ECLI:NL:RBARN:2008:BK7713

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
25 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/4293
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrek van kosten van kinderopvang voor verpleegkundige met onregelmatige diensten

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 25 april 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een IC-verpleegkundige, en de inspecteur van de Belastingdienst/Randmeren. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2005, waarbij haar belastbaar inkomen uit werk en woning was vastgesteld op € 42.886. Eiseres claimde een aftrek van € 1.080 voor uitgaven voor levensonderhoud van haar zoon, omdat zij door haar onregelmatige werktijden geen gebruik kon maken van reguliere kinderopvang. De inspecteur had echter gesteld dat eiseres geen recht had op deze aftrek, aangezien zij recht had op kinderbijslag voor haar zoon.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat volgens artikel 6.14 van de Wet inkomstenbelasting 2001 uitgaven voor levensonderhoud van kinderen niet in aanmerking worden genomen als de belastingplichtige recht heeft op kinderbijslag. Aangezien eiseres in 2005 recht had op kinderbijslag voor haar zoon, oordeelde de rechtbank dat zij geen recht had op de gevraagde aftrek. Eiseres voerde aan dat zij onterecht werd behandeld ten opzichte van belastingplichtigen die wel gebruik konden maken van reguliere kinderopvang, maar de rechtbank oordeelde dat deze argumenten niet konden slagen. De rechtbank benadrukte dat het niet aan de rechter is om de billijkheid van de wet te toetsen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond en wees de proceskosten af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter R.A.V. Boxem, in aanwezigheid van griffier P.P.J. Leenders. Eiseres werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Arnhem.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
registratienummer: AWB 07/4293
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 25 april 2008
inzake
[X], wonende te [Z], eiseres,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst/Randmeren, kantoor Lelystad, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2005 een aanslag (aanslagnummer [00].H.56) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.886.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 19 september 2007 de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.530.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 april 2008 te Arnhem. Namens eiseres is haar gemachtigde, [gemachtigde], verschenen. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde].
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
Eiseres is IC-verpleegkundige bij het [A] te [Q].
Tot het huishouden van eiseres behoort haar zoon [B], geboren op [geboortedatum]. Eiseres ontvangt in 2005 kinderbijslag voor deze zoon. Als gevolg van haar onregelmatige werktijden, kan eiseres geen gebruik maken van reguliere kinderopvang.
Eiseres heeft over 2005 aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 37.648. In deze aangifte heeft eiseres voor haar zoon Jason een aftrek wegens uitgaven voor levensonderhoud geclaimd van € 1.080 (4 kwartalen à € 270 per kwartaal).
Bij de aanslagregeling IB/PVV voor het jaar 2005 heeft verweerder de volgende correcties aangebracht:
Aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning € 37.648
Correcties:
- meer loon € 1.566
- reisaftrek openbaar vervoer € 1.817
- inkomsten uit overige werkzaamheden € 356
- ziektekosten of andere buitengewone uitgaven: drempel € 419
- levenonderhoud kinderen jonger dan 30 jaar € 1.080
€ 5.238
Vastgesteld belastbaar inkomen uit werk en woning € 42.886
Dienovereenkomstig is, met dagtekening 10 mei 2007, de aanslag IB/PVV 2005 aan eiseres opgelegd.
Bij brief van 10 mei 2007, ontvangen bij verweerder op 15 mei 2007, heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen deze aanslag.
Bij uitspraak op bezwaar van 19 september 2007 is verweerder gedeeltelijk tegemoetgekomen aan het bezwaar van eiseres.
Tegen deze uitspraak heeft eiseres beroep ingesteld.
3. Geschil
In geschil is het antwoord op de vraag of eiseres in 2005 voor een bedrag van € 1.080 recht heeft op aftrek van uitgaven voor levensonderhoud kinderen jonger dan 30 jaar.
Eiseres betoogt dat zij in verband met de onregelmatige werktijden geen gebruik kan maken van reguliere kinderopvang. Naar haar mening is het in haar situatie dan ook redelijk om een aftrek voor uitgaven van levensonderhoud kinderen jonger dan 30 jaar toe te staan.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres geen recht heeft op aftrek van uitgaven voor levensonderhoud van kinderen, omdat eiseres in 2005 voor haar zoon Jason recht had op kinderbijslag.
4. Beoordeling van het geschil
Artikel 6.14, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) bepaalt dat uitgaven voor levensonderhoud van kinderen niet in aanmerking worden genomen indien de belastingplichtige of een persoon die tot zijn huishouden behoort, voor het kind recht heeft op kinderbijslag volgens de Algemene Kinderbijslagwet of op een tegemoetkoming volgens een naar aard en strekking met die wet overeenkomende buitenlandse regeling.
Niet in geschil is dat eiseres in 2005 recht had op kinderbijslag voor haar zoon Jason. Op grond van de voormelde wettelijke bepaling heeft eiseres geen recht op aftrek van uitgaven voor levensonderhoud ten behoeve van haar zoon Jason. Het beroep van eiseres is in zoverre dan ook ongegrond.
Eiseres heeft aangegeven dat zij, vanwege de onregelmatige werktijden, geen gebruik kan maken van reguliere kinderopvang. Zij is derhalve genoodzaakt om de kosten voor de opvang van haar zoon voor haar eigen rekening te nemen. Eiseres betoogt dat zij ten onrechte anders wordt behandeld dan belastingplichtigen die wel gebruik kunnen maken van reguliere kinderopvang en hiervoor een tegemoetkoming in de kosten ontvangen.
Voor zover eiseres een beroep doet op het gelijkheidsbeginsel, is de rechtbank van oordeel dat dit niet kan slagen. Ook voor kosten van reguliere kinderopvang geldt dat deze (met ingang van 1 januari 2005) niet aftrekbaar zijn van het inkomen uit werk en woning. In zoverre wordt eiseres niet anders behandeld.
Voor zover de grieven van eiseres zijn gericht op een rechterlijke toetsing van de redelijkheid en de billijkheid van de wet, kunnen deze haar niet baten. Het staat de rechter op grond van artikel 120 van de Grondwet en artikel 11 van de Wet algemene bepalingen immers niet vrij om de innerlijke waarde of billijkheid van de wet te beoordelen.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 25 april 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. R.A.V. Boxem, rechter, in tegenwoordigheid van mr. P.P.J. Leenders, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.