RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
registratienummer: AWB 08/861 IB
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 6 oktober 2008
[X], wonende te [Z], eiseres,
de inspecteur van de Belastingdienst Rivierenland, kantoor Nijmegen, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2002 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd (nr. [000].H.26), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 56.896. Verder is aan eiseres een bedrag aan heffingsrente in rekening gebracht van € 233.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 2 januari 2008 de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 53.205. Verder is het bedrag aan heffingsrente verminderd tot € 40.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 8 februari 2008, ingekomen bij de rechtbank op dezelfde datum, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 september 2008 te Arnhem.
Eiseres is daar vertegenwoordigd door [gemachtigde], belastingadviseur te [Q]. Verweerder is vertegenwoordigd door [gemachtigde].
Eiseres heeft ter zitting een salarisstrook van juli 2006 en een overzicht van haar rekeningcourant met [D] over juli 2006 overgelegd.
Verweerder heeft ter zitting een afschrift van de uitspraak op bezwaar van 7 november 2007 ten name van [E] B.V. ingebracht.
Eiseres is sedert 14 oktober 2002 tezamen met mw.[A] woonachtig op [A-straat 1 ] te [Z].
Deze woning was gezamenlijk eigendom van mw. [A] en haar ex-echtgenoot[B].
Ten tijde van de verdeling van de huwelijkse boedel hadden mw. [A] en [B] een hypothecaire schuld bij de ING-Bank van € 122.520. Daarnaast hadden zij een hypothecaire schuld bij de Rabobank van € 160.000. Laatstgenoemde lening is in 2002 aangegaan ter aflossing van een door v.o.f. [C] aangegane zakelijke lening bij de Rabobank.
Bij de boedelverdeling zijn de woning aan de [A-straat 1 ] te [Z] en de hypothecaire schulden bij de ING-Bank en Rabobank aan mw. [A] toegewezen.
Op 27 november 2002 zijn beide hypothecaire geldleningen vervangen door een geldlening van € 283.000 bij [D], de werkgever van eiseres.
Eiseres en mw. [A] kiezen in 2002 voor fiscaal partnerschap.
Bij de aanslagregeling heeft verweerder de aftrek van de rente en kosten ter zake van de lening van € 160.000 volledig gecorrigeerd. Na bezwaar heeft verweerder de aftrek geaccepteerd ter zake van een bedrag van € 113.500. Redengevend daarvoor is dat met ingang van 2008 de beslistermijn op bezwaarschriften is teruggebracht naar zes weken, dat intern is afgesproken dat de voorraad bezwaarschriften ultimo 2007 drastisch teruggebracht moet worden, en dat daarom is besloten deels tegemoet te komen aan de renteaftrek. De toegepaste berekening gaat uit van een waarde van de woning per oktober 2002 van € 350.000 en een hypothecaire schuld per die datum van € 123.000, zodat de overwaarde € 227.000 bedraagt. Verweerder neemt aan dat mw. [A] € 113.500 heeft betaald om de onverdeelde helft over te nemen. Het bedrag van € 113.500 kan door schuldvervanging aangemerkt worden als een eigenwoningschuld. Dit betekent dat van de lening van
€ 160.000 uiteindelijk 113.500/160.000 van de rente en kosten aftrekbaar is in box 1. De correctie op de renteaftrek bedraagt dan nog slechts € 565.
Verder is door de werkgever aan eiseres voor privédoeleinden een auto ter beschikking gesteld.
Eiseres heeft in de aangifte het autokostenforfait aangegeven en daarop een eigen bijdrage van € 4921 in mindering gebracht.
De belastingdienst Amsterdam heeft bij de werkgever van eiseres een onderzoek ingesteld. Daarbij is de autoregeling beoordeeld en met name de verwerking van de eigen bijdrage voor het privégebruik van de auto (de leasekosten).
Bij dat onderzoek is gebleken dat eiseres als buitendienstmedewerkster provisies ontvangt voor gesloten contracten, dat deze provisies in rekeningcourant met eiseres worden verrekend, dat de leasekosten voor de auto eveneens in datzelfde rekeningcourant worden verrekend, en dat maandelijks een vast bedrag aan provisievoorschot aan eiseres wordt betaald. Volgens de belastingdienst Amsterdam is verder gebleken dat via het rekeningcourant de leasekosten worden verrekend met de brutoprovisies. Dit zou betekenen dat de leasekosten in mindering komen op het bruto-inkomen van eiseres, zodat voor (nog) een aftrek van deze eigen bijdrage op het autokostenforfait geen plaats is.
Bij de aanslagregeling heeft verweerder de aftrek van de eigen bijdrage van € 4921 niet geaccepteerd.
In geschil is of verweerder terecht de renteaftrek en de aftrek van de eigen bijdrage voor het privégebruik van de auto heeft gecorrigeerd.
4. Beoordeling van het geschil
Renteaftrek
Bij de boedelscheiding heeft mw. [A] de eigenwoningschuld (aan ING-bank) van € 123.000 toegewezen gekregen. Tussen partijen is terecht niet in geschil dat deze schuld in zijn geheel als eigenwoningschuld van mw. [A] heeft te gelden.
De lening van € 160.000 (bij de Rabobank) is in 2002 aangegaan ter aflossing van een zakelijke lening van v.o.f. [C]. Deze schuld is aanvankelijk dan ook niet aangemerkt als eigenwoningschuld. Bij de verdeling van de huwelijkse boedel is het aandeel van [B] in de eigen woning toegedeeld aan mw. [A], waarbij tevens voornoemde schuld van € 160.000 volledig aan mw. [A] is toegedeeld. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de verdeling van de huwelijkse boedel niet mee dat de schuld sindsdien als eigenwoningschuld kan worden aangemerkt. Redengevend daarvoor is dat door deze verdeling het verband tussen de lening van € 160.000 en de ondernemingsactiva van v.o.f. [C] niet is verbroken. De enkele stelling dat mw. [A] door de boedelverdeling de schuld van € 160.000 zou zijn aangegaan ter verkrijging van [B]s aandeel in de woning, zorgt niet ervoor dat het (zakelijke) karakter van deze schuld verandert (vgl. HR 2 november 1960, BNB 1961/56). Verweerder heeft daarom terecht de renteaftrek ter zake van deze lening gecorrigeerd.
Ter zitting heeft eiseres haar stelling omtrent het vertrouwensbeginsel laten vallen. Daarom zal de rechtbank zich daarover niet uitlaten.
Aftrek eigen bijdrage privégebruik auto
Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat eiseres, die aanspraak maakt op een aftrekpost, haar standpunt aannemelijk dient te maken. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres, in het licht van hetgeen door verweerder is aangevoerd, daarin niet geslaagd.
Verweerder heeft, onder verwijzing naar de uitspraak op bezwaar van 7 november 2007 ten name van [E] B.V., gemotiveerd gesteld dat de werknemers van [D] tot en met 2005 een deel van hun brutoprovisies afstonden in ruil voor de auto van de zaak, en dat (vanwege een wetswijziging) pas vanaf het jaar 2006 de bijtelling voor privégebruik van de auto via de salarisadministratie bij de medewerkers als loon wordt verantwoord zonder dat daarbij rekening wordt gehouden met de eigen bijdrage voor privégebruik. Eiseres heeft daartegen ingebracht een salarisstrook van juli 2006 en een overzicht van haar rekeningcourant met [D] over juli 2006, waaruit zou moeten blijken dat de eigen bijdrage niet in mindering komt op de brutoprovisies. Deze door eiseres ingebrachte stukken hebben evenwel betrekking op het jaar 2006. Verweerder heeft gemotiveerd gesteld dat dit nu juist het jaar is waarin [D] voor het eerst de eigen bijdrage niet langer in mindering brengt op de brutoprovisies, zodat deze stukken niets zeggen over de wijze waarop in voorgaande jaren, waaronder het onderhavige jaar, de eigen bijdrage is verwerkt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres met deze stukken onvoldoende aannemelijk gemaakt dat in het onderhavige jaar 2002 de eigen bijdrage voor het privégebruik van de auto niet reeds in mindering is gebracht op de brutoprovisies. Verweerder heeft daarom terecht een bedrag van € 4921 gecorrigeerd.
Ter zitting heeft eiseres haar stelling omtrent schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur laten vallen. Daarom zal de rechtbank zich daarover niet uitlaten.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A.J.H. van Suilen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. P.J.G. Tiemessen, griffier, op 6 oktober 2008
.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.