RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 08/3148
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 22 december 2008
[naam], eiser,
wonende te [woonplaats],
het bestuur van het Faunafonds, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 2 juli 2008.
Bij besluit van 28 januari 2008 heeft verweerder het verzoek van eiser om een tegemoetkoming in de door mezen aangerichte schade aan appels op een bij hem in
gebruik zijnd perceel afgewezen.
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het hiertegen ingediende bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 28 januari 2008 gehandhaafd.
Tegen dit besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 3 december 2008. Eiser is aldaar in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. J.C.Q. Bult en H.G. Engberink.
Ingevolge artikel 84, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 83, eerste lid, aanhef en onder b, van de Flora- en faunawet (hierna: de Ffw), voor zover thans van belang, wordt door het Faunafonds een tegemoetkoming slechts verleend voor zover een belanghebbende schade lijdt of zal lijden aangericht door dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, en die schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven.
Een tegemoetkoming wordt naar billijkheid bepaald.
Verweerder heeft een tegemoetkoming in de schade afgewezen omdat de omvang van de getaxeerde schade - afgerond op € 60 - lager is dan het eigen risico, zoals bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Regeling vaststelling beleidsregels schadevergoeding Faunafonds.
Eiser kan zich hiermee niet verenigen en heeft het bestreden besluit gemotiveerd bestreden. Hij heeft zich met name op het standpunt gesteld dat de schade niet op de juiste wijze is getaxeerd. Op zijn stellingen zal de rechtbank in het navolgende, voor zover nodig, verder ingaan.
Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is de rechtbank het volgende gebleken.
Eiser heeft op 16 juli 2007 verzocht om aan hem een tegemoetkoming te verstrekken voor de op 14 juli 2007 geconstateerde schade aan appels, veroorzaakt door mezen op een door hem in gebruik zijnd perceel.
Op verzoek van verweerder is Taxatiebureau 2000 B.V. ingeschakeld. Vervolgens hebben vijf (taxatie)bezoeken aan eisers bedrijf plaatsgevonden, te weten op 21 juli 2007, 1, 18 en 30 augustus 2007 en op 4 september 2007. Omdat de communicatie tussen eiser en de eerste taxateur, [taxateur 1], stroef verliep, is de laatste taxatie op verzoek van [taxateur 1] (mede) door een tweede taxateur verricht, [taxateur 2].
Aangezien de taxateurs bij het laatste bezoek op 4 september 2007 niet méér schade konden vaststellen dan tijdens de eerdere bezoeken, gaven zij bij eiser aan dat hij (telefonisch) contact met hen moest opnemen in het geval de schade zou voortzetten of toenemen.
Eiser heeft echter geen contact met verweerder opgenomen, waarna de taxateurs de schade hebben afgetaxeerd op basis van de constatering bij de laatste taxatie op 4 september 2007. Verweerder is van deze taxatie uitgegaan.
Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat het niet aan hem is om na het laatste bezoek van de taxateurs nog met hen contact op te nemen over de hoogte van de schade. Hij ontkent dan ook dat met hem de afspraak is gemaakt dat hij nog contact zou opnemen. Volgens hem heeft hij dit direct aan de taxateurs meegedeeld. Dit leidt er volgens eiser toe dat het schadebedrag onjuist is vastgesteld: dit is volgens hem hoger omdat de schade na het laatste bezoek van de taxateurs tot aan het moment van oogsten (rond 20 oktober) is toegenomen.
In dit geding dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verweerder zich in redelijkheid heeft kunnen baseren op de taxatie. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
Op het onderhavige verzoek tot schadevergoeding is de Regeling vaststelling beleidsregels schadevergoeding Faunafonds van toepassing (Regeling van 10 april 2002, gepubliceerd in de Staatscourant (Stcrt.) 2002, 69, pag. 25, laatstelijk gewijzigd per 1 december 2007, Stcrt. 2008, 48, hierna: de Regeling).
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Regeling wordt de hoogte van de door één of meer beschermde inheemse diersoorten aangerichte schade, zodra daaromtrent een definitief oordeel kan worden gegeven, door een aangewezen taxateur getaxeerd.
Ingevolge artikel 5, derde lid, van de Regeling stelt de taxateur, met inachtneming van de door het Faunafonds vastgestelde taxatierichtlijnen, van zijn bevindingen een rapport samen en ondertekent dat. De eindverantwoordelijke persoon van het bureau waarvoor de taxateur werkzaam is, parafeert het taxatierapport voor interne controle en zendt het taxatierapport aan het secretariaat van het Faunafonds. Gelijktijdig zendt de taxateur het formulier ’bevestiging taxatie grondgebruiker’ aan de aanvrager.
De rechtbank stelt vast dat op het hiervoor aangehaalde formulier, dat is opgemaakt op 15 november 2007, door taxateur [taxateur 1] is geschreven: “de afspraak was dat bij voortzetting van de schade contact werd opgenomen met taxateurs. Dit is niet gebeurd na ons bezoek op 04-09-07.” Zoals hiervoor reeds is vermeld, wordt het bestaan van deze afspraak door eiser betwist.
Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 januari 2006 (LJN: AV0262), stelt de rechtbank voorop dat eiser, reeds gelet op het feit dat in bedoeld formulier geen schadebedrag is opgenomen, niet behoefde te begrijpen dat het hier ging om een definitief taxatierapport, waartegen binnen acht dagen bedenkingen kenbaar moesten worden gemaakt. Voor zover dit aan eiser is tegengeworpen, is dat ten onrechte geschied.
Op basis van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting acht de rechtbank voorts genoegzaam aannemelijk gemaakt dat eiser tijdens het bezoek op 4 september 2007 ten overstaan van de taxateurs terstond heeft aangegeven dat hij ten aanzien van de schade om hem moverende redenen met hen geen contact zou opnemen. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat, niettegenstaande hetgeen op het formulier “bevestiging taxatie grondgebruiker” is vermeld, er geen afspraak tussen eiser en de taxateurs tot stand is gekomen ten aanzien van het melden van de vervolgschade na de genoemde datum.
De rechtbank acht ook geen grond aanwezig voor het oordeel dat het de taxateurs vrijstond om eenzijdig bedoelde verplichting aan eiser op te leggen. Daartegen pleit reeds dat voldoende aannemelijk is geworden dat de hier gevolgde werkwijze afwijkt van hetgeen gebruikelijk is, te weten een feitelijke eindtaxatie aan het einde van het oogstseizoen.
De rechtbank stelt verder vast dat de taxateurs desondanks (eenzijdig) van het bestaan van deze afspraak zijn uitgegaan en de eindtaxatie hebben doen steunen op de op 4 september 2007 getaxeerde schade. Hieraan ligt dus ook geen feitelijke taxatie ten grondslag die heeft plaatsgevonden op een moment dat een definitief oordeel over de schade kon worden gegeven. Dit heeft naar het oordeel van de rechtbank tot gevolg dat in strijd is gehandeld met het bepaalde in artikel 5, eerste lid, van de Regeling.
Het bestreden besluit komt dan ook voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank merkt hierbij aan dat voor de door eiser aan de rechtbank gevraagde voorziening, namelijk verweerder opdragen de tegemoetkoming te verstrekken, geen plaats is, aangezien verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar dient te nemen, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
De rechtbank zal dan ook het beroep gegrond verklaren.
Nu niet gebleken is van door eiser gemaakte proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, acht de rechtbank geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat het Faunafonds door eiser betaalde griffierecht ten bedrage van € 145 aan hem
vergoedt.
Aldus gegeven door mr. J.J. Penning, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Bolzoni, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2008.
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
Verzonden op: 22 december 2008