagde] is ontbonden en dat [gedaagde] de boete van EUR 15.500,00 heeft verbeurd, zoals bepaald in artikel 13.2 van de koopakte. [gedaagde] stelt zich echter op het standpunt dat hij deze boete niet, althans niet volledig, is verschuldigd omdat deze dient te worden gematigd. Ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat het vorderen van schadevergoeding naast de boete in strijd is met artikel 6:92 lid 2 BW. [gedaagde] stelt daarnaast dat [eisers] c.s. helemaal geen schade heeft geleden.
4.3. In artikel 6:92 lid 2 BW is bepaald dat hetgeen ingevolge een boetebeding verschuldigd is in de plaats treedt van de schadevergoeding op grond van de wet. Uit artikel 13.2 van de koopakte volgt dat partijen in dit geval hiervan zijn afgeweken en zijn overeengekomen dat de nalatige partij de boete verbeurd ten behoeve van de wederpartij onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding. [eisers] c.s. heeft ter comparitie verklaard dat hij doordat [gedaagde] het appartement niet aan hem heeft geleverd aanzienlijk meer schade heeft geleden dan het boetebedrag van EUR 15.500,00. De rechtbank begrijpt uit deze toelichting dat [eisers] c.s. met het bedrag van EUR 9.500,00 heeft beoogd aanvullende schadevergoeding te vorderen hetgeen mogelijk is op grond van artikel 13.2 van de koopakte.
4.4. De volgende vraag is of er dit geval aanleiding is om naast de boete aanvullende schadevergoeding toe te kennen. [eisers] c.s. baseert het gevorderde schadebedrag van EUR 9.500,00 op de verwachte huuropbrengsten van het (gesplitste) appartement. Hij stelt dat er voor hem geen enkele belemmering was om het appartement te gaan verhuren. [gedaagde] is echter van mening dat de huurinkomsten van het appartement niet boven het boetebedrag uit zouden komen. Daarnaast is het volgens [gedaagde] niet zeker dat voor [eisers] c.s. de weg vrij was om het appartement aan vier éénpersoonshuishoudens te verhuren. [eisers] c.s. had volgens [gedaagde] zowel voor de geplande verbouwing als voor de splitsing van het appartement een vergunning nodig. Tevens diende de andere appartementseigenaren in te stemmen met de splitsing, waarbij het volgens [gedaagde] allerminst zeker was dat zij hiermee ook daadwerkelijk zouden hebben ingestemd. [gedaagde] stelt ten slotte dat [eisers] c.s. ook een ander pand had kunnen kopen in [woonplaats].
4.5. De rechtbank is van oordeel dat het aannemelijk is dat [eisers] c.s. doordat [gedaagde] het appartement niet aan hem heeft geleverd (enige) schade heeft geleden. Wat betreft de huurinkomsten is het weliswaar zo dat [eisers] c.s. na verloop van tijd wel een ander pand zou hebben kunnen kopen dat geschikt was om te verhuren, maar het is niet waarschijnlijk dat hij hierin al direct nadat de overeenkomst met [gedaagde] was ontbonden zou zijn geslaagd. De vraag is echter of de schade van [eisers] c.s. het boetebedrag overstijgt. Alleen dan is er grond voor het toekennen van aanvullende schadevergoeding. De rechtbank is van oordeel dat niet onvoldoende gesteld, gebleken en aannemelijk is dat de schade van [eisers] c.s. het boetebedrag overstijgt. [eisers] c.s. stelt dat de huurinkomsten van het appartement EUR 19.000,00 per jaar zouden bedragen en dat de verbouwing en splitsing hem EUR 10.000,00 zouden kosten. Ter comparitie heeft [eisers] c.s. verklaard dat de huurprijs die hij per kamer wilde vragen EUR 450,00 bedroeg. [eisers] c.s. heeft deze stellingen echter op geen enkele wijze onderbouwd. Daarnaast kunnen deze stellingen de conclusie dat de schade hoger was dan EUR 15.500,00 niet dragen. De rechtbank ziet ook niet in hoe [eisers] c.s. op grond van deze stellingen tot het gevorderde schadebedrag van EUR 9.500,00 is gekomen. De rechtbank zal gezien het voorgaande het bewijsaanbod van [eisers] c.s. passeren. Nu niet gebleken is dat de schade van [eisers] c.s. het boetebedrag overstijgt, zal de rechtbank de gevorderde aanvullende schadevergoeding van EUR 9.500,00 afwijzen.
4.6. Vervolgens is de vraag of er aanleiding is om de boete te matigen. Ingevolge artikel 6:94 lid 1 BW kan de rechter indien de billijkheid dit klaarblijkelijk vereist op verlangen van de schuldenaar de bedongen boete matigen. De rechter dient de bevoegdheid tot matiging met terughoudendheid te hanteren. Pas als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt, mag de rechter van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik maken. Daarbij moet de rechter niet alleen letten op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen (HR 27 april 2007, NJ 2007, 262).
4.7. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval niet gebleken is van omstandigheden die tot matiging zouden moeten leiden. Door een boetebeding zoals artikel 13.2 van de koopakte in een overeenkomst op te nemen, fixeren partijen bij voorbaat de verschuldigde schadevergoeding voor het geval één van de partijen tekortschiet in de nakoming van een verbintenis. De wederpartij hoeft om aanspraak te kunnen maken op de boete niet aan te tonen dat er daadwerkelijk schade is geleden en evenmin wat de hoogte van deze schade is. Zoals reeds hiervoor overwogen is het aannemelijk dat [eisers] c.s. in ieder geval enige schade heeft geleden. De hoogte van de verbeurde boete is in dit geval niet onredelijk of buitensporig. Hierbij is tevens van belang dat [gedaagde] de boete door zijn eigen onzorgvuldig handelen, namelijk door het appartement zowel aan [eisers] c.s. als aan [betrokkene] c.s. te verkopen, heeft verbeurd. De rechtbank zal het beroep op matiging derhalve afwijzen.
4.8. De gevorderde beslagkosten zullen worden afgewezen nu de beslagstukken niet compleet zijn overgelegd. Bij de stukken ontbreekt het – in artikel 721 Rv – op straffe van nietigheid voorgeschreven exploot van overbetekening van de dagvaarding aan de derde gearresteerde. Bij gebreke daarvan kan niet worden beoordeeld of de wettelijke termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, noch worden bepaald hoeveel de beslagkosten bedragen.
4.9. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal eveneens worden afgewezen. [eisers] c.s. heeft niet voldoende aannemelijk gemaakt dat hij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
4.10. Het verstekvonnis zal op grond van het vorenstaande worden vernietigd, voor zover daarin [gedaagde] is veroordeeld tot betaling van de gevorderde aanvullende schadevergoeding van EUR 9.500,00 en buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van EUR 833,00. De betreffende delen van de vordering zullen alsnog worden afgewezen. Voor het overige zal dit vonnis op genoemde gronden worden bekrachtigd.
4.11. Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. vernietigt het door deze rechtbank op 20 augustus 2008 onder zaaknummer / rolnummer 172806 / HA ZA 08-1204 gewezen verstekvonnis, voor zover [gedaagde] daarbij is veroordeeld tot betaling van EUR 10.333,00,
5.2. wijst het betreffende deel van de vorderingen alsnog af,
5.3. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij in de verzetprocedure de eigen kosten draagt,
5.4. bekrachtigt het verstekvonnis voor het overige.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. van der Kuil en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2009.