4.2.3. Samenvattende beoordeling van het gebruik.
In de vorige paragrafen werd het gebruik reeds beschreven. Aan deskundige is gevraagd om het gebruik bij de oordeelsvorming te betrekken.
Kort samengevat is ter zake vastgesteld dat er sprake is geweest van:
- onrechtmatig gebruik van het perceel door [ged.1conv./eis.1reconv.],
- de inzet van zware machines vanwege grote partijen van diverse materialen in bulk,
- gebruik door [ged.1conv./eis.1reconv.] niet overeenkomstig het gebruik als tuincentrum was,
- ernstige overlast voor wat betreft intensiteit en duur van het onrechtmatige gebruik.
De werkzaamheden voor het oprichten van de loods, waarvoor een vergunning was verleend, zijn buiten beschouwing gelaten. Tevens is rekening gehouden met de in het laatste citaat van paragraaf 4.3.1. beschreven tijdelijke vermindering van de intensiteit van het onrechtmatige gebruik in de periode vanaf 31 mei 2001 tot en met 4 juni 2003.
4.3. Huurwaardebepaling.
4.3.1. Grondslag.
De Rechtbank heeft in haar vonnis van 9 augustus 2006 in rechtsoverweging 5.3. beoordeeld dat [ged.1conv./eis.1reconv.] onrechtmatig heeft gehandeld tegen [eis.2+3conv./gedn.2+3reconv.]. De Rechtbank heeft geoordeeld dat [ged.1conv./eis.1reconv.] in strijd met de verplichtingen uit de Wet op de ruimtelijke ordening en het bestemmingsplan "Buitengebied" heeft gehandeld. De vragen aan deskundige worden door de Rechtbank gesteld in de hoofdzaak "aantasting woongenot" zoals blijkt uit de opdrachtformulering aan deskundige (zie paragraaf 2.1).
Bij de behandeling van de tweede vraag is wederom eerst uitgegaan van de van de verkoopwaarde gelet op alle relevante feiten en omstandigheden, alsmede op het gebruik dat er juridisch en feitelijk van wordt en kan worden gemaakt.
In dit hoofdstuk is in het bijzonder rekening gehouden met het gebruik zoals beschreven in paragraaf 4.2. en 4.3. van dit advies. Vervolgens is de huurwaarde afgeleid. Bij de bepaling van deze voor het gebruik gecorrigeerde huurwaarde is nadrukkelijk rekening gehouden met een geleidelijke uitfasering van het nadeel in de periode mei 2001 tot en met 4 juni 2003. Dit in verband met het geleidelijk verdwijnen van de niet toegestane, overlastgevende activiteiten behorende bij de restanten van de in bulk opgeslagen materialen.
Evenals in hoofdstuk 3 is de waardering vastgesteld per jaar en de afgeleide huurprijs per maand uiteengezet in tabel 2.
4.3.2. Tabel vraag 2
Jaar # maanden Huurwaarde
per maand Huurwaarde
dat jaar
1995 12 € 495,00 € 5.940,00
1996 12 € 560,00 € 6.720,00
1997 12 € 630,00 € 7.560,00
1998 12 € 670,00 € 8.040,00
1999 12 € 800,00 € 9.600,00
2000 12 € 940,00 € 11.280,00
2001 12 € 1.025,00 € 12.300,00
2002 12 € 1.100,00 € 13.200,00
2003 5 (t/m 4 juni) € 1.130,00 € 5.650,00
TOTAAL € 80.290,00
Tabel 2
5. Vraag 3.
(...)
Het eerste deel van het verschil wordt uiteengezet in onderstaande tabel.
Jaar Huurwaarde
dat jaar
(tabel 1) Huurwaarde
dat jaar
(tabel 2)
verschil
1995 € 6.480,00 € 5.940,00 € 540,00
1996 € 7.320,00 € 6.720,00 € 600,00
1997 € 8.280,00 € 7.560,00 € 720,00
1998 € 8.760,00 € 8.040,00 € 720,00
1999 € 10.440,00 € 9.600,00 € 840,00
2000 € 12.240,00 € 11.280,00 € 960,00
2001 € 13.080,00 € 12.300,00 € 780,00
2002 € 13.800,00 € 13.200,00 € 600,00
2003 € 5.800,00 € 5.650,00 € 150,00
TOTAAL € 86.200,00 € 80.290,00 € 5.910,00
Tabel 3
(...)
Deskundige is van mening dat hiermee de schade geleden door [eis.2+3conv./gedn.2+3reconv.] ten gevolge van gederfd woongenot door [ged.1conv./eis.1reconv.] is vastgesteld, derhalve is vraag drie beantwoord.
6. Vraag 4.
(...)
De deskundige is van mening dat de gehanteerde waarderingsmethode een juiste methode is om de schade, welke [eis.2+3conv./gedn.2+3reconv.] heeft geleden vanwege een verminderd woongenot, vast te stellen voor zover het nadeel tijdelijk heeft plaatsgevonden.
7. Reactie van partijen op conceptrapport.
7.1. Reactie van [eis.2+3conv./gedn.2+3reconv.].
(...)
Pagina 3, de gehanteerde waarderingsmethode.
[eis.2+3conv./gedn.2+3reconv.] formuleert een aantal nuanceringen welke van toepassing zijn bij de schadebepaling in het geval rekening wordt gehouden met uitgangspunt “maximale invulling”.
De deskundige heeft kennis genomen van de inhoud van de reactie en volstaat met de mededeling dat de deskundige de waarde anders heeft bepaald dan in het kader van de maximale invulling die bij vaststelling van planschade ingevolge de relevantie jurisprudentie aan de orde is. Dit mede vanwege enkele argumenten, zoals die in de reactie van [eis.2+3conv./gedn.2+3reconv.] zijn verwoord. In de uitspraak van ABRvS 16 mei 2007, nr. 200607788/1, heeft de Afdeling een stap gezet die meer aansluit bij de waarde zoals die in het vrije verkeer tot stand zal komen door de maximale planologische mogelijkheden te begrenzen in het geval dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid uit te sluiten is dat hetgeen planologisch mogelijk zou zijn door sectorwetgeving niet geëffectueerd kan worden.
De deskundige benadrukt dat marktpartijen niet in alle gevallen een “worst case scenario” inzake de planologische invulling als uitgangspunt nemen. Marktpartijen houden meer rekening met de feitelijke omstandigheden. Marktpartijen zullen ook rekening houden met de feitelijke exploitatiemogelijkheden en de daaraan verbonden nadelen voor de woonomgeving. Zolang de ruimtelijke en gebruiksmogelijkheden van een bestemmingsplan nog niet volledig zijn benut of ingevuld, zal de vrije verkoopwaarde in sommige gevallen hoger uitvallen ten opzichte van de situatie waarbij bij de vaststelling van de verkoopwaarde maximale planologische invulling van de (woon)omgeving als basis wordt genomen. In de meeste gevallen zal de markt (de redelijk denkende en handelende koper en verkoper) slechts beperkt rekening houden met de meest omvangrijke negatieve invloeden.
7.2. Reactie van [ged.1conv./eis.1reconv.]
(…)
De deskundige geeft aan dat bij de beantwoording van de vragen van de rechtbank rekening is gehouden met de bestemming en omgeving van het object. Toepassing van de zogenaamde planmaximalisatie komt derhalve in dit geval niet geheel overeen zoals dat in het geval van planschade aan de orde zou kunnen komen. Deskundige heeft overwogen in onderhavige casus maximale invulling (planmaximalisatie) toe te passen, waarom dit niet geheel is toegepast wordt eveneens verwoord in de laatste alinea van paragraaf 7.1. De deskundige is van mening dat marktpartijen de maximale planinvulling anders zullen beoordelen dan rekening houdend met de cumulatie van negatieve factoren, opgenomen in bijlage 9. De fysieke beperkingen van het terrein waaronder de bestaande (woon)omgevingen zullen naar de inschatting van de redelijk denkende en handelende koper en verkoper uitsluiten dat daar een grootschalig agrarisch bedrijf of glastuinbouwbedrijf wordt gevestigd. De (woon)omgeving leidt er toe dat er op basis van sectorwetgeving vergaande beperkingen zullen worden gesteld aan de exploitatiemogelijkheden.”