ECLI:NL:RBARN:2009:BH2469

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
11 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/901220-07
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke veroordeling voor smokkelen van Irakezen naar Nederland

Op 11 februari 2009 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen vier mannen die verdacht werden van het smokkelen van Irakezen naar Nederland en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft drie van de vier verdachten veroordeeld voor het smokkelen van één Irakees, de broer van een van de verdachten, van Duitsland naar Nederland. De 25-jarige man uit Nijmegen en de 35-jarige man uit Gemert kregen werkstraffen van 180 uur, terwijl de 35-jarige man uit Nijmegen een werkstraf van 240 uur kreeg omdat hij geld zou hebben ontvangen voor de smokkel. De vierde verdachte, een 36-jarige man uit Nijmegen, werd vrijgesproken.

De rechtbank oordeelde dat de verdachten niet schuldig waren aan het smokkelen van twee andere Irakezen die met geldige reisdocumenten via Schiphol Nederland binnenkwamen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachten wisten of ernstige redenen hadden om te vermoeden dat de toegang of het verblijf van deze Irakezen in Nederland in strijd met de wet was. Ook werd niet bewezen dat de verdachten deel uitmaakten van een criminele organisatie, omdat er geen sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband.

De rechtbank heeft de tenlastelegging van de officier van justitie beoordeeld en vastgesteld dat deze voldoende duidelijk en begrijpelijk was. De verdediging had aangevoerd dat de dagvaarding innerlijk tegenstrijdig was, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks de vrijspraken, wel degelijk een rol had gespeeld in de smokkel van zijn broer en dat hij wist dat deze handelingen wederrechtelijk waren. De rechtbank legde een werkstraf op van 180 uur, te vervangen door 90 dagen hechtenis, en hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummer : 05/901220-07
Data zitting : 30 mei 2008, 13 juni 2008, 5 september 2008 en 30 januari 2009
Datum uitspraak : 11 februari 2009
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
Raadsman : mr. C.N.G.M. Starmans, advocaat te Utrecht.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na twee door de rechtbank toegewezen vorderingen wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van de maand
januari 2007 tot en met de maand februari 2008 te Nijmegen, in elk geval in
de gemeente Nijmegen en/of in de gemeente Gemert-Brakel en/of elders in
Nederland, in elk geval in Nederland en/of te Irak en/of te Syrie, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een ander, te weten
[betrokkene1], (telkens) behulpzaam is geweest bij het zich
verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, een andere lidstaat
van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen, in elk geval een staat die is
toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol
tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot
aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag
tegen transnationale georganiseerde misdaad, ((of hem daartoe gelegenheid,
middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers hebben/heeft verdachte en/of
verdachtes mededader(s) die [betrokkene1]
- vervoerd (vanuit Irak en/of Syrie) naar Nederland en/of voor voormelde
persoon het vervoer/transport geregeld (vanuit Irak/Syrie) naar Nederland en/of
- voorzien van een (vals) reisdocument voor vreemdelingen op naam van [naam1] voorzien met een foto van die [betrokkene1] en/of een of meer andere pasjes en/of documenten op naam van [naam1] en/of
- voorzien van woonruimte/een verblijfplaats/onderdak en/of
- geinstrueerd wat die [betrokkene1] bij controles en/of bij
overheidsinstanties diende te zeggen en/of te overleggen, ))
terwijl verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen
had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van de maand januari
2007 tot en met de maand februari 2008 te Nijmegen, in elk geval in de
gemeente Nijmegen en/of gemeente Gemert-Brakel en/of elders in Nederland, in
elk geval in Nederland en/of te Irak en/of te Syrie, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, een ander, te weten [betrokkene1], uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van
verblijf in Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland,
Noorwegen, in elk geval in een staat die is toegetreden tot het op 15 november
2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over
land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000
te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde
misdaad, ((of hem daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft
verschaft, immers
hebben/heeft verdachte en/of verdachtes mededader(s) die [betrokkene1]
- vervoerd (vanuit Irak en/of Syrie) naar Nederland en/of voor voormelde
persoon het vervoer/transport geregeld (vanuit Irak/Syrie) naar Nederland en/of
- voorzien van een (vals) reisdocument voor vreemdelingen op naam van [naam1] voorzien met een foto van die [betrokkene1] en/of een of meer andere pasjes en/of documenten op naam van [naam1] en/of
- voorzien van woonruimte/een verblijfplaats/onderdak en/of
- geinstrueerd wat die [betrokkene1] bij controles en/of t.a.v.
overheidsinstanties diende te zeggen en/of overleggen)),
terwijl verdachte en/of verdachtes medeverdachten(n) wist(en) of ernstige
redenen had(den) te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van de maand
januari 2007 tot en met de maand februari 2008 te Nijmegen, in elk geval in
de gemeente Nijmegen en/of elders Nederland, in elk geval in Nederland en/of
in Irak en/of in Syrie, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, een ander, te weten [betrokkene2], behulpzaam is geweest bij
het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, een andere
lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen, in elk geval een staat die
is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen
Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht,
tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag
tegen transnationale georganiseerde misdaad, ((of hem daartoe gelegenheid,
middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers hebben/heeft verdachte en/of
verdachtes mededader(s) die [betrokkene2]
- vervoerd (vanuit Irak/Syrie) naar Nederland en/of het transport geregeld
voor die [betrokkene2] (vanuit Irak/Syrie) naar Nederland en/of
- voor die [betrokkene2] geregeld dat (valse) stukken/documenten op naam van
en/of bestemd voor die [betrokkene2] vanuit Irak naar Nederland verzonden
werden en/of zouden worden verzonden en/of
- een postadres voor die [betrokkene2] beschikbaar heeft/hebben gesteld)),
terwijl verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen
had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van de maand
januari 2007 tot en met de maand februari 2008 te Nijmegen, in elk geval in
de gemeente Nijmegen en/of elders in Nederland, in elk geval in Nederland
en/of Irak en/of Syrie, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, een ander, te weten [betrokkene2], uit winstbejag behulpzaam
is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, een andere
lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen, in elk geval in een staat
die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen
Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht,
tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag
tegen transnationale georganiseerde misdaad, of hem daartoe gelegenheid,
middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers hebben/heeft verdachte en/of
verdachtes mededader(s) die [betrokkene2]
- vervoerd (vanuit Irak/Syrie) naar Nederland en/of het transport geregeld
voor die [betrokkene2] (vanuit Irak/Syrie) naar Nederland en/of
- voor die [betrokkene2] geregeld dat (valse) stukken/documenten op naam van
en/of bestemd voor die [betrokkene2] vanuit Irak naar Nederland verzonden
werden en/of zouden worden verzonden en/of
- een postadres voor die [betrokkene2] beschikbaar heeft/hebben gesteld,
terwijl verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen
had(den) te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was
(( en/of van welke voormelde feiten verdachte en/of diens medeverdachten een
beroep en/of gewoonte heeft/hebben gemaakt));
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van de maand
december 2007 tot en met de maand februari 2008 te Nijmegen, in elk geval in
de gemeente Nijmegen en/of elders in Nederland en/of Irak, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een reisdocument, te
weten paspoort Republic of Irak ten name van [naam2], valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben
verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk de personalia gemanipuleerd en/of
een foto van verdachte geplaatst op voormeld reisdocument welke foto moest
doorgaan voor de foto van [naam2], geboren [geboortedatum] en/of personalia op voormeld reisdocument geplaatst die niet
overeenkomt met de door verdachte in Nederland opgegeven personalia/GBA
gegevens;
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
[betrokkene3] en/of een persoon genaamd [naam3] en/of [naam4] en/of een of
meer anderen personen (verblijvend in Irak) op een of meer tijdstippen in of
omstreeks de periode van de maand december 2007 tot en met de maand februari
2008 te Nijmegen, in elk geval in de gemeente Nijmegen en/of elders in
Nederland en/of Irak, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, een reisdocument, te weten paspoort Republic of Irak ten name
van [naam2], valselijk heeft opgemaakt of vervalst,
immers heeft/hebben [betrokkene3] en/of een persoon genaamd [naam3] en/of
[naam4] en/of een of meer anderen personen (verblijvend in Irak) en/of
diens/hun mededader(s) valselijk de personalia gemanipuleerd en/of een foto
van verdachte geplaatst op voormeld reisdocument welke foto moest doorgaan
voor de foto van [naam2], geboren [geboortedatum]
en/of personalia op voormeld reisdocument geplaatst die niet overeenkomt met
de door verdachte in Nederland opgegeven personalia/GBA gegevens en/of
personalia op voormeld reisdocument vermeld die verdachte hen gevraagd had
erin te vermelden, niet zijnde de personalia waaronder verdachte in Nederland
bekend was en/of die verdachte bij het GBA in Nederland en/of aan de
Nederlandse autoriteiten had opgegeven
welk feit verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van
de maand december 2007 tot en met de maand februari 2008 te Nijmegen, in elk
geval in de gemeente Nijmegen en/of in de gemeente Gemert-Brakel en/of elders
in Nederland, althans in Nederland en/of in Irak opzettelijk heeft uitgelokt
door giften, beloften en/of door het verschaffen van gelegenheid, middelen
en/of inlichtingen, althans
tot het plegen van welk misrijf verdachte op een of meer tijdstippen in of
omstreeks de periode van de maand december 2007 tot en met de maand februari
2008 te Nijmegen, in elk geval in de gemeente Nijmegen en/of in de gemeente
Gemert-Brakel en/of elders in Nederland, althans in Nederland en/of in Irak ,
medeplichtig is geweest door het opzettelijk verschaffen van gelegenheid
middelen en/of inlichtingen en/of het opzettelijk behulpzaam zijn,
welke opzettelijk uitlokking, althans (opzettelijke) medeplichtigheid hierin
heeft bestaan dat verdachte contact heeft gezocht met die [betrokkene3]
en/of een persoon genaamd [naam3] en/of [naam4] en/of een of meer andere personen
(verblijvend in Irak) en/of vervolgens die [betrokkene3] en/of een
persoon genaamd [naam3] en/of [naam4] en/of een of meer andere personen
(verblijvend in Irak) heeft meegedeeld welke personalia hij, verdachte in het
reisdocument vermeld wilde hebben en/of die [betrokkene3] en/of een
persoon genaamd [naam3] en/of [naam4] en/of een of meer andere personen
(verblijvend in Irak) heeft meegedeeld dat zij "[naam5]" of een soortgelijke
naam uit het reisdocument moesten verwijderen en/of verdachte (vervolgens) een
foto van zichzelf (per computer en/of per post) heeft gestuurd naar die [betrokkene3] en/of een persoon genaamd [naam3] en/of [naam4] en/of een of meer
andere personen (verblijvend in Irak) en/of (vervolgens) die [betrokkene3] en/of een persoon genaamd [naam3] en/of [naam4] en/of een of meer andere
personen (verblijvend in Irak) een geldbedrag (ter betaling) heeft toegezegd
en/of toegezonden en/of [betrokkene3] en/of een persoon genaamd [naam3]
en/of [naam4] en/of een of meer andere personen (verblijvend in Irak) zijn,
verdachtes adres heeft doorgegeven en/of hen heeft verzocht het reisdocument
naar hem, verdachte en/of zijn familie (in Nederland) toe te zenden;
meer subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van de maanden december 2007 tot en met 20
februari 2008 te Nijmegen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om
een reisdocument voor handen te hebben en/of te bezitten, waarvan hij weet of
redelijkerwijs moest vermoeden dat het vals was, immers bevattende een onjuiste
geboortedatum en gewijzigde namen van verdachte, contacten heeft gehad met
personen in Irak en/of een foto van hem aan die personen heeft doorgegeven en/of
zijn adres aan die personen heeft doorgegeven en/of een geldbedrag heeft
toegezegd en/of heeft toe doen komen aan die personen, terwijl de uitvoering van
dit voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van de maand
januari 2007 tot en met de maand februari 2008 te Nijmegen, in elk geval in
de gemeente Nijmegen en/of in de gemeente Amsterdam en/of elders in Nederland,
althans in Nederland en/of in Italie en/of Bulgarije en/of Syrie en/of in
Irak, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, (telkens)
opzettelijk heeft deelgenomen aan de organisatie gevormd door verdachte en/of
[naam1] en/of [naam6] en/of [naam7] en/of een of
meer andere in Nederland en/of Irak en/of Syrie verblijvende personen, welke
organisatie tot oogmerk had het plegen van
- het anderen/een ander behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van toegang
en/of doorreis door Nederland, een andere lidstaat van de Eurpese Unie,
IJsland, Noorwegen of een andere staat die is toegetreden tot het op 15
november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale
georganiseerde misdaad of hem/hen daartoe gelegenheid, middelen of
inlichtingen heeft verschaft terwijl hij/zij weet/wisten of ernstige redenen
hebben/heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is en/of
- het een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van
verblijf in Nederland, een andere lidstaat van de Europese Uni, IJsland,
Noorwegen of een staat die is toegetreden toe het in het eerste lid genoemde
protocol of hem daartoe gelegenheid, midddelen of inlichtingen verschaffen
terwijl zij/hij wisten/weet of ernstige redenen hebben/heeft te vermoeden dat
dat verblijf wederrechtelijk is (artikel 197 a wetboek van
strafrecht/mensensmokkel), althans het plegen van misdrijven;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 30 januari 2009 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. C.N.G.M. Starmans, advocaat te Utrecht.
2a. De geldigheid van de dagvaarding
Standpunt van de verdediging en de officier van justitie
Ter terechtzitting heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding partieel nietig dient te worden verklaard, omdat de officier van justitie bij de feitelijke uitwerking van het onder 1 primair tenlastegelegde de leden 1 en 2 van artikel 197a Sr door elkaar heeft gebruikt. De dagvaarding is derhalve voor wat betreft deze onderdelen innerlijk tegenstrijdig, althans in elk geval volstrekt onbegrijpelijk.
De officier van justitie is van mening dat de dagvaarding voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Beoordeling
Op grond van artikel 261, lid 1 Sv behelst de dagvaarding een opgave van het feit dat ten laste wordt gelegd met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse het begaan zou zijn. Het tweede lid voegt daaraan toe dat de dagvaarding tevens de vermelding behelst van de omstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan.
Bij de uitleg van deze bepaling moet men voortdurend in het oog houden dat centraal staat of de verdachte zich op basis van de tenlastelegging goed kan verdedigen. Ook voor de rechter moet de tenlastelegging begrijpelijk zijn. De eis van ‘opgave van het feit’ wordt zo uitgelegd dat het geheel in de eerste plaats duidelijk en begrijpelijk moet zijn. , in de tweede plaats niet innerlijk tegenstrijdig en in de derde plaats voldoende feitelijk.
Een tenlastelegging is innerlijk tegenstrijdig als daarin naast elkaar twee mogelijkheden worden gepresenteerd die niet naast elkaar bestaanbaar zijn. Een dagvaarding behoeft zich niet uit te laten over de voor de strafbaarheid irrelevant zijnde aard en omvang van nadere bijzonderheden waarvan de vermelding niet op straffe van nietigheid wordt verlangd.
Uit de jurisprudentie volgt dat bij de beoordeling van een nietigheidsverweer ten aanzien van de dagvaarding een aantal factoren dient te worden meegewogen. Eén van die factoren is de vraag of er bij verdachte bij kennisneming van het strafdossier redelijkerwijs twijfel kan bestaan welke specifieke gedragingen hem worden verweten. Een andere factor die moet worden meegewogen is dat in de bewoordingen van de tenlastelegging besloten kan liggen wat het voorwerp van het strafrechtelijk onderzoek vormt. Ook de inhoud van de door de verdediging overlegde pleitnota mag in de beoordeling van het nietigheidsverweer worden meegenomen , net als de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting.
De rechtbank is van oordeel dat gezien de inhoud van het complete dossier en het geheel van de tenlastegelegde strafbare feiten in onderlinge samenhang bezien, de verdachte in staat moet worden geacht de tekst van de tenlastelegging te kunnen begrijpen. Daarnaast heeft verdachte tijdens zijn verhoren en tijdens het onderzoek ter terechtzitting blijk gegeven van zijn begrip van de inhoud van de tenlastelegging. De verdediging heeft door de pleitnotities ook blijk gegeven van begrip van de inhoud van de tenlastelegging.
De tenlastelegging behelst daarom naar het oordeel van de rechtbank een voldoende duidelijke opgave van de feiten nu de tekst van de tenlastelegging voldoende duidelijk, begrijpelijk, feitelijk en niet tegenstrijdig is.
Indien, zoals de verdediging stelt, sprake zou zijn van het door elkaar halen van de leden 1 en 2 van artikel 197a Sr, zal dit tot al dan niet gedeeltelijke vrijspraak kunnen leiden.
De rechtbank is gezien het bovenstaande van oordeel dat de gehele tenlastelegging aan de vereisten van artikel 261 Sv voldoet en verwerpt daarom het nietigheidsverweer van de verdediging.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van de onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde feiten
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat zowel het onder 2 primair als subsidiair tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten voor een bewezenverklaring, mede gelet op de verklaring die [betrokkene2] bij de rechter-commissaris heeft afgelegd. De rechtbank zal verdachte hiervan derhalve vrijpreken.
Ten aanzien van de onder 3 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde feiten
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat zowel het onder 3 primair, subsidiair als meer subsidiair tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Niet kan worden vastgesteld of het betreffende document valselijk is opgemaakt, dan wel is vervalst of vals is. De rechtbank zal verdachte hiervan derhalve vrijpreken.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde feit
Standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde feit. Volgens de officier van justitie heeft verdachte deelgenomen aan een criminele organisatie hetgeen volgens zijn requisitoir blijkt uit een reeks verklaringen/telefoongesprekken in het dossier en hij verbindt daaraan de conclusie dat sprake is van oogmerk, samenwerking, structuur en duurzaamheid zoals vereist volgens artikel 140 van het Wetboek van strafrecht (Sr).
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde feit. Volgens de verdediging is het verband onvoldoende gestructureerd, concreet en duurzaam om te kunnen spreken van een criminele organisatie.
Beoordeling
Voor de bewezenverklaring van "een organisatie" als bedoeld in art. 140 Sr is vereist dat sprake is van een samenwerkingsverband van twee of meer personen, met een zekere duurzaamheid en structuur.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat hiervan sprake is aangezien het om ad hoc gebeurtenissen gaat en geen sprake is van enige duurzaamheid en structuur. Het dossier bevat aanwijzingen dat verdachte (binnen een periode van enkele maanden) gedurende een korte periode heeft samengewerkt met anderen inzake onder meer transport van personen naar Europa.
Niet gebleken is dat verdachte regelmatig en meer dan incidenteel met dezelfde personen heeft samengewerkt en dat het daarbij (steeds) ging om gedragingen die in artikel 197a Sr strafbaar zijn gesteld, dan wel om andere misdrijven.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het onder 4 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De feiten.
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
[naam1] heeft op 19 maart 2007 bij de politie in Nijmegen aangifte gedaan van vermissing van zijn vreemdelingenpaspoort met nr.[nummer]. Hij heeft op 14 juni 2007 een nieuw paspoort aangevraagd, waarop een paspoort met nr. [nummer] is verstrekt. Op 9 november 2007 bleek hij bij een controle op het vliegveld Zaventhem in het bezit van een geldig reisdocument op zijn eigen naam met het nr. [nummer] van zijn als vermist opgegeven paspoort.
Op 28 november 2007 wordt op het vliegveld van Düsseldorf een man, aangekomen met vlucht [nummer] Milaan (‘Mailand’)-Düsseldorf, gecontroleerd. De man laat daarbij een Nederlands vreemdelingenpaspoort zien met het nummer [nummer]. Dit paspoort staat op naam van [naam1], geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats]. Het paspoort is afgegeven op 14 juni 2007 door de Burgemeester te Nijmegen. De aanbieder van het paspoort bevestigde de in het paspoort opgenomen gegevens en gaf aan dat hij een vaste woonplaats in Nederland had. Na een controle bij de Nederlandse autoriteiten mocht de man zijn reis naar Nederland hervatten. De aanbieder van het paspoort is dezelfde als de persoon op de foto in het paspoort. De aanbieder is [betrokkene1] (hierna ook: [betrokkene1]).
[naam6] bevond zich in hetzelfde vliegtuig als [betrokkene1].
Verdachte heeft [betrokkene1] van Nijmegen naar Gemert gebracht en [betrokkene1] heeft een aantal dagen in zijn huis aan de [adres] te Gemert verbleven.
In de auto die op naam van de echtgenote van [verdachte] is gesteld, is een kopie van het paspoort waarmee [betrokkene1] reisde aangetroffen. Alleen [verdachte] en zijn vrouw rijden met deze auto.
In de woning van [verdachte] zijn ook pasfoto’s van [betrokkene1] aangetroffen.
[betrokkene1] is op 16 december 2007 aangehouden in Gemert omdat hij niet in het bezit was van een (geldig) identiteitsbewijs. Hij gaf zich uit voor [naam1]. Hij had een girobankpas, een VGZ zorgverzekeringspas met dezelfde naam en een toegangspas van het recreatiepark [naam8] in Volkel bij zich met daarop dezelfde naam en een pasfoto van [betrokkene1] bij zich.
Verweren
De raadsman heeft het verweer gevoerd dat verdachte vrijgesproken moet worden van het hem onder 1 primair tenlastegelegde.
a. medeplegen van het vervoeren van [betrokkene1]
De raadsman heeft betoogd dat niet blijkt dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen [betrokkene1] naar de Europese Unie heeft laten komen. Niet (voldoende) blijkt dat verdachte bemoeienis heeft gehad met het vervoeren van [betrokkene1] en ook niet van de route die [betrokkene1] af zou leggen. Verdachte heeft dit ook ontkend. [betrokkene1] heeft vanuit Irak alles zelf ondernomen. Pas toen verdachte vernam dat [betrokkene1] zich in Nederland bevond, heeft hij [betrokkene1] opgehaald zodat [betrokkene1] in Nederland asiel aan kon vragen.
Van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen kan uit het dossier niet blijken.
Ten aanzien van de verklaring die [betrokkene1] bij de politie heeft afgelegd op p. 924 en verdere heeft de raadsman primair betoogd dat deze niet voor het bewijs kan worden gebruikt nu [betrokkene1] niet is gewezen op het verschoningsrecht ten aanzien van verdachte. Dit betreft een onherstelbaar vormverzuim en derhalve kan deze verklaring niet meer voor het bewijs worden gebruikt.
Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van de verklaring van [betrokkene1] betoogd dat aan deze verklaring minder gewicht kan worden toegekend dan aan de verklaring die [betrokkene1] bij de rechter-commissaris heeft afgelegd. [betrokkene1] heeft verklaard dat de verklaring bij de politie niet meer aan hem is voorgelezen. Dat door de politie in het proces-verbaal van de verklaring van [betrokkene1] is opgeschreven dat verdachte wist van zijn komst naar Nederland en verdachte de pasjes heeft geregeld, komt doordat de tolk en [betrokkene1] elkaar niet goed begrepen.
Verdachte heeft ten aanzien van het telefoongesprek van 22 december 2007 ter terechtzitting verklaard dat dit gesprek ging over een schuld die verdachte bij [naam6], de man van zijn zus, had.
Volgens verdachte bestond die schuld uit een bedrag dat [naam6] had betaald voor het betalen van een ticket naar Syrië ten behoeve van de ouders van verdachte omdat de vader van verdachte in Syrië geopereerd moest worden.
b. Voorzien van een (vals) reisdocument
Voorts heeft de raadsman betoogd dat uit het dossier niet kan blijken dat verdachte (of een medepleger) [betrokkene1] heeft voorzien van een vals reisdocument, althans niet kan blijken dat verdachte heeft gehandeld met het (voorwaardelijk) opzet dat [betrokkene1] over zo’n document zou kunnen beschikken, mede gelet op de verklaring van [betrokkene1].
Uit het dossier kan niet blijken dat [betrokkene1] degene is geweest die in Düsseldorf een reisdocument heeft gebruikt, mede gelet op de verklaring van [betrokkene1] hierover.
Beoordeling
a. medeplegen van het vervoeren van [betrokkene1]
[naam6] heeft verklaard dat hij en een persoon die hij [naam1] noemt in hetzelfde vliegtuig zaten vanuit Syrië naar Düsseldorf. Hij herkent deze [naam1] als degene die op foto 1 staat (dit is [betrokkene1]) en dit is volgens Abid de broer van verdachte. Toen ze aankwamen op Düsseldorf is deze persoon opgepakt omdat hij niet de juiste papieren had. Verdachte stond zijn broertje op te wachten op het vliegveld in Düsseldorf. Verdachte heeft [naam6] later naar Nijmegen gebracht.
[betrokkene1] heeft verklaard dat hij op verzoek van verdachte foto’s heeft laten maken in Irak en deze naar hem in Nederland heeft opgestuurd. Verdachte had die foto’s nodig omdat [betrokkene1] papieren nodig had om te reizen. Verdachte zou ervoor zorgen dat [betrokkene1] een paspoort zou krijgen.
[betrokkene1] heeft verklaard dat hij door twee Irakezen met een auto naar Nijmegen is gebracht. De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat verdachte [betrokkene1] van Nijmegen naar Gemert heeft vervoerd.
De rechtbank acht de verklaring van [naam6] betrouwbaar nu deze consistent en zeer gedetailleerd is en ook uit het dossier gebleken is dat [betrokkene1] daadwerkelijk op het vliegveld van Düsseldorf is aangehouden alwaar zijn paspoort gecontroleerd is.
Ook de verklaring van [betrokkene1] is zeer gedetailleerd. [betrokkene1] heeft deze verklaring alwaar hij nergens aangeeft de tolk niet te begrijpen, ondertekend. De rechtbank acht derhalve ook de verklaring van [betrokkene1] betrouwbaar. Dat [betrokkene1] niet gewezen is op zijn verschoningsrecht brengt niet met zich mee dat zijn verklaring niet tot het bewijs mag worden gebezigd nu de wetgever opsporingsambtenaren noch rechters heeft verplicht om getuigen uitdrukkelijk te wijzen op hun verschoningsrecht.
De rechtbank merkt ten aanzien van het telefoongesprek van 22 december 2007 tussen verdachte en een man genaamd Haji of [naam3] in Irak op dat dit telefoongesprek is gevoerd nog geen maand nadat [betrokkene1], samen met [naam6], in Nederland aankwam. In dit gesprek geeft verdachte aan dat hij nog € 6.000,- moet betalen aan mensen vanwege de klus van [betrokkene1] en dat verdachte aan [naam6], hun vriend, nog iets meer dan € 3.000,- moet geven voor de tickets en zijn onkosten. De rechtbank ziet niet in hoe deze ‘klus van [betrokkene1]’ betrekking heeft op een schuld aan [naam6] vanwege betaalde vliegtickets in verband met een operatie van de vader van verdachte.
Daarbij komt dat ook uit andere telefoongesprekken is af te leiden dat [naam6] een rol heeft gespeeld in het naar Nederland brengen van [betrokkene1]. Zo heeft [naam6] op 8 februari 2008 een gesprek gevoerd met een zekere [naam9] in Syrië. In dit gesprek vraagt [naam9] aan [naam6] of [naam6] voor hem een regeling kan maken zoals [naam6] ook voor [betrokkene1] heeft gedaan. Uit dit gesprek is af te leiden dat [naam6] voor deze [naam9] en zijn familie kan regelen dat zij Syrië kunnen verlaten met behulp van valse documenten en dat [verdachte] daar een rol in kan spelen.
Op grond van het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [betrokkene1] heeft opgewacht op het vliegveld van Düsseldorf, samen met [naam6] en [betrokkene1] naar Nederland is gereden en dat verdachte [naam6] geld schuldig was voor de rol die [naam6] heeft gespeeld in het naar Nederland brengen van [betrokkene1].
b. Voorzien van een (vals) reisdocument
[betrokkene1] heeft verklaard dat hij op verzoek van verdachte foto’s heeft laten maken in Irak en deze naar verdachte in Nederland heeft opgestuurd. Verdachte had die foto’s nodig omdat [betrokkene1] papieren nodig had om te reizen. Verdachte zou ervoor zorgen dat [betrokkene1] een paspoort zou krijgen.
[naam1] heeft op 14 juni 2007 een paspoort aangevraagd, wat is verstrekt met nr.[nummer]. Dit paspoort heeft [betrokkene1] getoond op 28-11-2007 in Düsseldorf. Ook deze verklaring van [betrokkene1] acht de rechtbank betrouwbaar gelet op de gedetailleerdheid daarvan en gelet op het feit dat deze verklaring ondersteuning vindt in het proces-verbaal waaruit blijkt dat in de auto die in gebruik is bij verdachte een kopie van het paspoort waarmee [betrokkene1] reisde is aangetroffen alsmede in de processen-verbaal waaruit blijkt dat er pasfoto’s van [betrokkene1] in de woning van verdachte zijn aangetroffen.
Ten aanzien van het verweer van de raadsman dat uit het dossier niet kan blijken dat [betrokkene1] degene is geweest die in Düsseldorf een reisdocument heeft gebruikt, oordeelt de rechtbank als volgt.
De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat degene die het paspoort aanbood op het vliegveld van Düsseldorf op 28 november 2007 dezelfde is als de persoon op de foto in het paspoort. [betrokkene1] heeft verklaard dat hij degene is op de foto op de aanvraag van dit paspoort. Nu de foto op de aanvraag van het paspoort dezelfde is als op het aangeboden paspoort staat voor de rechtbank vast dat [betrokkene1] op 28 november 2007 op Düsseldorf is gecontroleerd en hierbij het paspoort op naam van [naam1] heeft laten zien.
Het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien met hetgeen hiervoor is opgenomen bij de vaststaande feiten, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een rol heeft gespeeld in het verkrijgen van het valse paspoort voor [betrokkene1].
Conclusie
Gelet op de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [betrokkene1] met een vals paspoort op de naam van [naam1], samen met [naam6] in ieder geval van Milaan naar Düsseldorf is gevlogen. Dit paspoort is door [naam1] aangevraagd en ook verdachte heeft een rol gespeeld in de verkrijging van dit paspoort. Verdachte heeft [betrokkene1] en [naam6] op het vliegveld van Düsseldorf opgehaald en naar Nederland gereden. Verdachte was [naam6] geld schuldig voor de rol van [naam6] in het naar Nederland brengen van [betrokkene1].
De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte in een nauwe en bewuste samenwerking met [naam1] en [naam6] [betrokkene1] behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van doorreis door Duitsland en toegang tot Nederland, terwijl verdachte wist dat die doorreis en toegang wederrechtelijk waren.
Op grond van vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode van de maand juni 2007 tot en met de maand december 2007 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, een ander, te weten [betrokkene1], behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland en doorreis door een andere lidstaat van de Europese Unie, immers hebben verdachte en verdachtes mededaders die [betrokkene1]
- vervoerd naar Nederland en
- voorzien van een vals reisdocument voor vreemdelingen op naam van [naam1] voorzien met een foto van die [betrokkene1], terwijl verdachte en verdachtes mededaders wisten dat die toegang en die doorreis wederrechtelijk was;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Mensensmokkel in vereniging begaan door meerdere personen.
4b. De strafbaarheid van het feit
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Standpunt van de verdediging en de officier van justitie
De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit subsidiair op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat er sprake zou zijn van psychische overmacht. Kan van verdachte worden verwacht dat hij er weerstand aan geeft dat hij zijn broer middels betaling van een geldbedrag naar Nederland kan krijgen?
De officier van justitie is van mening dat dit verweer moet worden verworpen.
Beoordeling
De rechtbank overweegt dat een beroep op psychische overmacht ex. artikel 40 Sr slechts kans van slagen heeft als blijkt er sprake is van een van buiten komende dwang waartegen weerstand weliswaar niet volkomen onmogelijk is, doch redelijkerwijs niet van verdachte kon worden gevergd. Uit hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting is gebleken heeft de rechtbank niet een dusdanige situatie kunnen opmaken. Niet is aannemelijk geworden dat [betrokkene1] in Irak zodanig werd bedreigd dat hij onmiddellijk moest vluchten.
De rechtbank verwerpt derhalve het verweer.
Voor het overige is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de onder 1 primair en 4 tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De officier van justitie heeft de eis onderbouwd door te betogen dat het door verdachte gepleegde strafbare feit het functioneren van de samenleving raakt en er geen indicatie is dat verdachte het feit pleegde uit humanitaire overwegingen. Ten voordele van verdachte houdt de officier van justitie rekening met het feit dat niet helder is hoeveel verdachte er aan verdiend zal hebben en dat de rol van verdachte slechts faciliterend was.
De verdediging heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte uit humanitaire overwegingen heeft gehandeld en dat hij slechts een zeer zijdelingse rol heeft gespeeld. Voorts heeft de verdediging de rechtbank verzocht er in zijn algemeenheid rekening mee te houden dat er sprake is van een dunne lijn tussen held en boef in dit soort situaties.
Beoordeling
Bij de beslissing van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en verder de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hierbij is onder meer gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 26 november 2008.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte is samen met anderen behulpzaam geweest bij het verschaffen van toegang tot Nederland en doorreis door Duitsland van zijn uit Irak afkomstige broer [betrokkene1], terwijl hij wist dat deze toegang en doorreis wederrechtelijk was. De rol van verdachte bestond hierin dat hij zijn broer heeft voorzien van een vals reisdocument, hem heeft opgehaald van het vliegveld in Dusseldorf en hem vervolgens heeft meegenomen naar Nederland.
Door het bewezenverklaarde feit te plegen heeft verdachte er aan bijgedragen dat het reguliere asielbeleid van de Nederlandse overheid wordt gefrustreerd omdat daardoor niet kan worden
getoetst of iemand rechtmatig in Nederland zal mogen verblijven bijvoorbeeld op grond van
humanitaire redenen, maar ook omdat het ernstige ongelijkheid schept ten opzichte van hen die via de reguliere kanalen een asielverzoek doen.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en dat niet is gebleken dat hij uit winstbejag heeft gehandeld. Verdachte wilde zijn broer helpen.
Aangezien de smokkel van (slechts) één persoon bewezen is verklaard is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf naar het oordeel van de rechtbank niet aan de orde.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een werkstraf opleggen voor de duur van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De straf is lager dan de straf die door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank verdachte tevens zal vrijspreken van het onder 4 tenlastegelegde feit.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 27 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van de onder 2 primair en subsidiair, 3 primair, subsidiair en meer subsidiair en 4 tenlastegelegde feiten.
Verklaart bewezen dat verdachte het overige tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4a.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 180 (honderdtachtig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 90 (negentig) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te waarderen op 2 uren per dag hechtenis.
Heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. T.H.P. de Roos, vice-president als voorzitter,
mr. C.N. Dijkstra, rechter,
mr. E.M. Vermeulen, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. N. ter Horst en M.B. Wichman, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 februari 2009.