ECLI:NL:RBARN:2009:BH1556

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
2 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
179032
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot contra-expertise en uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 2 februari 2009 een beschikking gegeven in het kader van een verzoekschrift van de Raad voor de Kinderbescherming te Arnhem. Het verzoek betreft de definitieve ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De ouders van de minderjarige, [X] en [Y], hebben geen bezwaar gemaakt tegen de ondertoezichtstelling, maar er zijn zorgen over de opvoedkundige capaciteiten van de ouders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige in een situatie opgroeit waarin zijn zedelijke of geestelijke belangen ernstig worden bedreigd, en dat eerdere pogingen om deze bedreiging te verhelpen niet succesvol zijn geweest. De rechtbank heeft daarom besloten de minderjarige onder toezicht te stellen tot 14 oktober 2009.

Daarnaast heeft de rechtbank een deskundige benoemd om onderzoek te doen naar de cognitieve vermogens en pedagogische vaardigheden van de ouders. Dit onderzoek is van belang om te bepalen of de ouders in staat zijn om de minderjarige op te voeden in de thuissituatie. De rechtbank heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van zes maanden, ingaande 4 februari 2009, en heeft de verdere behandeling van de zaak aangehouden tot een zitting in juli 2009. De rechtbank heeft ook bepaald dat de bestaande bezoekregeling voor de minderjarige moet worden uitgebreid, zodat hij frequent contact kan hebben met zijn ouders, wat cruciaal is voor zijn ontwikkeling.

De beschikking is openbaar uitgesproken en de ouders, de Raad en de betrokken Stichting zijn opgeroepen om te verschijnen op de volgende zitting. De rechtbank heeft benadrukt dat het belang van de minderjarige voorop staat en dat er zorgvuldige observaties en onderzoeken moeten plaatsvinden om de situatie van de minderjarige te verbeteren.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector Familie en Jeugd
Zaakgegevens: 179032 / JE RK 08-17393
Datum uitspraak:
beschikking van de meervoudige kamer van 02 februari 2009
in de zaak van
het op 24 december 2008 ingediende verzoekschrift van de Raad voor de Kinderbescherming te Arnhem, tot - definitieve- ondertoezichtstelling alsmede tot verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing van:
[de minderjarige] geboren op 1[geboortedatum] te [geboorteplaats],
hierna te noemen de minderjarige.
De kinderrechter merkt naast de minderjarige als belanghebbenden aan:
- [X]
[woonplaats]
[adres]
- [Y]
[woonplaats]
[adres]
Het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend door de ouders [X]n de [Y]
Het procesverloop
De Raad voor de Kinderbescherming te Arnhem (hierna te noemen de Raad) heeft een verzoekschrift met bijlage(n) ingediend, daartoe strekkende dat de definitieve ondertoezichtstelling van voornoemde minderjarige wordt uitgesproken, alsmede dat voornoemde minderjarige uithuis wordt geplaatst. De machtiging tot uithuisplaatsing wordt verzocht in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 14 oktober 2008 de minderjarige reeds voorlopig ondertoezicht gesteld en een machtiging verleend tot plaatsing van de minderjarige in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 14 oktober 2008 voor de duur van vier weken en heeft de beslissing voor het overige aangehouden.
Bij beschikking van 10 november 2008 heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing verleend in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 10 november 2008 tot uiterlijk 14 januari 2009.
Bij beschikking van 19 januari 2009 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank de ondertoezichtstelling met drie weken verlengd en is de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot uiterlijk 04 februari 2009. De beslissing is voor het overige aangehouden, aangezien de rechtbank nader geïnformeerd wilde worden over de leerbaarheid van de ouders en de mogelijkheden van de ouders met hulpverlening de minderjarige op te voeden en te verzorgen aan de hand van een nadere (gezins)observatie. De Raad en de Stichting zijn verzocht uiterlijk op 23 januari 2009 de rechtbank een plan van aanpak over te leggen omtrent observatiemogelijkheden, alsmede mogelijkheden tot uitbreiding van de omgangsregeling.
Op 26 januari 2009 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord daarbij:
- [X] bijgestaan door mr. E.H.J. Plass;
- [Y], bijgestaan door mr. E.H.J. Plass;
- twee vertegenwoordigsters namens de Raad voor de Kinderbescherming (nader te noemen: de Raad);
- de gezinsvoogdes, namens de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Reclassering (nader te noemen: de Stichting);
- [Z]een oom en tante van de ouders);
- [A] (vader moederszijde)
- [B]een oom van de ouders).
Op 23 januari 2009 is het plan van aanpak van de Raad en de Stichting bij de rechtbank ingekomen.
Ter zitting heeft de vertegenwoordigster van de Raad een pleitnota overgelegd.
Vaststellingen en overwegingen
Door en namens de ouders is ter zitting - kort samengevat - het volgende verklaard.
De ouders geven de voorkeur aan de in het plan van aanpak genoemde optie waarbij de minderjarige langere tijd bij de ouders in de thuissituatie geplaatst zal worden en het gezin van daaruit wordt geobserveerd door hulpverlening. Gelet op de houding en de opstelling van de Raad en de Stichting in deze procedure hebben de ouders geen vertrouwen in een objectief oordeel indien de observaties worden gedaan door de Raad of de Stichting.
De Raad heeft niets in het plan van aanpak opgenomen ten aanzien van een uitbreiding van de omgangsregeling, terwijl er geen contra-indicaties bestaan voor uitbreiding. Het laatste bezoek heeft plaatsgevonden op 14 januari 2009. Nadien is geen nieuwe afspraak gemaakt met de gezinsvoogdes, waardoor de ouders niet weten waar zij aan toe zijn.
Door de vertegenwoordigsters van de Raad is ter zitting - kort samengevat - opgemerkt dat zij het bij beschikking van 19 januari 2009 door de rechtbank gevraagde aanvullende onderzoek niet in het belang van de minderjarige achten. De ouders schieten met name in emotionele pedagogische vaardigheden tekort, wat ten koste gaat van de hechting en het vertrouwen dat de minderjarige in volwassenen zal moeten krijgen. Daarnaast zullen de ouders zich telkens aan nieuwe situaties moeten aanpassen, nu de minderjarige zich constant aan het ontwikkelen is en de inschatting is dat ouders daartoe niet (zelfstandig) in staat zijn.
De Raad verzoekt derhalve primair haar verzoek toe te wijzen en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Indien het verzoek tot uithuisplaatsing wordt afgewezen, verzoekt de Raad subsidiair de beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Door de gezinsvoogdes van de Stichting is ter zitting - kort samengevat - naar voren gebracht dat in het plan van aanpak niets is opgenomen ten aanzien van een uitbreiding van de bezoekregeling, nu de bezoekregeling afhankelijk is van de beslissing van de rechtbank. Bij uitbreiding van de bezoekregeling dient er gekeken te worden naar wat haalbaar is voor de minderjarige. Het omgangscontact met de ouders is erg vermoeiend en intensief voor de minderjarige. Zijn energie is na een uur op, hetgeen logisch is vanwege zijn jonge leeftijd. Een uitbreiding naar drie à vier maal per week een uur is niet mogelijk. De minderjarige moet zich kunnen hechten in een vertrouwde omgeving. Uitbreiding naar een uur per week behoort wel tot de mogelijkheden.
De rechtbank overweegt als volgt
Door en namens de ouders is ter zitting verklaard dat zij geen bezwaar hebben tegen de toewijzing van het verzoek tot ondertoezichtstelling.
Op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan dat de minderjarige zodanig opgroeit dat de zedelijke of geestelijke belangen of de gezondheid ernstig worden bedreigd en dat de andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of, naar is te voorzien zullen falen (artikel 1:254, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek). De rechtbank zal derhalve de minderjarige onder toezicht stellen tot 14 oktober 2009.
Op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht overweegt de rechtbank ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing het volgende.
Ter zitting van 12 januari 2009 is namens de ouders verzocht een contra-expertise te bevelen met het oog op de benoeming van een deskundige.
Ingevolge het tweede lid van artikel 810a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering benoemt de rechter op verzoek van en na overleg met een ouder een deskundige, mits dat mede tot de beslissing van de zaak kan leiden en het belang van het kind zich daartegen niet verzet.
Niet is gebleken dat het belang van de minderjarige zich verzet tegen de benoeming van een deskundige. Daarnaast acht de rechtbank dat de benoeming mede van belang kan zijn voor haar beslissing ten aanzien van de verzochte machtiging uithuisplaatsing. De rechtbank zal het verzoek dan ook toewijzen en d[L] van Bureau [L] als deskundige benoemen.
De rechtbank verzoekt de deskundige onderzoek te doen naar de cognitieve vermogens van de ouders, waaronder de leerbaarheid, de persoonlijkheidsontwikkeling van de ouders in relatie tot het kind nu en in de toekomst en de pedagogische en affectieve vaardigheden van de ouders.
De opdracht aan deskundige luidt het aan de rechtbank verschaffen van inzicht in de hierbovengenoemde vaardigheden, ontwikkeling en vermogens van de ouders, opdat inzicht ontstaat in het antwoord op de vraag of ouders in staat zijn de minderjarige op te voeden in de thuissituatie en welke hulp zij eventueel hiervoor nodig hebben.
De rechtbank acht het daarbij van belang dat er middels observaties in de thuissituatie inzicht wordt verkregen in de interactie tussen de ouders en de minderjarige. Juist vanwege de verstandelijke beperkingen van de ouders is het van belang dat zij gedurende een langere periode in de thuissituatie tijdens de omgangsregeling in een voor hen vertrouwde omgeving geobserveerd worden, waardoor de ouders zich op hun gemak kunnen voelen en zij in staat zijn oorspronkelijk te reageren. Indien de deskundige op basis van de uitkomsten van het onderzoek naar de ouders tot het oordeel komt dat een observatie niet opportuun is, verzoekt de rechtbank dit gemotiveerd te rapporteren.
Nu er nader onderzoek zal plaatsvinden naar de opvoedkundige mogelijkheden en leerbaarheid van de ouders zal de rechtbank in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek de machtiging tot uithuisplaatsing verlenen voor de duur van zes maanden. De rechtbank zal haar beslissing ten aanzien van het overige aanhouden tot een nader te bepalen zitting in juli 2009.
Gelet op de zeer jonge leeftijd van de minderjarige, de hechtingsfase waarin hij verkeert en dat er nog geen beslissing is genomen over de toekomstige opvoedsituatie van de minderjarige, is het van belang dat de minderjarige frequent contact heeft met de ouders. De bestaande bezoekregeling, van eenmaal per veertien dagen een uur, dient te worden uitgebreid naar minimaal één dagdeel per week. De rechtbank gaat er vanuit dat gedurende de omgangsregeling het verzorgingsschema van de minderjarige wordt aangehouden, zodat ritme en structuur voor de minderjarige zo veel mogelijk gewaarborgd blijven.
Nu de gezinsvoogd eerder heeft aangegeven beperkt beschikbaar te zijn voor begeleiding van de omgangsregeling, kan voor het waarborgen van de veiligheid en verzorging van de minderjarige tijdens de omgang gebruik gemaakt worden van het aanbod van de tante en oom van ouders om bij de ouders thuis aanwezig te zijn tijdens het omgangscontact.
Beslissing
De rechtbank:
1. stelt de minderjarige ingaande 04 februari 2009 onder toezicht van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Reclassering gevestigd te Amsterdam, die haar taak uitoefent in opdracht van de Stichting Bureaus Jeugdzorg Gelderland, tot 14 oktober 2009;
2. verleent de machtiging tot plaatsing van de minderjarige in een voorziening voor pleegzorg overeenkomstig het indicatiebesluit van 07 november 2008, ingaande 04 februari tot uiterlijk 04 augustus 2009;
3. beveelt een onderzoek door een deskundige naar:
- de cognitieve vermogens van de ouders, waaronder de leerbaarheid,
- de persoonlijkheidsontwikkeling van de ouders in relatie tot het kind nu en in de toekomst en
- de pedagogische en affectieve vaardigheden van de ouders, opdat inzicht ontstaat in het antwoord op de vraag of ouders in staat zijn de minderjarige op te voeden en te verzorgen in de thuissituatie en welke hulp zij daarvoor eventueel nodig hebben en de rechtbank hieromtrent te adviseren en te rapporteren;
4. benoemt tot deskundige om dit onderzoek te verrichten: d[L], psycholoog, [woonplaats] [adres];
5. bepaalt dat de griffier een afschrift van deze beschikking en van de (verdere) relevante processtukken, waaronder de adresgegevens en de telefoonnummers van de Willem Schrikker Groep zijnde de gezinsvoogdes en de Raad aan de deskundige zal sturen;
6. bepaalt dat de Raad de bestaande onderzoeksgegevens c.q. verslagen over ouders aan de deskundige ter beschikking zal stellen;
7. bepaalt dat de plaats en tijd waar en wanneer de deskundige tot het onderzoek zal overgaan, door hem in overleg met de ouders zullen worden vastgesteld;
8. bepaalt dat de deskundige uiterlijk 22 juni 2009 een schriftelijk ondertekende rapportage alsmede zijn declaratie ter griffie van deze rechtbank zal inleveren, onder vermelding van het zaaknummer;
9. bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek de ouders in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en dat hij in de schriftelijke rapportage moet doen blijken of aan dit voorschrift is voldaan;
10. bepaalt dat de ouders, de Raad en Stichting zich uiterlijk binnen twee weken na de ontvangst van het onderzoek van de deskundige nader bij akte mogen uitlaten;
11. bepaalt dat de verdere inhoudelijke behandeling zal plaatsvinden op een nader te bepalen zitting in juli 2009 danwel zoveel eerder indien de rapportage gereed is, en roept de Raad, de Stichting, alle belanghebbenden en zonodig de deskundige alsmede [Z] op te verschijnen op de zitting die wordt gehouden in het Paleis van Justitie te Arnhem, Walburgstraat 2-4.
12. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.M.H. Pennings, C.M.J Peters en J. Barrau, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Baaziz als griffier en in het openbaar uitgesproken op
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof te Arnhem.