zaaknummer / rolnummer: 176622 / KG ZA 08-685
Vonnis in kort geding van 19 december 2008
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. drs. A.R. Mes te Zoetermeer,
de stichting
STICHTING SAMENWERKINGSBESTUUR PRIMAIR ONDERWIJS
MAAS & WAAL,
gevestigd te West Maas en Waal,
gedaagde,
advocaat mr. M.P.J. Rubens te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eiser] en SPOM genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de akte tevens houdende wijziging/vermeerdering van eis
- de conclusie van antwoord
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser].
1.2. De zaak is niet gevoegd maar ter terechtzitting wel gelijktijdig behandeld met de zaak met zaaknummer / rolnummer 178006 / KG ZA 08-764.
1.3. Ten slotte is in verband met de spoedeisendheid van de zaak op 19 december 2008 vonnis gewezen. De feiten en de motivering waarop de beslissing in het vonnis steunt, worden hieronder vastgelegd.
2. De feiten
2.1. De heer [eiser] heeft drie kinderen op de openbare basisschool [school] (hierna: de school). De school valt onder het bevoegd gezag van SPOM.
2.2. De school heeft een medezeggenschapsraad (hierna: MR) bestaande uit een oudergeleding met drie leden en een teamgeleding met drie leden.
2.3. Voor de MR-verkiezingen in mei 2007 heeft [eiser] zich kandidaat gesteld. Naast [eiser] waren er twee andere kandidaten voor twee plaatsen in de oudergeleding van de MR. [eiser] is bij die verkiezing niet gekozen.
2.4. [eiser] heeft zich vervolgens verdiept in de zittingstermijn van het overgebleven MR-(ouder)lid en is tot de conclusie gekomen dat het derde lid zich ook herkiesbaar had moeten stellen. [eiser] heeft dit bij de algemeen directeur van SPOM kenbaar gemaakt, waarop SPOM heeft gemeend dat [eiser] aanspraak kon maken op de vrijkomende zetel.
2.5. Op 8 november 2007 is [eiser] feitelijk geïnstalleerd als MR-lid. Per brief van 15 november 2007 van de twee ouderleden van de MR is dit aan de ouders medegedeeld.
De schoolleiding heeft vervolgens een aantal brieven van ouders gekregen met als strekking dat [eiser] zijn plaats in de MR ten onrechte had opgeëist.
2.6. Op de eerstvolgende MR-vergadering van 17 december 2007 is een getrapt rooster van aftreden vastgesteld. Er is naar aanleiding van zijn eigen voorstel met [eiser] afgesproken dat hij als eerste, derhalve per 1 augustus 2008, zou aftreden. [eiser] heeft na de vergadering spijt gekregen van zijn voorstel om als eerste af te treden.
2.7. De MR heeft in mei 2008 per 1 augustus 2008 verkiezingen uitgeschreven voor één ouderlid.
2.8. Omdat [eiser] inmiddels bezwaar had tegen zijn aftreden heeft hij op 5 mei 2008 een klacht ingediend bij de Landelijke Klachtencommissie Onderwijs (hierna: LKC) met (onder meer) de klacht dat het proces rond de vaststelling van het rooster van aftreden feitelijk als enig doel had om hem zo snel mogelijk als lid van de MR te laten aftreden. In afwachting van het advies van LKC zijn de uitgeschreven verkiezingen opgeschort.
2.9. Op 26 augustus 2008 komt LKC met haar advies. LKC, in het advies aangeduid met Commissie, overweegt, voor zover van belang, het volgende:
“Voor de verkiezingen is de MR er kennelijk van uitgegaan dat alleen verkiezingen hoefden te worden gehouden voor twee vacante zetels in de oudergeleding. Partijen zijn er thans over eens dat deze aanname niet correct was. De Commissie onderschrijft dit standpunt. Naar het oordeel van de Commissie had, toen klager de directie er op wees dat het derde ouderlid niet was afgetreden en zich ook niet verkiesbaar had gesteld, moeten worden geconcludeerd dat alsnog verkiezingen hadden moeten worden uitgeschreven voor deze vacante zetel. (…)
De Commissie is niet gebleken dat de MR buiten aanwezigheid van klager een rooster van aftreden heeft opgesteld. In de bijeenkomst van 8 november 2007 is wel gesproken over de noodzaak om tot een rooster van aftreden te komen. Dat klager zich tijdens de vergadering van 17 december 2007 overdonderd en onder druk gezet voelde na de bespreking van de brieven van de ouders en in die omstandigheden akkoord is gegaan met een eerste plaats op het rooster van aftreden kan de Commissie begrijpen, maar de Commissie stelt tevens vast dat klager zelf heeft voorgesteld om onder de gegeven omstandigheden de eerste plaats op het rooster van aftreden in te nemen. (…)
De Commissie is van oordeel dat de brief aan de ouders en verzorgers van 15 november 2007 suggestieve elementen bevat. (…) Ook had de oudergeleding, als de bedoeling was om zakelijk de stand van zaken mee te delen, niet expliciet om reacties van ouders hoeven vragen. Daarmee heeft naar het oordeel van de Commissie de oudergeleding de schijn gewekt de toetreding van klager tot de MR te willen verhinderen. De gang van zaken rond het vaststellen van het rooster van aftreden heeft deze schijn slechts bevestigd. De klacht dat het proces rond de vaststelling van het rooster van aftreden feitelijk als enige doel had klager zo snel mogelijk weer als lid van de MR te laten aftreden is naar het oordeel van de Commissie dan ook gegrond. (…)”
Vervolgens doet LKC twee aanbevelingen:
1. De Commissie beveelt het bevoegd gezag van OBS [school] te [plaats] aan beter toe te zien op de juiste toepassing van binnen de schoolgemeenschap geldende voorschriften met betrekking tot de verkiezing, samenstelling en werkwijze van de medezeggenschapsraad.
2. Alle partijen hebben tijdens de zitting hun zorg uitgesproken over de toekomstige verhoudingen. De Commissie beveelt het bevoegd gezag aan er zorg voor te dragen dat de verhoudingen tussen alle betrokken partijen zich kunnen normaliseren.
2.10. In haar brief van 24 september 2008 heeft SPOM bericht op welke wijze zij invulling zou gaan geven aan het advies van LCK. De brief meldt dat op korte termijn nieuwe verkiezingen moeten worden uitgeschreven voor de vacante zetel in de MR omdat de derde MR-zetel, gezien de overwegingen van het LCK, ten onrechte was toegewezen aan [eiser]. SPOM handhaaft in de brief ook het rooster van aftreden zoals opgesteld in de MR-vergadering van 17 december 2007.
2.11. Bij brief van 7 oktober 2008 heeft [eiser] SPOM aangegeven dat hij het er niet mee eens is dat hij moet aftreden als MR-lid en heeft verzocht om implementatie van de aanbevelingen van LKC.
2.12. SPOM meldt bij brief van 9 oktober 2008 aan de ouders dat zo spoedig mogelijk nieuwe verkiezingen zullen worden gehouden voor de plaats die naar aanleiding van het aftreden van [eiser] volgens het rooster van aftreden is ontstaan. In de MR-vergadering van 27 oktober 2008 is als verkiezingsdatum 17 november 2008 vastgesteld.
2.13. Op 3 november 2008 heeft [eiser] SPOM in kort geding gedagvaard tegen de zitting van 5 november 2008 en gevorderd dat de verkiezingen van 17 november 2008 worden verboden. SPOM heeft de voorgenomen verkiezingen opgeschort en de zitting is aangehouden ten behoeve van schikkingonderhandelingen. Deze onderhandelingen hebben geen resultaat opgeleverd, waarop de verkiezingen zijn hervat in het stadium waarin zij zich bevonden.
2.14. Voor deze verkiezingen hebben vier ouders, waaronder [eiser], zich kandidaat gesteld voor één plek in de oudergeleding van de MR. De verkiezingen zijn gehouden in de periode 1-15 december 2008. Inmiddels is de uitslag van deze verkiezingen bekend.
[eiser] is niet gekozen. De uitslag van de verkiezingen is nog niet geopenbaard in afwachting van het vonnis in de onderhavige kort geding procedure.
3.1. [eiser] vordert na wijziging van eis bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
binnen 24 uur vanaf de dag der betekening van het in dezen te wijzen vonnis
1. SPOM de uitslag van de verkiezingen van 1-15 december 2008 niet openbaar maakt totdat in een bodemprocedure over de rechtmatigheid daarvan is beslist;
2. SPOM de samenstelling van de MR niet wijzigt op grond van de verkiezingen van 1-15 december 2008 totdat in een bodemprocedure over de rechtmatigheid daarvan is beslist;
alsmede SPOM te verbieden:
3. de zetel van [eiser] in de MR eerder dan in mei 2010 verkiesbaar te stellen;
en te bepalen dat:
4. SPOM binnen twee weken na betekening van het in dezen te wijzen vonnis in het orgaan voor ouders [naam] en op de website van de school zich distantieert van negatieve beeldvorming over [eiser] en rectificeert:
- de suggestie in de brief van 15 november 2007 dat [eiser] in strijd met het algemeen belang een overigens goed functionerend MR-lid, de heer [betrokkene], heeft weggejaagd;
- de mededeling aan de ouders dat met de verkiezingen waarin de zetel van [eiser] verkiesbaar wordt gesteld afdoende invulling is gegeven aan het
LKC-advies;
- de suggestie dat de twaalf geanonimiseerde brieven van ouders een belangeloos meerderheidsstandpunt van de ouders vertegenwoordigden;
- de mededeling op de website van de school dat [eiser] het oneens is met het LKC-advies;
5. SPOM binnen twee weken na betekening van het in dezen te wijzen vonnis overeenkomstig artikel 19 Klachtenregeling van Stichting SPOM aan [eiser] mede te delen of zij het oordeel over de gegrondheid van de klacht deelt en of zij naar aanleiding van dat oordeel maatregelen neemt en zo ja welke;
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 15.000,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, voor het geval SPOM nalatig blijft aan dit bevel te voldoen, met veroordeling van SPOM in de kosten van dit geding.
3.2. [eiser] heeft aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat de nieuwe verkiezingen van 1-15 december 2008 en het getrapte rooster van aftreden op basis waarvan die verkiezingen mogelijk zijn geworden, onrechtmatig zijn, omdat deze in strijd zijn met het reglement van de MR, dat uitgaat van een MR-lidmaatschap van drie jaar. Daaraan doet niet af dat [eiser] bij de vorige verkiezingen niet is gekozen, maar door een tussentijdse benoeming lid is geworden van de MR. Hij is dan ook van mening dat hij recht heeft op een zittingsperiode van drie jaar in de MR vanaf zijn benoeming in november 2007. Voorts stelt [eiser] dat SPOM heeft bijgedragen aan een negatieve beeldvorming over hem in de communicatie naar de ouders toe en vordert een aantal rectificaties. [eiser] stelt een spoedeisendheid belang te hebben omdat de uitslag van de verkiezingen van 1-15 december 2008 binnenkort openbaar worden gemaakt.
3.3. SPOM stelt allereerst dat een MR-lid moet worden gekozen in de MR en moet steunen op een mandaat van ouders. [eiser] was niet gekozen en uit een aantal brieven van de ouders was gebleken dat er weerstand tegen zijn MR-lidmaatschap bestond. SPOM stelt dat [eiser] niet rechtsgeldig aanspraak kan maken op zitting in de MR. Daartoe voert SPOM aan dat blijkens het advies van LKC [eiser] nooit rechtmatig zitting heeft gehad in de MR. Het is eerder zo dat de MR heeft ingestemd met de suggestie van de algemeen directeur van SPOM om de, na aftreden van het derde lid ontstane vacature, te vervullen met het volgende lid op de kandidatenlijst van de eerder gehouden verkiezingen, zijnde [eiser]. Deze suggestie was overigens gebaseerd op ingewonnen juridisch advies dat door LKC incorrect is bevonden. In lijn met de overwegingen van LKC handhaaft SPOM ook het rooster van aftreden zoals opgesteld in de MR-vergadering van 17 december 2007, hetgeen betekent dat indien [eiser] wel rechtmatig zetel zou hebben gehad in de MR, deze zetel conform het rooster van aftreden op 1 augustus 2008 zou zijn geëxpireerd. SPOM benadrukt dat [eiser] zelf heeft ingestemd met zijn aftreden per 1 augustus 2008.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Primair stelt SPOM dat [eiser] nooit rechtmatig zitting heeft gehad in de MR omdat hij niet is gekozen. SPOM verwijst daarbij naar het LCK-advies, waarin het LCK heeft geoordeeld dat de oorspronkelijke gedachte van SPOM dat [eiser] aanspraak kon maken op de derde zetel onjuist is en dat alsnog verkiezingen hadden moeten worden uitgeschreven voor deze vacante zetel.
4.2. Het standpunt van SPOM dat [eiser] met terugwerkende kracht onrechtmatig
in de MR zit, deelt de voorzieningenrechter niet. Vaststaat immers dat [eiser] op
8 november 2007 feitelijk is geïnstalleerd als lid van de MR. De onrechtmatigheid kan niet, zoals SPOM stelt, worden afgeleid uit het LKC-advies. LKC heeft bovendien ook niet geadviseerd dat het feitelijke lidmaatschap van [eiser] ongedaan moest worden gemaakt. Vooralsnog gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat [eiser] op 8 november 2007 rechtsgeldig in de MR zitting is gaan nemen.
4.3. [eiser] maakt aanspraak op een zittingsduur van drie jaar conform het reglement van de MR. Vaststaat dat op de MR-vergadering van 17 december 2007 in aanwezigheid van [eiser] een getrapt rooster van aftreden is vastgesteld, op grond waarvan [eiser] per 1 augustus 2008 zou aftreden als MR-lid, waarna op basis van nieuwe verkiezingen de MR kon worden aangevuld. Niet in geschil is dat [eiser] zelf heeft voorgesteld om de eerste plaats op het rooster van aftreden in te nemen.
4.4. [eiser] stelt echter dat hij niet kan worden gehouden aan zijn toezegging op de MR-vergadering om als eerste af te treden, omdat hij die toezegging heeft gedaan doordat hij zich overweldigd voelde door de sfeer die was ontstaan door de voorafgaande bespreking van de negatieve brieven van tien ouders op zijn MR-lidmaatschap en doordat een ander MR-lid tegen hem zei dat hij weliswaar zitting had in de MR maar dat hij niet democratisch was gekozen. [eiser] stelt voorts dat hij die toestemming diezelfde avond nog schriftelijk heeft ingetrokken.
4.5. De voorzieningenrechter begrijpt deze stelling aldus dat [eiser] een beroep doet op een wilsgebrek. Voor de vraag of [eiser] daarop een gegrond beroep kan doen is het proces rond de vaststelling van het rooster van aftreden van belang. Op de MR-vergadering van 17 december 2007 was de vaststelling van het nieuwe reglement van de MR geagendeerd. De voorzitter van de MR heeft aan het begin van de vergadering kenbaar gemaakt dat de vaststelling van een rooster van aftreden daar deel van uitmaakte. Dit rooster is bij de vaststelling van de agenda als een apart agendapunt opgevoerd. Nadat [eiser] geconfronteerd was met de negatieve brieven van tien ouders op zijn MR-lidmaatschap, is het rooster van aftreden besproken. Voorgesteld werd dat er jaarlijks één lid zou aftreden, het zogenaamde getrapt rooster van aftreden. [eiser] heeft voorgesteld dat hij als eerste lid per 1 augustus 2008 zou aftreden, waarna op basis van nieuwe verkiezingen de MR kon worden aangevuld. [eiser] heeft ter zitting verklaard dat hij in het belang van de school zelf heeft aangeboden om als eerste af te treden. De voorzitter van de MR heeft hem toen daarmee gecomplimenteerd, omdat zij het een elegant gebaar vond. De voorzitter van de MR heeft voorts onweersproken gesteld dat het niet haar bedoeling was om [eiser] als eerste op het rooster van aftreden te plaatsen. Vaststaat dat bij de vergadering uitsluitend de MR-leden en één ouder aanwezig waren.
4.6. Gelet op de door [eiser] omschreven omstandigheden rond het rooster van aftreden, is er geen enkele aanwijzing dat de toezegging van [eiser] om als eerste af te treden door bedreiging, bedrog of misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen. Nu niet is gebleken van een zodanige druk op [eiser] dat hij niet gehouden kan worden aan zijn toezegging om volgens het rooster van aftreden als eerste af te treden op 1 augustus 2008, is per die datum zijn MR-zetel vacant geworden. De voor die vacante zetel gehouden nieuwe verkiezingen op 1-15 december 2008 kunnen dan ook niet als onrechtmatig worden aangemerkt. De vorderingen onder 1 tot en met 3, die gebaseerd zijn op de onrechtmatigheid van de nieuwe verkiezingen en die ertoe zouden moeten leiden dat [eiser] zijn zetel in de MR mag behouden, zullen dan ook worden afgewezen.
4.7. De vordering onder 4 waarin [eiser] en een aantal rectificaties vraagt zal worden toegewezen zoals op de zitting door partijen is overeengekomen.
4.8. Met betrekking tot de vordering onder 5 is van belang dat LKC de klacht van [eiser] voor wat betreft het proces rond de vaststelling van het rooster van aftreden gegrond heeft geacht. SPOM heeft in haar brief van 24 september 2008 aangegeven op welke wijze zij invulling zou gaan geven aan het LCK-advies. In deze brief ontbreekt echter een oordeel van SPOM over de gegrondheid van de klacht van [eiser]. Dat oordeel moet SPOM overeenkomstig artikel 19 van haar eigen Klachtenregeling alsnog geven. In zoverre zal de vordering onder 5 worden toegewezen.
4.9. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
4.10. Aangezien elk van de partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. gebiedt SPOM om zich te distantiëren van negatieve beeldvorming over [eiser] en daartoe binnen één maand na betekening van dit vonnis in [naam], het blad voor ouders van de school [school], en op de website van de school [school] rectificaties te plaatsen in de volgende bewoordingen:
1. Over de brief van 15 november 2007 van twee MR-ouderleden aan de ouders, waarin de vervanging van de heer [betrokkene] door de heer [betrokkene] bekend is gemaakt, heeft de Landelijke Klachtencommissie Onderwijs geoordeeld dat die subjectieve elementen bevat en dat niet expliciet had hoeven worden gevraagd om reacties van ouders.
2. Het bericht op de website van de school dat de heer [eiser] het niet eens was met het advies van de Landelijke Klachtencommissie Onderwijs is niet juist.
De heer [eiser] is het slechts oneens met de uitleg die SPOM daaraan heeft gegeven.
5.2. bepaalt dat SPOM binnen één maand na betekening van dit vonnis overeenkomstig artikel 19 van de Klachtenregeling van SPOM aan [eiser] mede deelt of zij het oordeel van de Landelijke Klachtencommissie Onderwijs over de gegrondheid van de klacht van [eiser] deelt,
5.3. bepaalt dat SPOM voor iedere dag dat zij in strijd handelt met het
onder 5.1 en/of 5.2 bepaalde, aan [eiser] een dwangsom verbeurt van € 500,00, tot een maximum van in totaal € 15.000,00,
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af,
5.6. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Wiertz-Wezenbeek en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. H. Siragedik op 19 december 2008. De feiten en de motivering zijn afzonderlijk vastgelegd op 8 januari 2009.