ECLI:NL:RBARN:2009:BH1710

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
28 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-1475 WOB
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de wrakingskamer in bestuursrechtelijke procedure tegen de Minister van Buitenlandse Zaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 28 januari 2009 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van de Vereniging Surinaamse Nederlanders (VSN) tegen de rechters van de wrakingskamer. Het verzoek tot wraking werd ingediend nadat de wrakingskamer een eindbeslissing had genomen in een procedure tegen de Minister van Buitenlandse Zaken. De rechtbank verklaarde verzoekster niet-ontvankelijk in haar wrakingsverzoek, verwijzend naar een eerdere uitspraak van de Hoge Raad van 18 december 1998, waarin werd vastgesteld dat wraking niet mogelijk is na een einduitspraak. De wrakingsprocedure was gestart na een mondelinge behandeling op 21 november 2008, waarbij [rechter 3] als voorzitter optrad. Verzoekster stelde dat de wrakingsprocedure een schijnprocedure was, omdat de wrakingskamer al van plan was het verzoek ongegrond te verklaren. De rechtbank oordeelde dat het verzoek niet ontvankelijk was, omdat de wet geen mogelijkheid biedt om rechters te wraken na een einduitspraak. De rechtbank besloot om af te zien van een mondelinge behandeling, aangezien het verzoek duidelijk niet-ontvankelijk was. Tevens werd opgemerkt dat klachten over rechters aan het bestuur van de rechtbank voorgelegd moeten worden, en niet in deze procedure konden worden behandeld. De beschikking werd openbaar uitgesproken door de rechters J.D.A. den Tonkelaar, E.A.A.M. Pfeil en C.M.E. Lagarde.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Wrakingskamer
rekestnummer: 08-1475 WOB 121
Beschikking van 28 januari 2009
inzake
VERENIGING SURINAAMSE NEDERLANDERS (VSN),
gevestigd te Nijmegen,
verzoekster tot wraking,
en
MRS. [voorzitter], [rechter 1] EN [rechter 2],
in hun hoedanigheid van respectievelijk voorzitter en rechters van de wrakingskamer, die het verzoek van verzoekster hebben behandeld tot wraking van [rechter 3] in haar hoedanigheid van bestuursrechter in de zaak tussen verzoekster en anderen, als eisers, en de Minister van Buitenlandse Zaken, als verweerder (procedurenummer 08-1475 WOB 121).
1. De procedure
1.1. Het verloop van de wrakingsprocedure blijkt uit
- het verzoekschrift met bijlage van 8 januari 2009, ingekomen bij de rechtbank op 8 januari 2009, waarin het wrakingsverzoek is neergelegd
- een aanvulling op het verzoekschrift van 9 januari 2009, ingekomen bij de rechtbank op 9 januari 2009.
1.2. De uitspraak op het verzoekschrift is bepaald op heden. Hieronder staan de overwegingen waarop de uitspraak stoelt.
2. De feiten
2.1. Verzoekster heeft, als eiseres, samen met anderen bij de rechtbank Arnhem, sector bestuursrecht, een procedure aanhangig gemaakt tegen de Minister van Buitenlandse Zaken. Op 21 november 2008 heeft in die procedure een mondelinge behandeling plaatsgevonden. [rechter 3] trad daarin op als voorzitter van de rechtbank. Na de behandeling heeft [rechter 3] partijen meegedeeld dat binnen zes weken uitspraak zal worden gedaan. Alvorens die uitspraak kon plaatsvinden heeft verzoekster samen met anderen bij verzoekschrift, gedateerd 1 december 2008, bij de rechtbank ingekomen op 30 november 2008, [rechter 3] gewraakt. De mondelinge behandeling van dit verzoekschrift door de wrakingskamer heeft plaatsgevonden ter zitting van 8 januari 2009. Aan het einde van die zitting heeft de wrakingskamer mondeling uitspraak gedaan en verzoekster en anderen niet-ontvankelijk verklaard in hun wrakingsverzoek. Nadat deze uitspraak was gedaan heeft verzoekster de leden van de wrakingskamer gewraakt.
3. Het verzoek
Verzoekster stelt, kort gezegd, dat de wrakingsprocedure tegen [rechter 3] een schijnprocedure is geweest, omdat de wrakingskamer reeds het voornemen had het wrakingsverzoek ongegrond te verklaren. Dit volgt volgens verzoekster uit de omstandigheid dat tegen [rechter 3] is gezegd dat zij niet ter zitting aanwezig behoefde te zijn. Verder heeft de wrakingskamer volgens verzoekster in strijd gehandeld met het (bestuurs)procesrecht en met het recht op een eerlijk proces door ter zitting vragen te stellen over punten die verzoekster niet heeft aangevoerd en door de afwijzing van het verzoek te motiveren op gronden waarop verzoekster niet heeft kunnen reageren.
4. De motivering van de beslissing
4.1. Het verzoek strekt tot wraking van mrs. [voorzitter], [rechter 1] en [rechter 2] ter zake van een procedure die is geëindigd met een door deze rechters op 8 januari 2009 ter zitting uitgesproken beslissing.
4.2. De wet voorziet niet in de mogelijkheid om, wanneer de behandeling van de zaak is geëindigd door het geven van een einduitspraak, wraking te verzoeken van de rechters die deze uitspraak hebben gedaan (HR 18 december 1998, NJ 1999, 271). Verzoekster is om die reden niet-ontvankelijk in haar wrakingsverzoek .
4.3. Nu aanstonds duidelijk is dat verzoekster niet-ontvankelijk is in haar wrakingsverzoek, zal worden afgezien van een mondelinge behandeling van het verzoek.
4.4. Ten slotte wordt nog het volgende overwogen. Verzoekster heeft in haar verzoekschriften van 8 januari 2009 en 9 januari 2009 ook een klacht ingediend tegen de leden van de wrakingskamer. Een beslissing op een klacht over rechters is voorbehouden aan het bestuur van de rechtbank, zodat op deze plaats niet over de klacht kan worden geoordeeld.
5. De beslissing
De rechtbank
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.D.A. den Tonkelaar, E.A.A.M. Pfeil en C.M.E. Lagarde en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2009.
de griffier de voorzitter
coll.: JO