ECLI:NL:RBARN:2008:BG7782

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
1 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/860
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek gegrond verklaard wegens vrees voor vooringenomenheid van de rechter

In deze zaak heeft de rechtbank Arnhem op 1 december 2008 een wrakingsverzoek gegrond verklaard. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. C.J. van Bavel, had de politierechter verzocht zich te verschonen vanwege vrees voor vooringenomenheid. Dit verzoek volgde op een eerdere strafzaak waarin de politierechter betrokken was, waarbij de verzoeker als medepleger werd genoemd. De verzoeker stelde dat deze eerdere betrokkenheid een objectief gerechtvaardigde vrees voor gebrek aan onpartijdigheid met zich meebracht.

Tijdens de zitting van 20 november 2008 werd het wrakingsverzoek behandeld, maar de verzoeker en zijn gemachtigde waren niet aanwezig. De politierechter had eerder aangegeven niet in de wraking te berusten en zijn zienswijze gegeven. De rechtbank overwoog dat, hoewel een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, uitzonderlijke omstandigheden kunnen leiden tot de conclusie dat deze onpartijdigheid in het geding is.

De rechtbank concludeerde dat de enkele omstandigheid dat de politierechter eerder een zaak tegen een medeverdachte van de verzoeker had behandeld, niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. Echter, de combinatie van omstandigheden in deze zaak, waaronder de specifieke vermelding van de verzoeker in het vonnis van de medeverdachte, leidde de rechtbank tot de slotsom dat de vrees voor een gebrek aan onpartijdigheid gerechtvaardigd was. Daarom werd het verzoek tot wraking gegrond verklaard.

De beschikking werd uitgesproken in het openbaar, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open. De rechtbank benadrukte het belang van onpartijdigheid in het rechtssysteem en de noodzaak om dergelijke verzoeken serieus te nemen wanneer er aanwijzingen zijn voor mogelijke vooringenomenheid.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Wrakingskamer
registratienummer: 08/860
Beschikking van 1 december 2008
inzake
de heer [verzoeker],
wonende te [woonplaats], verzoeker tot wraking,
advocaat mr. C.J van Bavel te Utrecht,
en
[politierechter],
in zijn hoedanigheid van politierechter in de zaak met parketnummer 05/900508-06.
1. De procedure
Bij schrijven van 22 oktober 2008 heeft verzoeker de politierechter verzocht zich te verschonen.
Tijdens de zitting van 23 oktober 2008, waarvan op dezelfde datum een proces-verbaal is opgemaakt, is namens verzoeker een wrakingsverzoek ingediend. In dit proces-verbaal is dit wrakingsverzoek neergelegd.
Bij schrijven van 4 november 2008 heeft [politierechter] aangegeven niet in de wraking te berusten en heeft hij zijn zienswijze ten aanzien van het wrakingsverzoek uiteengezet.
Op 20 november 2008 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Hierbij is verschenen officier van justitie mr. M.H. de Weert. Verzoeker en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. [politierechter], voornoemd, heeft in genoemd schrijven van 4 november 2008 te kennen gegeven dat hij er geen prijs op stelt te worden gehoord of aanwezig te zijn bij de mondelinge behandeling.
2. Standpunten van partijen
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat de meervoudige kamer van de rechtbank Arnhem, waarvan [politierechter] deel uitmaakte, in een vonnis van 7 december 2007 gewezen in de strafzaak tegen de heer [naam] reeds bewezen acht dat verzoeker medepleger was van de heer [naam] met betrekking tot de telastegelegde valsheden en dat er op grond daarvan vrees voor een gebrek aan onpartijdigheid bestaat wat betreft de door [politierechter] in de onderhavige strafzaak te nemen beslissingen.
Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn standpunt overgelegd pagina 7 van het vonnis van 7 december 2007 in de strafzaak tegen de heer [naam] met de motivering die zou zien op de vaststelling van het medeplegen en pagina 12 van dit vonnis waaruit blijkt dat [politierechter] deel uit maakte van deze kamer. Verzoeker benadrukt dat hij niet twijfelt aan de persoonlijke integriteit van [politierechter].
[politierechter] kan zich met verzoekers standpunt niet verenigen en stelt zich op het standpunt dat hij zich in staat acht om onpartijdig over de zaak te oordelen.
3. De motivering van de beslissing
3.1 Gelet op artikel 512 Wetboek van Strafvordering dient in een wrakingsprocedure te worden beslist of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid bij de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 EVRM (en artikel 14 lid 1 IVBPR) dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
3.3 Gesteld noch gebleken is dat [politierechter] een vooringenomenheid koestert jegens verzoeker. Aan de orde is slechts de vraag of sprake is van feiten en omstandigheden die verzoeker een objectief te rechtvaardigen grond geven voor de vrees dat het de rechter aan onpartijdigheid ontbreekt.
3.4 De enkele omstandigheid dat de eerdere strafzaak van een medeverdachte van verzoeker mede is behandeld door [politierechter] levert geen zwaarwegende aanwijzing op als bedoeld onder 3.2. Het behoort immers tot de normale, wettelijke taak van de rechter slechts te oordelen op de grondslag van hetgeen aan de verdachte is telastegelegd en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting. De rechter dient daarbij hetgeen hij heeft beslist in een andere zaak tegen een andere verdachte buiten beschouwing te laten.
3.5 Onderhavige zaak onderscheidt zich echter van hetgeen is overwogen onder 3.4 door een samenstel van bijzondere omstandigheden, welk samenstel naar het oordeel van de rechtbank een zwaarwegende aanwijzing oplevert als bedoeld in 3.2. Immers in het vonnis van 7 december 2007 is [naam] veroordeeld voor een aan hem telastegelegd feit, wordt verzoeker in de overweging met betrekking tot het bewijs voor dit feit met naam en toenaam genoemd en wordt in deze overweging ook een inhoudelijk oordeel gegeven over zijn rol bij het bewezen verklaarde feit. Reeds hierom is de bij verzoeker ontstane vrees voor een gebrek aan onpartijdigheid ten aanzien van de door de rechter nog te nemen beslissing over het hem telastegelegde gerechtvaardigd.
3.6 Dit bijzondere samenstel van omstandigheden leidt in dit geval tot de slotsom dat het verzoek gegrond is.
4. De beslissing
De rechtbank
verklaart het verzoek tot wraking gegrond.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.C.G.J. van Well (voorzitter), C.M.J. Peters en J.H.M. Westenbroek en in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.M.M.B. van Eeten uitgesproken op 1 december 2008.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.