ECLI:NL:RBARN:2008:BH2180

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
29 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/2379
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waardepeiling onroerende zaak en aanslag onroerende-zaakbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 29 december 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, wonende te [Z], en de heffingsambtenaar van de gemeente [P]. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de beschikking waarbij de onroerende zaak, gelegen aan [a straat 1] te [Z], was gewaardeerd op € 410.000 per waardepeildatum 1 januari 2007, en de daarmee samenhangende aanslag onroerende-zaakbelasting 2008. Eiser betwistte de waardebepaling en voerde aan dat de waarde te hoog was, onder andere op basis van NVM-cijfers en het ontbreken van voldoende inzichtelijkheid in de waardebepaling door verweerder. Tijdens de zitting op 15 december 2008 is eiser in persoon verschenen, terwijl verweerder vertegenwoordigd werd door [A] en [B]. Verweerder heeft een taxatierapport overgelegd, opgesteld door [B] RMT, waarin de waarde van de woning werd getaxeerd op € 403.000. De rechtbank overwoog dat de door haar geaccepteerde waarde niet meer dan 4% afweek van de door verweerder vastgestelde waarde, waardoor deze laatste waarde als juist werd geacht op basis van artikel 26a van de Wet WOZ. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, omdat de waarde van de woning en de aanslag niet te hoog waren vastgesteld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. A.M.F. Geerling in aanwezigheid van griffier mr. P.J.G. Tiemessen. Eiser werd gewezen op de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Arnhem.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
registratienummer: AWB 08/2379
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak ingevolge artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 29 december 2008
inzake
[X], wonende te [Z], eiser,
tegen
de heffingsambtenaar van de gemeente [P], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 23 april 2008 op het bezwaar van eiser tegen de beschikking waarbij de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a straat 1] te [Z] (hierna: de woning), is gewaardeerd krachtens de Wet waardering onroerende zaken en de met die beschikking in één geschrift bekendgemaakte aanslag onroerende-zaakbelasting 2008.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 december 2008.
Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder zijn verschenen [A] en
[B].
1. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2. Gronden
Verweerder heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de woning, per waardepeildatum 1 januari 2007 (hierna: de waardepeildatum), vastgesteld voor het tijdvak 1 januari 2008 tot 1 januari 2009 op € 410.000. In het desbetreffende geschrift is ook de aanslag onroerende-zaakbelasting 2008 bekend gemaakt. In de uitspraak op bezwaar heeft verweerder de waarde en de aanslag gehandhaafd.
Eiser is eigenaar en gebruiker van de woning. De woning is een vrijstaande woning met garage/berging. De inhoud van de woning is ongeveer 462m³ en van de aanbouw circa 85m³. De oppervlakte van het perceel is ongeveer 466m².
Krachtens artikel 17, eerste lid, van de Wet WOZ, wordt aan een onroerende zaak een waarde toegekend. Ingevolge het tweede lid van dit artikel wordt deze waarde bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer, ofwel de prijs, die bij aanbieding ten verkoop op de voor die onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald. De bewijslast inzake de juistheid van de aan de woning toegekende waarde ligt bij verweerder.
In geschil is de waarde van de woning op de waardepeildatum. Eiser bepleit een waarde van € 375.000 en heeft daartoe – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat:
• verweerder de waardebepaling van de woning onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt;
• verweerder de uitspraak op bezwaar onvoldoende heeft gemotiveerd;
• verweerder in de beroepsfase nieuwe vergelijkingsobjecten naar voren heeft gebracht waardoor sprake is van verstoring van de procesgang;
• de stijging ten opzichte van de vorige waardepeildatum te hoog is gelet op NVM-cijfers.
Verweerder heeft een taxatierapport overgelegd, opgemaakt op 1 juli 2008 door [B] RMT. In dit taxatierapport is de waarde van de woning getaxeerd op € 403.000. Naast gegevens van de woning, bevat dit taxatierapport gegevens van vier vergelijkingsobjecten.
Met het hiervoor vermelde taxatierapport heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat de woning op de waardepeildatum een waarde in het economische verkeer had van € 403.000.
De rechtbank overweegt dat, omdat de door haar juist geachte waarde niet meer dan 4% afwijkt van de door verweerder vastgestelde waarde, deze laatste waarde ingevolge van artikel 26a van de Wet WOZ geacht wordt juist te zijn.
Het door eiser zijnerzijds aangevoerde is hiertegenover van onvoldoende gewicht om te concluderen tot een lagere waarde.
De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de in het taxatierapport genoemde vergelijkingsobjecten kort vóór of kort na de waardepeildatum zijn verkocht en wat type, ligging en onderhoudstoestand betreft voldoende vergelijkbaar zijn met de woning. Met inachtneming van de onderlinge verschillen tussen eisera woning en de in het taxatierapport genoemde objecten geven de gerealiseerde verkoopprijzen van die objecten steun aan de door verweerder verdedigde waarde. De omstandigheid dat niet alle vergelijkingsobjecten in het dorp [Z] zijn gelegen doet hieraan niet af.
Voorts staat het partijen vrij om in de loop van het geding hun standpunten aan te vullen en van nadere grondslagen te voorzien. Het inbrengen van nieuwe vergelijkingsobjecten door verweerder tijdens de beroepsfase is derhalve geoorloofd. Daarnaast brengt de loop van de procedure in belastingzaken mee dat eventuele onzorgvuldigheden in de totstandkoming en/of de motivering van de omstreden beschikking en/of de bestreden uitspraak op zichzelf niet tot vernietiging van die uitspraak en vermindering van de vastgestelde waarde kunnen leiden.
Ten slotte komt aan de mate waarin de vastgestelde waarde is gestegen ten opzichte van een naar een eerdere peildatum vastgestelde waarde slechts een geringe betekenis toe. Die stijging rechtvaardigt in dezen niet het oordeel dat de door verweerder vastgestelde waarde te hoog is.
Gelet op het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat de waarde van de woning alsmede de daarop gebaseerde aanslag niet te hoog zijn vastgesteld en is het beroep ongegrond verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 29 december 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A.M.F. Geerling, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. P.J.G. Tiemessen, griffier.
De griffier is verhinderd deze De rechter,
Uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.