RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
registratienummer: AWB 07/3063
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 29 juli 2008
[X], wonende te [Z] eiser,
de inspecteur van de Belastingdienst/Oost, kantoor Enschede, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2003 een aanslag (aanslagnummer [00].H.36) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 107.517 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van negatief € 18.151.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 7 juni 2007 de aanslag gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld. Het beroepschrift is door de rechtbank ontvangen op 18 juli 2007.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2008 te Arnhem.
Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde].
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
Eiser is directeur-grootaandeelhouder van [A] B.V. te Enschede. Volgens het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel is de vennootschap [A] B.V. op 9 december 2003 ontbonden wegens gebrek aan baten. Op dezelfde datum is de vennootschap uitgeschreven uit het handelsregister. De Kamer van Koophandel heeft het voornemen tot ontbinding meegedeeld op 10 oktober 2003.
Eiser heeft op 19 mei 2005 aangifte IB/PVV over het jaar 2003 gedaan.
Bij de aanslagregeling heeft verweerder, in verband met de ontbinding van [A] B.V., de volgende correcties aangebracht:
Aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning € 31.857
Bij: loon uit vroegere dienstbetrekking € 75.660
Vastgesteld belastbaar inkomen uit werk en woning € 107.517
Tevens is bij beschikking het verlies uit aanmerkelijk belang (box 2) vastgesteld op € 18.151.
Dienovereenkomstig is, met dagtekening 8 maart 2006, de definitieve aanslag IB/PVV over 2003 aan eiser opgelegd.
In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2003, terecht de correctie loon uit vroegere dienstbetrekking ad € 75.660 heeft aangebracht.
4. Beoordeling van het geschil
Voordat kan worden overgegaan tot een inhoudelijke beoordeling van het geschil, dient eerst te worden beoordeeld of eiser ontvankelijk is in zijn beroep.
Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb dient het beroepschrift de gronden van het beroep te bevatten. In artikel 6:6 van de Awb is bepaald dat, indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het beroep, dit niet-ontvankelijk kan worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
De rechtbank is van oordeel dat eiser in zijn beroepschrift geen gronden aandraagt waarom hij in beroep gaat tegen de uitspraak op bezwaar. Hij geeft slechts aan dat hij in samenwerking met een belastingadviseur zijn beroep zal toelichten. De rechtbank heeft bij brief van 27 juli 2007 eiser in de gelegenheid gesteld om de gronden van het beroep in te dienen, waarbij aan eiser een termijn van vier weken is verleend. In deze brief is tevens vermeld dat, indien het verzuim niet wordt hersteld, het beroep niet-ontvankelijk verklaard kan worden. Eiser heeft niet binnen de gestelde termijn op deze brief gereageerd. Ook naderhand zijn door de rechtbank geen stukken meer ontvangen.
Ter zitting heeft eiser bevestigd dat hij de brief van 27 juli 2007 van de rechtbank heeft ontvangen. Eiser heeft verklaard dat hij niet op deze brief heeft gereageerd omdat hij vanwege zijn ziekte daartoe niet in staat was. Volgens hem heeft bureau [B] zijn zaken laten liggen en heeft hij dit in een te laat stadium ontdekt.
De rechtbank stelt vast dat het verzuim, bestaande uit het niet vermelden van de gronden van het beroep, niet (tijdig) is hersteld. Gesteld noch gebleken is dat eiser de brief van de rechtbank van 27 juli 2007, waarin eiser is gewezen op een mogelijke niet-ontvankelijkverklaring, veel later dan de dagtekening heeft ontvangen. Nu eiser geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om binnen de gestelde termijn het verzuim te herstellen, acht de rechtbank eiser niet-ontvankelijk in zijn beroep. De omstandigheid dat eiser vanwege zijn ziekte de post heeft laten liggen, maakt dit oordeel niet anders. Niet gebleken is dat eiser als gevolg van zijn ziekte niet meer in staat zou zijn om nader uitstel te vragen voor de motivering van het beroepschrift danwel om een gemachtigde in te schakelen die namens hem een uitstelverzoek indient of het beroep motiveert.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 29 juli 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. M.C.G.J. van Well, rechter, in tegenwoordigheid van mr. P.P.J. Leenders, griffier.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.