ECLI:NL:RBARN:2008:BG7972

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
22 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/800558-07
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling oud-militair voor ontucht met minderjarige onder zijn zorg

In deze zaak heeft de militaire kamer van de Rechtbank Arnhem op 22 december 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een oud-militair, die werd beschuldigd van ontucht met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige. De zaak werd behandeld in eerste aanleg en de verdachte was aanwezig tijdens de zitting op 8 december 2008, waar hij werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.T.A.G. Keller. De officier van justitie eiste een werkstraf van 180 uren, waarvan 100 uren voorwaardelijk, en stelde dat de vordering van de benadeelde partij niet voor behandeling in het strafgeding geschikt was.

De militaire kamer heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 1991 tot en met 1 november 1991 ontucht heeft gepleegd met de minderjarige aangever, die toen onder zijn zorg viel. De verklaringen van de aangever en andere getuigen werden als betrouwbaar beschouwd, ondanks de ontkenning van de verdachte. De militaire kamer oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het primair tenlastegelegde en dat de ontucht ernstige gevolgen had voor de aangever, die psychische schade had opgelopen.

Bij de strafoplegging hield de militaire kamer rekening met de tijd die verstreken was sinds de feiten, de leeftijd van de verdachte en het feit dat hij nooit eerder was vervolgd voor een dergelijk feit. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren, zonder voorwaardelijk strafdeel, en werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding. De militaire kamer gelastte ook de teruggave van in beslag genomen goederen aan de rechthebbende.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Militaire kamer
Promis
Parketnummer : 05/800558-07
Datum zitting : 8 december 2008
Datum uitspraak : 22 december 2008
TEGENSPRAAK
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] 1939 te [geboorteplaats],
adres : [adres] ,
plaats : [woonplaats],
Raadsman : mr. R.T.A.G. Keller, advocaat te Tilburg.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 1989 tot en met 1 november 1991 te Bladel, gemeente Bladel en Netersel, en/of te Welschap, gemeente Eindhoven, en/of elders in Nederland, een of meermalen ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], hierin bestaande dat hij (telkens)
- zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] heeft laten betasten, en/of
- de penis van die [slachtoffer] heeft betast, en/of
- zijn, verdachtes, penis tegen de penis en/of in/tegen de mond van die [slachtoffer] heeft gebracht, en/of
- de penis van die [slachtoffer] in/tegen zijn, verdachtes, mond heeft gehouden;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 1989 tot en met 1 november 1991 te Bladel, gemeente Bladel en Netersel, en/of te Welschap, gemeente Eindhoven, en/of elders in Nederland, een of meermalen met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, hierin bestaande dat hij (telkens)
- zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] heeft laten betasten, en/of
- de penis van die [slachtoffer] heeft betast, en/of
- zijn, verdachtes, penis tegen de penis en/of in/tegen de mond van die [slachtoffer] heeft gebracht, en/of
- de penis van die [slachtoffer] in/tegen zijn, verdachtes, mond heeft gehouden;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 8 december 2008 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. R.T.A.G. Keller, advocaat te Tilburg.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd:
- [slachtoffer], woonachtig te [woonplaats].
De benadeelde partij is ter terechtzitting verschenen.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis, waarvan 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd doorgebracht in verzekering naar rato van twee uur per dag.
De officier van justitie heeft voorts gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De officier van justitie heeft daarom verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode van 1 januari 1991 tot en met 1 november 1991 is [slachtoffer], hierna te noemen aangever, met verdachte op camping De Achterste Hoef in Bladel, gemeente Bladel en Netersel, geweest. Aangever, geboren op [geboortedatum], was toen minderjarig en was aan de zorg van verdachte toevertrouwd
Standpunt van verdachte
Verdachte ontkent dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontucht met aangever. Als het al zo is dat zijn penis en de penis van aangever elkaar onder de douche hebben geraakt, dan is dat per ongeluk gebeurd, aldus verdachte. Verdachte verklaart dat hij het idee heeft dat er sinds het overlijden van zijn eerste vrouw in 1996 in de familie tegen hem wordt samengespannen.
De raadsman voert in aanvulling hierop aan dat wettig en overtuigend bewijs ontbreekt, nu dit bewijs enkel bestaat uit de verklaring van aangever en deze verklaring bovendien niet geloofwaardig is. Voorts gaat het hier naar het oordeel van de raadsman om feiten die zich lang geleden zouden hebben voorgedaan en heeft het tijdsverloop de herinnering van verdachte vervaagd. Gezien de gebrekkige herinnering van verdachte zou de militaire kamer diens verklaring niet als een bekentenis mogen opvatten en ook niet als kennelijk leugenachtig mogen bestempelen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de verklaring van de aangever betrouwbaar, temeer nu aangever ter zitting onder ede gehoord, bij deze verklaring is gebleven. Bovendien heeft verdachte bepaalde punten uit deze verklaring zoals het tonen van pornofilms, het maken van foto’s van aangever terwijl deze geen onderbroek droeg en het aanraken van elkaars penissen onder de douche, erkend. Daarbij acht de officier van justitie de verklaring van verdachte dat dit laatste per ongeluk is gebeurd, niet geloofwaardig. Voorts blijkt uit niets dat er binnen de familie samengespannen is tegen verdachte, aldus de officier van justitie.
Beoordeling
Met de officier van justitie gaat de militaire kamer uit van de betrouwbaarheid van de verklaring van aangever. Het betreft hier een uitgebreide en gedetailleerde verklaring welke ter zitting onder ede is bevestigd. Bovendien zijn belangrijke onderdelen van deze verklaring door verdachte in het bijzijn van zijn advocaat ter zitting bevestigd zoals het feit dat hij met aangever onder de douche heeft gestaan waarbij het kan zijn dat zijn geslachtsdeel dat van aangever heeft geraakt en de situatie dat hij van aangever foto’s heeft gemaakt waarbij hij aangever heeft gevraagd zijn onderbroek uit te trekken. Verder hebben ook [betrokkene 1] en [betrokkene 2] verklaringen afgelegd waarin zij spreken over door verdachte jegens hen verrichte handelingen welke soortgelijk zijn aan die waarover aangever heeft verklaard en welke hebben plaatsgevonden rond dezelfde periode als waar aangever over heeft gesproken. Daarbij gaat het om het bekijken van pornofilms respectievelijk het drukken van zijn onderlichaam tegen het lichaam van [betrokkene 2]. Tenslotte houdt de militaire kamer verdachte aan zijn verklaring bij de Marechaussee waarin hij stelt dat het best wel eens zou kunnen zijn dat aangever een keer zijn piemel heeft moeten vasthouden en dat hij dat niet kan uitsluiten. Een verklaring met een dergelijke inhoud is onbegrijpelijk indien daarvan nimmer sprake zou zijn geweest.
Dat het aanraken van elkaars penissen onder de douche per ongeluk heeft plaatsgevonden, is gelet op dit alles niet aannemelijk geworden. Datzelfde geldt voor het verweer dat de verklaringen, met name die van aangever, [betrokkene 1] en [betrokkene 2], zijn afgelegd teneinde samen te spannen tegen verdachte, temeer nu aangever voor een deel over geheel andere handelingen verklaart dan [betrokkene 1] en [betrokkene 2].
Gelet op het vorenstaande is niet alleen wettig maar ook overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair is tenlastegelegd.
Conclusie
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op een tijdstip gelegen in de periode van 1 januari 1991 tot en met 1 november 1991 te Bladel, gemeente Bladel en Netersel, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], hierin bestaande dat hij
- zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] heeft laten betasten, en
- de penis van die [slachtoffer] heeft betast, en
- zijn, verdachtes, penis tegen de penis en in de mond van die [slachtoffer] heeft gebracht, en
- de penis van die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, mond heeft gehouden;
Hetgeen verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige
4b. De strafbaarheid van het feit
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan; en
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 17 november 2008 en
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland unit Arnhem, opgemaakt door E. Baddouri, reclasseringswerker, gedateerd 26 november 2008, betreffende verdachte.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende. Verdachte heeft zich in 1991 één keer schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met aangever. Door het plegen van ontucht heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever en heeft hij aangever, die toen nog maar een kind was, psychische schade toegebracht. Uit de verklaringen van aangever blijkt dat hij het als kind en later ook als puber en volwassene moeilijk heeft gehad met wat er is gebeurd.
De militaire kamer deelt de mening van de officier van justitie dat in deze zaak een taakstraf op zijn plaats is. De militaire kamer komt wel tot een lagere taakstraf dan door de officier van justitie is geëist. Hierbij houdt de militaire kamer meer dan de officier van justitie rekening met het feit dat de ontucht zeventien jaar geleden is gepleegd, met de leeftijd van verdachte en met het feit dat verdachte nooit eerder is vervolgd voor een dergelijk feit.
De militaire kamer ziet geen aanleiding voor het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel met een proeftijd en verwijst daarbij naar de voorlichtingsrapportage van de Reclassering, waarin wordt gesteld dat de kans op recidive laag is.
De militaire kamer stelt vast dat in onderhavige strafprocedure een cassettebandje van het merk Olympus, type MC60, serienummer XB60 in beslag is genomen onder een ander dan verdachte, te weten de heer [betrokkene 3].
De officier van justitie heeft hierover ter terechtzitting opgemerkt dat de militaire kamer thans hierover geen beslissing hoeft te nemen nu dit bandje onder een ander dan verdachte in beslag is genomen.
Gelet op het bepaalde in artikel 353 van het Wetboek van Strafvordering is de militaire kamer van oordeel dat zij een beslissing dient te nemen over alle goederen die in het kader van de onderhavige procedure in beslag zijn genomen waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven. Daarbij is het rechtens niet relevant is onder wie deze goederen in beslag zijn genomen.
De militaire kamer is van oordeel dat het in beslag genomen cassettebandje terug dient te worden gegeven aan de rechthebbende, te weten de heer [betrokkene 3], en zij zal daarom deze teruggave gelasten.
6a. De beoordeling van de civiele vorde¬ring, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een bedrag van € 2.359,00.
De militaire kamer stelt vast dat de benadeelde partij eerder voor een bepaald bedrag schadeloos is gesteld door het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Nu niet duidelijk is geworden of het uitgekeerde bedrag betrekking heeft op in de schade die benadeelde door het bewezenverklaarde feit stelt te hebben geleden, kan de militaire kamer niet vaststellen of benadeelde op dit moment nog schade heeft. De militaire kamer is, evenals de officier van justitie, van oordeel dat de vordering daarmee niet van eenvoudige aard is, zodat deze vordering zich niet leent voor behandeling in het strafgeding.
De militaire kamer zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 27 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De militaire kamer, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 100 (honderd) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
Bepaalt voorts dat de termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen evenals met de tijd dat hij zich aan zodanige vrijheidsontneming heeft onttrokken.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 50 (vijftig) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten 2 uren, zijnde 1 dag hechtenis.
Gelast de teruggave van het navolgende inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp aan de rechthebbende, te weten:
- een cassettebandje van het merk Olympus, type MC60, serienummer XB60.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [woonplaats], aan de [adres].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Aldus gewezen door:
mr. E.A.A.M. Pfeil, vice-president als voorzitter,
mr. drs. J.M. Klep, rechter,
kolonel mr. B.F.M. Klappe, militair lid,
in tegenwoordigheid van mr. S.C.A.M. Janssen, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 december 2008.