ECLI:NL:RBARN:2008:BG8782

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
31 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/701055-08
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot doodslag met zware mishandeling als gevolg

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem, is de verdachte beschuldigd van medeplegen van poging tot doodslag. Het incident vond plaats op 1 september 2008 in Wijchen, waar het slachtoffer, N.J.W., door de verdachte en twee medeverdachten werd achtervolgd en vervolgens zwaar mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, terwijl het slachtoffer op de grond lag, meermalen met kracht tegen het hoofd van het slachtoffer heeft geschopt en geslagen, waardoor het slachtoffer buiten bewustzijn raakte en ernstig letsel opliep. De officier van justitie had een werkstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde anders. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en stelde bijzondere voorwaarden aan de proeftijd, waaronder reclasseringstoezicht en mogelijke behandeling bij een instelling. De rechtbank overwoog dat het geweld zinloos was en dat de ernst van het delict niet met een taakstraf kon worden afgedaan. De rechtbank wees ook de vordering van de benadeelde partij toe, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 828,-- aan het slachtoffer, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De uitspraak werd gedaan op 31 december 2008, na een zitting op 17 december 2008, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummer : 05/701055-08
Datum zitting : 17 december 2008
Datum uitspraak: 31 december 2008
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : 31 augustus 1990 te [geboorteplaats],
adres : [adres] ,
plaats : [woonplaats].
Raadsman : mr. B.P.J. van Riel, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 01 september 2008 te Wijchen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk N.J.W. [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) meermalen, althans eenmaal met kracht en/of met geschoeide voet op en/of tegen het hoofd
van voormelde [slachtoffer] heeft/hebben gestampt en/of geschopt en/of getrapt en/of (vervolgens) die [slachtoffer] in bewusteloze/hulpeloze toestand heeft/hebben achtergelaten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 01 september 2008 te Wijchen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan N.J.W. [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) meermalen, althans eenmaal met kracht en/of met geschoeide voet op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op/tegen het lichaam van voormelde [slachtoffer] heeft/hebben gestampt en/of
geschopt en/of getrapt en/of (vervolgens) die [slachtoffer] in bewusteloze/hulpeloze toestand heeft/hebben achtergelaten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 01 september 2008 te Wijchen met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de Meester van Coothlaan en/of het Diepvoorde, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen N.J.W. [slachtoffer], welk geweld hierin bestond dat zij die [slachtoffer] opzettelijk hebben/zijn gevolgd en/of (vervolgens) van diens fiets hebben geslagen/geduwd en/of hem (vervolgens) meermalen, althans eenmaal tegen
zijn hoofd en/of (elders) op/tegen zijn lichaam hebben geslagen en/of gestompt en/of hem meermalen, althans eenmaal, met kracht op/tegen zijn hoofd en/of elders op/tegen zijn lichaam hebben geschopt en/of getrapt en/of gestampt en/of geslagen en/of gestompt;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 17 december 2008 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. B.P.J. van Riel, advocaat te Arnhem.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt behandeling bij Kairos of een soortgelijke instelling.
Voorts heeft de officier van justitie geëist dat verdachte een werkstraf zal worden opgelegd van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft verzocht dat de vordering van de benadeelde partij de heer N.J.W. [slachtoffer] wonende aan de [adres] ter grootte van € 828,-- hoofdelijk zal worden toegewezen en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen hechtenis.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 1 september 2008 is [slachtoffer] omstreeks 0.30 uur bij café De Arend in Wijchen weggefietst. Een aantal personen, onder wie verdachte, is hem achterna gegaan en heeft hem bij het Wijchense Meer in elkaar geslagen en geschopt. [slachtoffer] werd buiten bewustzijn en bloedend daar achtergelaten. De politie heeft [slachtoffer], na een melding, rond 1.20 uur aangetroffen bij het Wijchense Meer.
Hij was niet bij kennis en bloedde uit zijn oor en neus en had een opgezwollen gezicht. Het slachtoffer is per ambulance naar het Radboud ziekenhuis in Nijmegen gebracht. Het slachtoffer heeft letsel en pijn ondervonden en heeft aangifte gedaan .
Verweer
De raadsman heeft het verweer gevoerd dat niet bewezen kan worden dat de verdachte opzet had op de dood van het slachtoffer. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat niet is komen vast te staan dat verdachte op het moment van het slaan en schoppen van het slachtoffer de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard.
De rechtbank overweegt het volgende.
Vaststaat dat verdachte met twee anderen het slachtoffer terwijl deze op de grond lag in zijn gezicht heeft geslagen en tegen zijn hoofd heeft geschopt Alle drie verdachten hebben aan dit slaan en schoppen meegedaan, waarbij het slachtoffer meermalen tegen het hoofd is geschopt. Vervolgens heeft verdachte het slachtoffer, terwijl hij wist dat deze bewusteloos was en bloedde, hulpeloos achter gelaten De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte1] en [medeverdachte2] naar het slachtoffer is teruggegaan om te kijken of de man nog wel ademde en dat vaststaat dat vervolgens nog meer geweld tegen het slachtoffer is gepleegd, waarvan verdachte zich op geen enkele wijze heeft gedistantieerd . Gelet op genoemde verklaringen verwerpt de rechtbank het betoog van de raadsman. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich willens en wetens heeft bloot gesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer door zijn handelen en dat van zijn mededader(s) zou komen te overlijden en dat derhalve de opzet van verdachte in de zin van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer was gericht. Wanneer meer personen met kracht met geschoeide voet schoppen tegen het hoofd van een willoos slachtoffer is de kans aanmerkelijk dat men daaraan kan bezwijken.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem primair tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 01 september 2008 te Wijchen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk N.J.W. [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) meermalen, met kracht en met geschoeide voet op en/of tegen het hoofd van voormelde [slachtoffer] heeft gestampt en geschopt en getrapt en (vervolgens) die [slachtoffer] in bewusteloze/hulpeloze toestand heeft achtergelaten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van poging tot doodslag
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 27 november 2008;
• een Advies Rapport van Reclassering Nederland, gedateerd 11 september 2008, betreffende verdachte;
• Een brief van psychiater H.T.J. Boerboom van het N.I.F.P., gedateerd 27 oktober 2008, betreffende verdachte in het kader van een voorgeleidingsconsult;
- een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 29 oktober 2008, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte, zijn mededaders en het slachtoffer waren allen bezoekers van een café. Tussen verdachte en zijn mededaders enerzijds en het slachtoffer anderzijds ontstonden wat irritaties. Toen het slachtoffer het café verliet en op zijn fiets wegreed, zijn verdachte en zijn mededaders achter het slachtoffer aan gegaan. Nadat ze zich verzameld hadden, trokken ze het slachtoffer van zijn fiets op de grond.
Vervolgens hebben ze het slachtoffer zodanig in elkaar, geslagen, gestompt en getrapt dat hij buiten bewustzijn is geraakt. Na enige tijd gingen ze terug om te kijken of hij nog ademde. Ze hoorden dat het slachtoffer zwaar ademde en snurkte. Hierop hebben ze het slachtoffer nogmaals meerdere keren in zijn gezicht geslagen en tegen het hoofd geschopt. Vervolgens hebben ze het slachtoffer “voor dood achtergelaten” en zijn weer teruggegaan naar het café om dit ‘interessante’ verhaal te vertellen.
Verdachte heeft het slachtoffer zonder reden zwaar mishandeld en heeft zich vervolgens op geen enkele manier bekommerd om het slachtoffer en heeft zich ook in de dagen daarna - toen het voorval uitgebreid in de pers kwam - niet gemeld bij de politie. Het slachtoffer heeft hierdoor langdurig zowel lichamelijke als geestelijke klachten ondervonden. Ook heeft dit gebeuren grote financiële consequenties gehad voor het slachtoffer. Hij was lange tijd niet in staat om te werken en dreigt hierdoor eveneens zijn woning te verliezen.
De rechtbank rekent dit gebeuren tot zinloos geweld. Dergelijk geweld op straat tegen personen veroorzaakt maatschappelijk onrust en draagt er aan bij dat mensen zich onveilig voelen op straat. Het slachtoffer wordt in zijn of haar persoonlijke integriteit aangetast en, al dan niet ernstig, verwond of soms zelfs gedood.
Geweld op straat maakt bovendien niet alleen een diepe indruk op de personen die getuige zijn geweest van het geweld en personen die persoonlijk betrokken zijn, maar op de hele samenleving.
Verdachte heeft reeds eerder een werkstraf verricht ter zake van een geweldsmisdrijf.
De rechtbank kan zich niet vinden in de eis van de officier van justitie. Het feit is veel te ernstig om nog met een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf te worden afgedaan.
Dat verdachte nog maar net 18 jaar was geworden en de officier van justitie bij de minderjarige mededaders ook taakstraffen had geëist in combinatie met voorwaardelijke jeugddetentie is voor de rechtbank geen reden om hier diezelfde strafmodaliteit te volgen. Verdachte was strafrechtelijk meerderjarig, heeft een zeer ernstig delict gepleegd en moet de consequenties daarvan dragen. Zowel de speciale preventie als de generale preventie eist dit.
Gezien het bovenstaande is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat een taakstraf niet op zijn plaats is maar dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 45, 47, 287 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 6 (zes) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde voor het einde van de proeftijd de navolgende bijzondere voorwaarde niet is nagekomen:
Veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens de (stichting) Reclassering Nederland zullen worden gegeven, (ook indien dit zal inhouden het volgen van een ambulante behandeling bij Kairos of een andere vergelijkbare instelling) voor zover en voor zolang dat door genoemde instelling nodig wordt geacht.
Geeft opdracht aan de (stichting) Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij N.J.W. [slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover zijn mededader(s) betaalt (betalen) ook veroordeelde daardoor tegenover N.J.W [slachtoffer] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan N.J.W. [slachtoffer], wonende aan de [adres], te betalen het bedrag van € 828,--(zegge achthonderd acht en twintig euro), vermeerderd met de wettelike rente.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 828,--, subsidiair 16 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover de mededader(s) betaalt (betalen) ook veroordeelde daardoor tegenover N.J.W. [slachtoffer] zal zijn gekweten - de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer N.J.W. [slachtoffer], wonende aan de [adres], te betalen het bedrag van € 828,- (zegge achthonderd acht en twintig euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 16 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. M.M.L.A.T. Doll, rechter, als voorzitter,
mr. E.G. Smedema, vicepresident,
mr. G. Perrick, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. T. Demirci, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 december 2008.