ECLI:NL:RBARN:2008:BH3510

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
17 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/176
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingheffing op huwelijkskosten in relatie tot dienstbetrekking

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 17 november 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst over de vraag of een vergoeding voor huwelijkskosten van de heer [C] tot het belastbare loon behoort. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond en vernietigde de uitspraak op bezwaar. De zaak betreft een naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen die aan eiseres was opgelegd voor het jaar 2004, waarbij ook een boete was opgelegd. Eiseres had een deel van de kosten van het huwelijksfeest van haar werknemer [C] vergoed, waarbij 61 zakelijke relaties waren uitgenodigd. De rechtbank oordeelde dat de vergoeding geacht kan worden te strekken tot bestrijding van kosten ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking van [C]. De rechtbank overwoog dat de uitnodiging van zakelijke relaties voor het huwelijksfeest verband hield met de beoogde bedrijfsopvolging en dat de kosten van het huwelijk in dit geval een zakelijk belang dienden. De rechtbank concludeerde dat de vergoeding niet tot het belastbare loon behoort en dat de naheffingsaanslag tot nihil moest worden verminderd. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van eiseres en moest het betaalde griffierecht worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de voorzitter en twee rechters in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
registratienummer: AWB 08/176
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 17 november 2008
inzake
[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst[P], verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 2004 een naheffingsaanslag [aanslagnummer] Loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd tot een bedrag van € 4.859, alsmede bij beschikking een boete van € 1.214.
Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 23 november 2007 de naheffingsaanslag gehandhaafd en de boete doen vervallen.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 21 december 2007, ontvangen bij de rechtbank op 24 december 2007, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2008 te Arnhem.
Eiseres is daar verschenen vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. [A]. Namens verweerder is verschenen mr. [B].
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
Op 10 juni 2004 is de heer [C] (hierna: [C]) in het huwelijk getreden. Voor het huwelijksfeest waren 145 personen uitgenodigd, waaronder 61 zakelijke relaties van eiseres. Van deze 61 personen waren 7 à 8 personen directe collegae van [C]. [C] was in 2004 in dienst bij eiseres en hield tevens 1/3e deel van de aandelen van eiseres. [C] was de beoogd opvolger van zijn vader, [D], die bestuurder was van eiseres en (middellijk) de overige aandelen hield. De zakelijke relaties werden voor het huwelijksfeest uitgenodigd in verband met deze beoogde bedrijfsopvolging. Het huwelijksfeest heeft € 15.958 gekost. Eiseres heeft in 2004 een 61/145e deel van de kosten (€ 6.712) van het huwelijksfeest van [C] voor haar rekening genomen (hierna: de vergoeding). [C] is uiteindelijk directeur en enig aandeelhouder van eiseres geworden.
3. Geschil
In geschil is de vraag of de vergoeding tot het belastbare loon van de heer [C] behoort, welke vraag eiseres ontkennend en verweerder bevestigend beantwoordt.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslag.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Beoordeling van het geschil
De rechtbank overweegt dat voordat kan worden toegekomen aan de vraag of het door eiseres vergoede deel van de kosten van het huwelijk als vrije vergoeding zijn aan te merken, vast moet staan dat deze vergoeding haar oorsprong vindt in de dienstbetrekking van [C].
Vaststaat dat de zakelijke relaties op het huwelijksfeest waren uitgenodigd met het oog op de beoogde bedrijfsopvolging van vader op zoon. Deze bedrijfsopvolging hield, buiten de overdracht van alle aandelen aan Inguez, in dat [C] als directeur de leiding over het bedrijf zou krijgen en “het gezicht” daarvan zou worden. Naar het oordeel van de rechtbank brengt een en ander mee dat de kosten die hieraan toerekenbaar zijn primair verband houden met de dienstbetrekking van [C] en diens toekomstige positie als directeur van eiseres.
De rechtbank ziet zich aldus geplaatst voor de vraag of de vergoeding geacht kan worden te strekken tot bestrijding van kosten ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking (artikel 15, aanhef, en onder a van de Wet op de loonbelasting 1964). Met betrekking tot een huwelijk staat in dit verband voorop dat in zijn algemeenheid een huwelijk een gebeurtenis is van zodanige persoonlijke aard dat met de daaraan verbonden kosten geen zakelijk belang wordt gediend. Bijzondere omstandigheden kunnen een afwijken van deze hoofdregel rechtvaardigen (zie gerechtshof Arnhem 31 maart 2005, LJN: AT4436). De rechtbank is van oordeel dat bij de beoordeling of in dit geval sprake is van zodanige bijzondere omstandigheden, niet alleen de functie die [C] ten tijde van zijn huwelijk bekleedde van belang is, doch tevens zijn toekomstige functie als directeur van eiseres.
Verweerder heeft niet weersproken dat privé-motieven geen rol hebben gespeeld bij de beslissing de zakelijke relaties voor het huwelijk uit te nodigen. Verweerder heeft evenmin weersproken dat het voor eiseres van groot zakelijk belang was dat belangrijke zakenrelaties van eiseres in een informele sfeer kennis konden maken met de toekomstige directeur en dat zijn huwelijk hiervoor een goede gelegenheid vormde. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de bijzondere omstandigheden van dit geval met zich dat sprake is van een uitzondering op de hoofdregel dat in zijn algemeenheid een huwelijk een gebeurtenis is van zodanige persoonlijke aard dat met de daaraan verbonden kosten geen zakelijk belang wordt gediend. Een evenredig gedeelte van de variabele kosten van de huwelijksfestiviteiten vormen derhalve kosten ter behoorlijke invulling van [C]’ (toekomstige) dienstbetrekking in de zin van artikel 15, aanhef, en onder a van de Wet op de loonbelasting 1964. Nu verweerder het aantal zakelijke gasten niet betwist, is het gelijk aan eiseres.
De rechtbank verwerpt ook het subsidiaire standpunt van verweerder dat in dat geval slechts een evenredig deel van de huwelijkskosten voor onbelaste vergoeding in aanmerking komen. Vast staat immers dat alle festiviteiten in gelijke mate door zakelijke en privé gasten bezocht konden worden.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiseres in verband met de behande¬ling van het bezwaar en het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 966. (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 161, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag tot nihil en bepaalt dat deze uitspraak in zo verre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 966, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiseres te voldoen;
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 285 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 17 november 2008
en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. R.A.V. Boxem, voorzitter, mr. M.C.G.J. van Well en mr. A.I. van Amsterdam, rechters, in tegenwoordigheid van mr.drs. J.A. Vriezen, griffier.
De griffier is buiten staat De voorzitter,
De uitspraak te ondertekenen
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.