RECHTBANK ARNHEM
Sector Familie en Jeugd
Zaak/rekestnummer 166086 / FA RK 08-10305
Beschikking in de zaak van
[xxx] en [yyy] (nader te noemen: de man respectievelijk de vrouw),
beiden wonende te Nijmegen,
verzoekers,
procureur mr. G.H.J. Spee te Arnhem,
advocaat mr. I. Diepenbach te Arnhem.
Belanghebbende is:
- het nog ongeboren kind, in rechte vertegenwoordigd door de bijzonder curator mr. E.J.H.M. Vroemen te Nijmegen.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift (met bijlagen), ingekomen op 21 januari 2008;
- de beschikking van deze rechtbank van 7 februari 2008, strekkend tot de benoeming van de bijzonder curator;
- een brief, ingekomen op 21 februari 2008, van de bijzonder curator;
- een faxbericht, ingekomen op 19 maart 2008, namens verzoekers.
Gehoord ter terechtzitting met gesloten deuren van 19 maart 2008:
- verzoekers, bijgestaan door hun advocaat,
- de bijzonder curator,
- de officier van justitie mr. [zzz].
De vaststaande feiten en het verzoek
1. De vrouw is samen met haar partner, mevrouw [aaa], op 2 februari 2000 in Nijmegen een geregistreerd partnerschap aangegaan.
De man is op 10 september 2004 getrouwd met de heer [bbb].
De vrouw is door middel van kunstmatige inseminatie zwanger geworden van de man.
2. De ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Nijmegen heeft geweigerd mee te werken aan de erkenning door de man van het nog ongeboren kind van de vrouw, omdat de man gehuwd is.
3. Verzoekers verzoeken om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren dat aannemelijk is dat tussen de man en het nog ongeboren kind een nauwe persoonlijke betrekking bestaat als bedoeld in artikel 1:204 lid 1 onder e BW, als gevolg waarvan de man in de gelegenheid moet worden gesteld het nog ongeboren kind te erkennen, waarbij geldt dat de geslachtsnaam van het kind de naam van de vrouw zal zijn. Voorts verzoeken zij in de overwegingen van de beschikking op te nemen dat de rechtbank de ambtenaar van de burgerlijke stand zal gelasten zijn medewerking te verlenen aan de erkenning door de man van het ongeboren kind.
De beoordeling van het verzoek
4. Deze rechtbank is bevoegd, omdat verzoekers in dit arrondissement wonen.
5. De man heeft de Nederlandse nationaliteit en het nog ongeboren kind kan reeds thans geacht worden te wonen in Nederland nu de vrouw hier te lande woonplaats heeft en het kind een van haar afgeleide woonplaats zal hebben. Het verzoek wordt derhalve beoordeeld naar Nederlands recht.
6. De erkenning van een kind is nietig, indien zij is gedaan door een op het tijdstip van de erkenning met een andere vrouw gehuwde man. Dit is slechts anders indien de rechtbank heeft vastgesteld dat aannemelijk is dat tussen de man en de moeder van het kind een band bestaat of heeft bestaan die in voldoende mate met een huwelijk op één lijn valt te stellen of dat tussen de man en het kind een nauwe persoonlijke betrekking bestaat (artikel 1:204 lid 1 onder e BW). Verzoekers beroepen zich op het laatste criterium.
7. In dit geval is de man gehuwd met een andere man, zodat naar de tekst genoemd artikel niet van toepassing is. De rechtbank zal dit artikel echter toepassen, gelet op de gelijkstelling van het homohuwelijk met het traditionele huwelijk en de strekking van het artikel. Genoemd artikel is op 1 april 1998 in werking getreden, op welk tijdstip het nog niet mogelijk was dat twee personen van gelijk geslacht met elkaar in het huwelijk zouden treden. Vanaf 1 april 2001, de invoeringsdatum van de Wet openstelling huwelijk, is het in Nederland mogelijk dat twee mannen of twee vrouwen met elkaar in het huwelijk treden. Het begrip ‘huwelijk’ in genoemd artikel dient derhalve ruim te worden opgevat: het omvat óók het huwelijk van mensen van gelijk geslacht.
8. Nu genoemd artikel van toepassing is, dient de rechtbank de aannemelijkheid van het bestaan van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de man en het ongeboren kind vast te stellen. Uit de recente rechtspraak van de Hoge Raad van 30 november 2007, RvdW 2007, 1023, blijkt dat de potentiële relatie zoals die uit allerlei afspraken kan blijken, voldoende kan zijn voor het aannemen van family life, als bedoeld in artikel 8 van het Europees verdrag voor de rechten van de mens.
9. De man is zaaddonor en daardoor de biologische vader van het nog ongeboren kind. De man en de vrouw hebben, samen met hun wederzijdse partners, op voorhand afspraken gemaakt over de rol van de man in de verzorging en opvoeding van het kind, waarbij uitdrukkelijk aan de man een vaderrol is toebedeeld. Tevens hebben de man en de vrouw financiële afspraken gemaakt en hebben zij afgesproken dat zij bij elkaar in de buurt blijven wonen. De gemaakte afspraken zijn vastgelegd in de ouderschapsregeling van 10 oktober 2007. De man en de vrouw hebben ook de intentie uitgesproken dat de vrouw de man waar mogelijk betrekt bij haar zwangerschap (de man heeft de vrouw vergezeld bij echo’s en bezoek verloskundige) en dat de man bij de bevalling aanwezig zal zijn. Ook hebben de vrouw en de man samen het geboortekaartje uitgezocht en hebben zij samen spullen voor de kinderkamer gekocht.
10. Naar het oordeel van de rechtbank staat, gezien het vorenstaande, voldoende vast dat er tussen de man en het nog ongeboren kind een nauwe persoonlijke betrekking bestaat.
11. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen alsmede gelet op het feit dat de bijzonder curator namens het kind en de officier van justitie instemmen met het gedane verzoek, is het verzoek toewijsbaar in die zin, dat de rechtbank zal vaststellen dat tussen de man en het nog ongeboren kind een nauwe persoonlijke betrekking bestaat, als bedoeld in artikel 1:204 lid 1 onder e BW.
12. Van de ambtenaar van de burgerlijke stand wordt verwacht dat hij zo spoedig mogelijk zijn medewerking verleent aan de erkenning van het (nog ongeboren) kind door de man.
13. Op grond van artikel 1:5 lid 2 BW houdt het kind bij erkenning na de geboorte en krijgt het kind bij erkenning voor de geboorte de naam van de moeder, tenzij de moeder en de erkenner bij gelegenheid van de erkenning gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam van de vader zal hebben. De rechtbank kan een verzoek daaromtrent niet toewijzen.
1. verklaart voor recht dat tussen:
- [xxx], geboren op [datum] en het (nog
ongeboren) kind uit [yyy], geboren op [datum]
een nauwe persoonlijke betrekking bestaat, als bedoeld in artikel 1:204 lid 1 onder e BW;
2. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3. wijst af wat meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C.E. Ackermans-Wijn, mr. M.L. Drabbe en mr. S.J. Peerdeman, in tegenwoordigheid van F. Wolters als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2008.
de griffier de voorzitter
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een procureur, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof te Arnhem.