ECLI:NL:RBARN:2008:BL1606

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
19 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/6286
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarde van woonwagen en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 19 augustus 2008 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woonwagen. Eiser, eigenaar van de woonwagen, had bezwaar gemaakt tegen de door de gemeente Overbetuwe vastgestelde waarde van € 70.000, welke was gebaseerd op een taxatierapport dat de kenmerken van de woonwagen niet correct had weergegeven. De rechtbank oordeelde dat de waarde ten onrechte was vastgesteld op basis van de taxatiewijzer voor verplaatsbare salonwagens, terwijl de woonwagen kenmerken had van een luxe salonwagen. De rechtbank heeft de waarde van de woonwagen vastgesteld op € 60.000, en de eerdere uitspraak op bezwaar vernietigd. Tevens werd de gemeente Overbetuwe veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, die in totaal € 1.044 bedroegen, en het griffierecht van € 38 aan eiser te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag en bevatte instructies voor het instellen van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
registratienummer: AWB 06/6286
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 19 augustus 2008
inzake
[X], wonende te [Z], eiser,
tegen
de heffingsambtenaar van de gemeente Overbetuwe, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat 1], te [Z] (hierna: het object), per waardepeildatum 1 januari 2003, vastgesteld voor het tijdvak 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006 op € 70.000.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 25 oktober 2006 de waarde gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 4 december 2006, ontvangen bij de rechtbank op dezelfde dag, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2008 te Arnhem.
Ter zitting legt eiser een taxatierapport over. Verweerder heeft hiertegen geen bezwaar.
Eiser heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn partner [A], bijgestaan door [gemachtigde], advocaat te Arnhem. Namens verweerder is verschenen [B].
2. Feiten
Eiser is eigenaar van een woonwagen met aanbouw en schuur gelegen aan de [a-straat 1] te [Z]. De woonwagen, bouwjaar 1980, is ongeveer 85 m2 groot. De aanbouw van de woonwagen is ongeveer 12 m2 groot en de schuur heeft een inhoud van 30 m3. De oppervlakte van het perceel bedraagt ongeveer 367 m².
3. Geschil
In geschil is de waarde van het object op de waardepeildatum.
Eiser bepleit ter zitting een waarde van € 35.000. Ter onderbouwing heeft eiser een taxatierapport overgelegd, opgemaakt op 15 februari 2007 door [C], directeur van [D] B.V., waarin de economische dagwaarde in bewoonde staat van de woonwagen (excl. grond en/of overige opstallen) is bepaald op € 8.500.
Verweerder heeft onder meer verwezen naar een door hem overgelegd taxatierapport, opgemaakt op 13 maart 2008 door [B], WOZ-taxateur. In dit taxatierapport is de waarde van het object getaxeerd op € 70.000.
4. Beoordeling van het geschil
Krachtens artikel 17, eerste lid, van de Wet WOZ, wordt aan een onroerende zaak een waarde toegekend. Ingevolge het tweede lid van dit artikel wordt deze waarde bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer, ofwel de prijs, die bij aanbieding ten verkoop op de voor die onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald.
De bewijslast inzake de juistheid van de aan de woning toegekende waarde ligt bij verweerder.
De rechtbank stelt vast dat in het door verweerder overgelegde taxatierapport is afgezien van een waardering volgens de gebruikelijke vergelijkingsmethode waarbij op grond van vergelijkbare verkochte objecten rond de waardepeildatum de WOZ-waarde wordt vastgesteld. Verweerder heeft het onderhavige object getaxeerd aan de hand van de ‘taxatiewijzer woonwagens’ opgesteld door de Beheerraad WOZ in samenwerking met de Belastingdienst en de Waarderingskamer. De rechtbank acht een dergelijke waardering in het onderhavige geval niet onredelijk nu het hier een specifiek object betreft waarvoor vergelijkbare verkochte objecten rond de waardepeildatum ontbreken.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de taxatiewijzer echter onjuist toegepast. Verweerder heeft de waarde van de onderhavige woonwagen bepaald naar de in de taxatiewijzer opgenomen kengetallen van een verplaatsbare "salonwagen". Onderhavige woonwagen heeft echter - hetgeen door verweerder ter zitting niet is weersproken - de kenmerken van een zogenoemde "luxe salonwagen". De waarde had dan ook moeten worden bepaald aan de hand van de kengetallen van een "luxe salonwagen".
Daarnaast heeft verweerder ter zitting verklaard bij de berekening van de waarde van het perceel per abuis te hebben gerekend met een waarde van € 145 per m2 terwijl dit volgens de taxatiewijzer een waarde van € 135 per m2 had moeten zijn.
Gezien het vorenstaande heeft verweerder met het door hem ingebrachte taxatierapport niet aannemelijk gemaakt dat de WOZ-waarde van de woonwagen per waardepeildatum
€ 70.000 bedraagt.
Echter ook eiser heeft de door hem bepleitte waarde van € 35.000 onvoldoende onderbouwd. Het door eiser ingebrachte taxatierapport betreft immers uitsluitend een taxatie van de woonwagen, maar niet van het perceel.
De rechtbank ziet zich genoodzaakt aan de hand van de gedingstukken de waarde van het object zelf vast te stellen. Met toepassing van de taxatiewijzer stelt de rechtbank de waarde van de woonwagen vast op 97 m2 x € 105, ofwel € 10.185. De prijs van € 105 per m2 wordt gehanteerd voor zogenoemde eenvoudige wagens. Dat daarvan in het onderhavige geval sprake is, blijkt uit het door verweerder ingebrachte taxatierapport. De rechtbank stelt vast dat een waarde van € 10.185 per waardepeildatum 1 januari 2003 in lijn ligt met de getaxeerde waarde van € 8.500 per 15 februari 2007, zoals deze is genoemd in het door eiser ingebrachte taxatierapport van Donkervoort.
Verder kent de rechtbank aan het perceel een waarde toe van 367 m2 x € 135, ofwel € 49.545. De rechtbank stelt derhalve de WOZ- waarde van het object vast op afgerond € 60.000.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten, zijnde € 644 (1 punt voor beroepschrift, 1 punt voor verschijnen ter zitting, met € 322 per punt) aan beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Verder heeft eiser verzocht om vergoeding van de taxatiekosten. Eiser heeft hiertoe een factuur overgelegd van € 400. De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke factuur in beginsel geheel voor vergoeding in aanmerking komt, tenzij duidelijk is dat daardoor een hoger uurtarief zou worden vergoed dan het maximale uurtarief (€ 81,23) volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). In het onderhavige geval komt het gefactureerde bedrag excl. BTW erop neer dat 4,13 uur (€ 336,14 gedeeld door € 81,23) is besteed aan werkzaamheden voor het rapport. De rechtbank acht het aanemelijk en niet onredelijk dat een dergelijk aantal uren gemoeid is geweest met het taxeren van de woonwagen en het opstellen van het onderhavige taxatierapport. Dit leidt tot de conclusie dat het Bpb in het onderhavige geval niet meebrengt dat slechts een gedeelte van de factuur voor vergoeding in aanmerking komt. Het verzoek van eiser tot vergoeding van het gehele bedrag aan taxatiekosten van € 400 zal derhalve worden toegewezen.
Het bedrag van € 1044 dient, aangezien eiser met toevoeging ingevolge de Wet op de rechtsbijstand heeft geprocedeerd, ingevolge artikel 8:75, lid 2, Awb, te worden voldaan door betaling aan de griffier van deze rechtbank, waarvan een bedrag van € 400 door de griffier aan eiser moet worden vergoedt.
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de vastgestelde waarde tot € 60.000 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 1044 en wijst de gemeente Overbetuwe aan als rechtspersoon die dit bedrag moet vergoeden aan de griffier van deze rechtbank waarvoor verweerder een nota zal worden gestuurd, en waarvan door de griffier een bedrag van € 400 aan eiser moet worden vergoedt.
- gelast dat de gemeente Overbetuwe het door eiser betaalde griffierecht van € 38 aan eiser vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 19 augustus 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A.J.H. van Suilen, rechter, in tegenwoordigheid van M.J. Eggink, griffier.
.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.