ECLI:NL:RBARN:2008:BG8923

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
31 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/1311
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van milieu-informatie betreffende varkensleveringen en -transporten

In deze zaak heeft de rechtbank Arnhem op 31 december 2008 uitspraak gedaan in een geschil over de openbaarheid van gegevens op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiser, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Maas en Waal, had verzocht om openbaarmaking van administratie van een varkenshouder over een bepaalde periode, die op grond van de Regeling identificatie en registratie van dieren was bijgehouden. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit had dit verzoek afgewezen, met de stelling dat het om vertrouwelijke bedrijfsgegevens ging. De rechtbank oordeelde echter dat de gevraagde gegevens, die betrekking hadden op varkenstransporten en aantallen varkens, als milieu-informatie moesten worden aangemerkt. De rechtbank stelde vast dat de minister ten onrechte had aangenomen dat de gegevens onder de weigeringsgrond voor bedrijfs- en fabricagegegevens vielen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en bepaalde dat de minister de gevraagde gegevens openbaar moest maken binnen vier weken na de uitspraak. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser en moest het griffierecht worden vergoed. Deze uitspraak benadrukt het belang van transparantie in milieu-informatie en de beperkingen van de weigeringsgronden onder de Wob.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 07/1311
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 31 december 2008
inzake
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Maas en Waal, eiser,
gevestigd te Beneden-Leeuwen,
tegen
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
gevestigd te ‘s-Gravenhage,
alsmede
[partij A]
partij ex artikel 8:26 van de Awb,
wonende te [plaatsnaam]
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 13 februari 2007.
2. Procesverloop
Bij besluit van 14 november 2006 heeft verweerder een verzoek van eiser om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) afgewezen.
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het daartegen ingediende bezwaar gegrond verklaard en het eerder genoemde besluit, onder verbetering van de motivering, in stand gelaten.
Tegen dit besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Bij brief van 11 april 2007 heeft [partij A] zich gesteld als partij in de zin van artikel 8:26 van de Awb.
Verweerder heeft de stukken waarop het verzoek van eiser betrekking heeft aan de rechtbank overgelegd en heeft daarbij een beroep gedaan op artikel 8:29 van de Awb.
Nadat de rechtbank heeft besloten dat beperking van de kennisneming van die stukken gerechtvaardigd is, heeft eiser bij brief van 18 juni 2007 de toestemming als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb, verleend.
Het beroep is behandeld ter zitting van de meervoudige kamer van de rechtbank van 18 juni 2008. Eiser is daar vertegenwoordigd door mr. G.A. van der Veen, advocaat te Rotterdam en [naam], ambtenaar van de gemeente. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. C.A.H.J. Anthonissen. [partij A] is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. C.J. Driessen, advocaat te Beers.
De rechtbank heeft op 30 juli 2008 het onderzoek heropend, omdat haar was gebleken dat [partij A] niet was gevraagd om met betrekking tot de vertrouwelijke stukken toestemming als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb, te verlenen. Bij brief van 20 augustus 2008 heeft mr. Driessen namens [partij A] deze toestemming desgevraagd verleend. Met instemming van alle partijen heeft de meervoudige kamer van de rechtbank bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en vervolgens het onderzoek gesloten.
3. Overwegingen
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder g, van de Wob wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder milieu-informatie: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 19.1a van de Wet milieubeheer.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wob, voor zover thans van belang, kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan.
Ingevolge artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover dit bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld;
Ingevolge artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob, voor zover thans van belang, blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het voorkomen van onevenredige benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
Ingevolge artikel 10, vierde lid, van de Wob, voor zover hier van belang , is het eerste lid, aanhef en onder c, niet van toepassing voorzover het milieu-informatie betreft die betrekking heeft op emissies in het milieu. Voorts blijft in afwijking van het eerste lid, aanhef en onder c, het verstrekken van milieu-informatie uitsluitend achterwege voorzover het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen het daar genoemde belang.
Ingevolge artikel 10, zesde lid, van de Wob is het tweede lid, aanhef en onder g, niet van toepassing op het verstrekken van milieu-informatie.
Ingevolge artikel 19.1a van de Wet milieubeheer wordt onder milieu-informatie verstaan alle informatie neergelegd in documenten over:
a. de toestand van elementen van het milieu, zoals lucht en atmosfeer, water, bodem, land, landschap en natuurgebieden met inbegrip van vochtige biotopen, kust- en zeegebieden, biologische diversiteit en haar componenten, met inbegrip van genetisch gemodificeerde organismen, en de interactie tussen deze elementen;
b. factoren, zoals stoffen, energie, geluid, straling of afval, met inbegrip van radioactief afval, emissies, lozingen en ander vrijkomen van stoffen in het milieu die de onder a bedoelde elementen van het milieu aantasten of waarschijnlijk aantasten;
c. maatregelen, met inbegrip van bestuurlijke maatregelen, zoals beleidsmaatregelen, wetgeving, plannen, programma's, milieuakkoorden en activiteiten die op de onder a en b bedoelde elementen en factoren van het milieu een uitwerking hebben of kunnen hebben, alsmede maatregelen of activiteiten ter bescherming van die elementen;
d. verslagen over de toepassing van de milieuwetgeving;
e. kosten-baten- en andere economische analyses en veronderstellingen die worden gebruikt in het kader van de onder c bedoelde maatregelen en activiteiten;
f. de toestand van de gezondheid en veiligheid van de mens, met inbegrip van de verontreiniging van de voedselketen, indien van toepassing, de levensomstandigheden van de mens, waardevolle cultuurgebieden en bouwwerken, voor zover zij worden of kunnen worden aangetast door de onder a bedoelde toestand van elementen van het milieu of, via deze elementen, door de onder b en c bedoelde factoren, maatregelen of activiteiten.
Bij brief van 26 juli 2006 heeft eiser aan verweerder medegedeeld dat hij in het kader van een procedure omtrent het intrekken van een milieuvergunning, van [partij A] kopieën van zogenoemde IKB koppelkaarten heeft ontvangen, waaruit zou blijken dat in de periode tussen 10 april 2000 en 21 april 2004 varkens zijn gehouden in een inrichting aan [adres] te [plaatsnaam] (hierna: de inrichting). Eiser heeft in verband daarmee verzocht:
- de door [partij A] verstrekte informatie te verifiëren met de Identificatie en Registratie (I&R) administratie en het resultaat daarvan aan eiser te zenden;
- een overzicht van de bij verweerder bekende varkensleveringen aan en van de inrichting, in de periode 10 april 2000 tot en met 21 april 2004 alsmede de laatste aan- en aflevering voor 10 april 2000 en de eerste levering na 21 april 2004 aan eiser te zenden.
Bij besluit van 14 november 2006 heeft verweerder het verzoek van eiser afgewezen, omdat hij niet over de gevraagde gegevens zou beschikken, aangezien de informatie waarop het verzoek van eiser betrekking heeft bij een niet onder verantwoordelijkheid van verweerder vallende private instelling zou berusten.
Bij het thans bestreden besluit is verweerder teruggekomen op zijn eerder ingenomen standpunt dat hij niet over de gevraagde gegevens beschikt. Bij dat besluit heeft verweerder de weigering om de gevraagde gegevens openbaar te maken gehandhaafd. Aan dit besluit heeft verweerder samengevat ten grondslag gelegd dat uit de administratie die op grond van de Regeling identificatie en registratie van dieren wordt bijgehouden de volgende gegevens kunnen worden afgeleid:
- het unieke bedrijfsnummer (UBN) van het betrokken bedrijf;
- het UBN van het bedrijf van herkomst of van het bedrijf van bestemming van de varkens;
- in voorkomend geval het land van herkomst of van bestemming;
- het aantal en het soort varkens;
- de datum;
- het certificeringnummer van het transportmiddel.
Volgens verweerder kunnen uit deze vertrouwelijk verstrekte gegevens wetenswaardigheden worden afgeleid met betrekking tot de omvang van het productieproces en de afzet van het bedrijf dat de inrichting exploiteert en over de kring van afnemers en leveranciers. Het gaat hier volgens verweerder daarom om bedrijfs- en fabricagegegevens waarop de in artikel 10, lid 1, aanhef en onder c, van de Wob neergelegde absolute weigeringsgrond van toepassing is. Voor zover de gegevens niet onder deze weigeringsgrond vallen, is verweerder van mening dat openbaarmaking achterwege dient te blijven op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob, omdat uit de gegevens concurrentiegevoelige informatie kan worden afgeleid, waardoor de bedrijfsvoering van het betrokken bedrijf onevenredig kan worden benadeeld door openbaarmaking.
Eiser heeft het bestreden besluit gemotiveerd aangevochten. Op zijn stellingen zal de rechtbank hierna, waar nodig nader ingaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat eiser het bestreden besluit slechts heeft aangevochten, voor zover daarbij is geweigerd om met betrekking tot de inrichting in de periode van 10 april 2000 tot en met 21 april 2004 de data van aan- of aflevering van varkens en het aantal varkens openbaar te maken, alsmede de laatste aan- en aflevering voor en de eerste levering na dat tijdvak. De rechtbank zal zich thans dan ook beperken tot beoordeling van de vraag of verweerder heeft mogen weigeren die gegevens openbaar te maken en zal de overige uit de I&R-administratie af te leiden gegevens in het navolgende buiten beschouwing laten.
Ter zitting heeft eiser aangevoerd dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte is voorbijgegaan aan de omstandigheid dat de gevraagde informatie hoogstwaarschijnlijk milieu-informatie betreft.
Dit betoog slaagt. Naar het oordeel van de rechtbank moeten de gevraagde data van aan- en aflevering van varkens en aantallen van varkens in voornoemde periode worden aangemerkt als milieu-informatie als bedoeld in artikel 19.1a, aanhef en onder b, van de Wet milieubeheer, omdat dit factoren zijn die elementen van het milieu aantasten of kunnen aantasten. Hieruit volgt dat verweerder ten onrechte artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd, omdat de gestelde onevenredige bevoor- of benadeling van [partij A], wat daar inhoudelijk overigens van zij, niet aan openbaarmaking van milieu-informatie in de weg kan staan. Voorts had verweerder in het bestreden besluit het in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob neergelegde belang van bescherming van bedrijfs- en fabricagegegevens niet als een absolute weigeringsgrond mogen hanteren, maar voor zover van dit soort gegevens sprake zou zijn, dit belang moeten afwegen tegen het belang van openbaarmaking van de milieu-informatie. Het beroep is reeds hierom gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
Ingeval een besluit wordt vernietigd, dient de rechtbank de mogelijkheden van finale beslechting van het geschil te onderzoeken, waarbij onder meer aan de orde is of er aanleiding is om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank ziet daar, gezien de duur en de loop van de in geding zijnde procedure, te meer aanleiding toe en zal in dat verband beoordelen of de door verweerder gehanteerde weigeringsgronden of enige andere weigeringsgrond bij een nieuw te nemen besluit op bezwaar aan het besluit ten grondslag kunnen worden gelegd.
Eiser heeft betwist dat de in geschil zijnde data van varkensleveringen aan en vanuit de inrichting en aantallen varkens die werden geleverd bedrijfs- en fabricagegegevens betreffen.
De rechtbank overweegt dat de vraag of een door de weigeringsgronden beschermd belang aanwezig is, door de rechter integraal dient te worden beoordeeld.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dient artikel 10, eerste lid, onder c, van de Wob restrictief te worden uitgelegd. Van bedrijfs- en fabricagegegevens is slechts sprake indien en voorzover uit die gegevens wetenswaardigheden kunnen worden gelezen of afgeleid met betrekking tot de technische bedrijfsvoering of het productieproces dan wel met betrekking tot de afzet van de producten of de kring van afnemers en leveranciers.
Na met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb kennis te hebben genomen van de door verweerder vertrouwelijk overgelegde stukken is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat de data van transporten en de aantallen varkens waar het beroep betrekking op heeft geen bedrijfs- en fabricagegegevens betreffen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder c, van de Wob; er is namelijk geen sprake van concurrentiegevoelige gegevens waaruit wetenswaardigheden in voormelde zin zijn af te leiden. Het verstrekken van de gevraagde informatie kan derhalve niet op die grond worden geweigerd.
Hiervoor is reeds overwogen dat de gestelde onevenredige benadeling van [partij A] niet aan openbaarmaking van de milieu-informatie in de weg kan staan. De rechtbank heeft noch in de vertrouwelijk overgelegde stukken, noch in de overige gedingstukken en het verhandelde ter zitting aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat er een andere, niet in het bestreden besluit genoemde, wettelijke grond aanwezig zou kunnen zijn om de informatie niet openbaar te maken. Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat voor verweerder geen gronden aanwezig zijn om de in beroep nog in geschil zijnde informatie niet openbaar te maken.
De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien door te bepalen dat verweerder het volgende openbaar dient te maken: de data in de periode van 10 april 2000 tot en met 21 april 2004 van aan- of aflevering van varkens en het aantal varkens met betrekking tot de inrichting, alsmede de laatste aan- en aflevering voor en de eerste levering na dat tijdvak.
De rechtbank acht daarbij termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb en verweerder te veroordelen in de door eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs gemaakte proceskosten. De rechtbank heeft de kosten in verband met verleende rechtsbijstand met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 322 (zijnde 1 punt voor verschijnen ter zitting). Overige gedeclareerde kosten kunnen op grond van dit Besluit niet worden vergoed. Dit leidt ertoe dat verweerder, nu van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten niet is gebleken, aan eiser dient te vergoeden een bedrag van € 322.
Ten aanzien van het namens [partij A] gedane verzoek om vergoeding van de proceskosten overweegt de rechtbank, dat in geval van vernietiging van een bestreden besluit in beginsel geen proceskostenveroordeling plaatsvindt ten behoeve van degene wiens rechtspositie in geding is en die zich in een door anderen in gang gezette procedure heeft gemengd. De rechtbank ziet geen aanleiding om in dit geval van dit uitgangspunt af te wijken. Voor een veroordeling in de proceskosten als door deze partij verzocht, is daarom geen plaats.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
De rechtbank
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij de weigering om van de inrichting aan [adres] te [plaatsnaam] in de periode van 10 april 2000 tot en met 21 april 2004 de data van aan- of aflevering van varkens en de aantallen varkens openbaar te maken, alsmede de laatste aan- en aflevering voor en de eerste levering na dat tijdvak, is gehandhaafd;
verklaart het bezwaar van eiser in zoverre gegrond, en herroept het besluit van 14 november 2006 voor zover daarin is geweigerd voormelde data en aantallen varkens openbaar te maken;
bepaalt dat verweerder de betreffende data en de aantallen varkens binnen vier weken na de datum van deze uitspraak openbaar maakt door deze in afschrift aan eiser te verstrekken;
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten ten bedrage van € 322 en wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
bepaalt dat de Staat der Nederlanden het door eiser betaalde griffierecht ten bedrage van
€ 285 aan hem vergoedt.
Aldus gegeven door mr. J.H.A. van der Grinten als voorzitter, mr. J.J. Penning en mr. D.S.M. Bak, als rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.W.B. Heijmans, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 december 2008.
De griffier, De voorzitter,
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
Verzonden op: 31 december 2008