zaaknummer / rolnummer: 166228 / HA ZA 08-199
Vonnis van 3 december 2008
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TECHNOCON HOLDING B.V.,
gevestigd te Tiel,
eiseres,
advocaat mr. F.J. Boom te Arnhem,
de vennootschap naar buitenlands recht
NAVTRAK LIMITED,
gevestigd te Cheshire, Verenigd Koninkrijk,
gedaagde,
advocaat mr. J.H. Stek te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Technocon Holding en NavTrak genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 juni 2008
- het proces-verbaal van comparitie van 8 oktober 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Technocon International B.V. (hierna ‘Technocon International’) is een werkmaatschappij van Technocon Holding. Waar de rechtbank niet duidelijk is of het Technocon Holding betreft dan wel Technocon International, zal de rechtbank hierna gebruik maken van de aanduiding ‘Technocon’.
2.2. Sinds het begin van 2004 bestaat tussen NavTrak en Technocon Holding een samenwerkingsverband dat is gericht op het aanbieden van volgdiensten (‘tracking services’) van, in het bijzonder, nieuwe Bentley-voertuigen in de Benelux. Technocon is in de Benelux de exclusieve aanbieder van door NavTrak ontwikkelde hardware, alsmede van de bij die hardware behorende volgdiensten. Technocon beheert eveneens de voor die volgdiensten benodigde meldkamers. Zij heeft software ontwikkeld die ervoor zorgt dat de hardware van NavTrak communiceert met de meldkamers.
2.3. NavTrak en Technocon International hebben afspraken over samenwerking vastgelegd in een overeenkomst van december 2005 (hierna de ‘services agreement’). Partijen werken nog steeds samen zoals onder deze overeenkomst is vastgelegd.
2.4. Tijdens een bespreking op 11 januari 2006 komen NavTrak en Technocon overeen dat zij hun samenwerking op het gebied van voertuigvolgdiensten gaan uitbreiden. Buiten de Benelux zullen de partijen gezamenlijk eveneens diensten gaan leveren in Frankrijk, Italië, Duitsland, Spanje en Zwitserland. Van deze bespreking is een ‘contact report’ opgemaakt, gedateerd 11 januari 2006. Als ‘customer’ van de diensten zijn in het contact report naast Bentley, Ferrari en Maserati opgenomen.
2.5. Bij de gedingstukken bevindt zich voorts een document dat is genaamd ‘NavTrak Limited European Partner Project Technocon Solution’, gedateerd 17 januari 2006 (hierna de ‘N/T Solution’). In paragraaf 1 (‘introduction’) van de N/T Solution staat de volgende overweging:
This document details how a joint venture between NavTrak and Technocon could deliver
an ‘off the shelf’ solution to local Service Providers.
In paragraaf 3.2.2. van de N/T Solution is het volgende opgenomen:
Please note that while Technocon has a working setup, we do estimate that significant
changes due to localization and adaptation to business processes are necessary. By approximation this will require one FTE during the first year of partnership, in addition to one FTE yearly for support purposes.
2.6. Technocon herschrijft, met het oog op de samenwerking met NavTrak in de onder 2.4. opgenomen Europese landen, de vereiste software en zij zet een Europees netwerk van Secure Operating Centres (SOC’s) op.
2.7. In ‘contact reports’ opgemaakt naar aanleiding van besprekingen tussen
Technocon en NavTrak op 17 februari, 14 en 31 maart 2006, is (onder 3) telkens als
actiepunt voor NavTrak opgenomen:
Discuss joint venture opportunity in Luxembourg with NavTrak board ASAP
2.8. Op 22 maart 2006 ondertekenen NavTrak en Technocon International een – door NavTrak opgestelde – ‘letter of intent’ (LOI). In deze LOI geeft NavTrak toestemming de hardware en cartografische vergunningen aan te schaffen die vereist zijn voor het aanbieden van voertuigvolgdiensten in Frankrijk, Italië, Duitsland, Spanje, Zwitserland, alsmede ten behoeve van het ‘NavTrak centre’ in het Verenigd Koninkrijk. Verder is in de LOI vastgelegd dat NavTrak 50% van de kosten daarvan voor haar rekening zal nemen.
2.9. Bij de stukken bevindt zich een samenwerkingsovereenkomst tussen NavTrak, Technocon International en de Belgische vennootschap Securitas Alert Services N.V. (hierna ‘SAS’), genaamd ‘Alarm Receiving Centre Services Agreement’ (hierna de ‘SAS-agreement’). De SAS-agreement is gedateerd 22 juni 2006. Zij is op 28 juni 2006 door Technocon International geparafeerd aan NavTrak retour gezonden. De samenwerking heeft betrekking op voertuigvolgdiensten in Oostenrijk, België, Frankrijk, Italië, Duitsland, Spanje en Zwitserland. In de SAS-agreement is onder meer vastgelegd dat NavTrak de benodigde hardware zal aanleveren, dat gebruik zal worden gemaakt van het door Technocon opgezette communicatienetwerk in Europa en dat SAS de feitelijke afhandeling van volgdiensten in de meergenoemde landen in Europa voor haar rekening zal nemen en de meldkamers zal beheren.
2.10. Op 21 augustus 2006 voeren NavTrak en Technocon een bespreking. In het van die
bespreking op dezelfde datum opgemaakte ‘contact-report’ is als actiepunt voor Technocon
opgenomen:
2. joint venture – Technocon to provide NavTrak with a draft MOU for review and Board approval.
De MoU (memorandum of understanding) waarvan in het contact report sprake is, is er niet gekomen.
2.11. In september en oktober 2006 corresponderen partijen over de kosten voor het opzetten door Technocon van de SOC’s in Europa.
2.12. In februari 2007 worden de eerste voertuigen aangesloten op het door NavTrak en Technocon voor de Europese landen ontwikkelde systeem.
2.13. Op 27 maart 2007 wordt via een persbericht openbaar gemaakt dat ITIS Holdings plc (‘ITIS’) alle aandelen in NavTrak verkoopt aan Cobra Automotive Technologies SpA (‘Cobra’).
2.14. Op 12 april 2007 schrijft Technocon NavTrak dat als agendapunt voor de
vergadering van 16 april 2007 moet worden opgenomen:
Expectations regarding joint European Business for 2007 – Steps to formalizing joint- venture.
De heer [betrokkene], managing director van Cobra (‘[betrokkene]’) laat op 13 april 2007
weten dat hij de onderwerpen niet kan bespreken omdat hij pas kort bij Cobra in dienst is.
Op 25 juli 2007 laat hij Technocon weten dat de samenwerking tussen Technocon en
NavTrak zal worden voortgezet op basis van ‘business as usual’.
2.15. In een e-mailbericht van 15 oktober 2007 van Technocon is te lezen:
At the start of 2006 NavTrak approached Technocon with plans to setup a joint venture to
service NavTrak units in Bentley, Ferrari and Maserati cars in several Western European countries. All contracts with end-users and suppliers (e.g. Vodafone, O2, Securitas Alert Services) would be harboured in a new entity and both Technocon and NavTrak would invoice this entity for the actual costs incurred. Any remaining revenues or deficit would be shared equally. Technocon agreed to these conditions and these discussions have been recorded sufficiently in the initial “NavTrak Technocon Solution” document, in notes from our meetings in the UK and at the Sheraton Schiphol and in e-mails. Due to time and resource constraints we agreed to postpone forming the entity and focusing on rolling out the platform and establishing sales first. Technocon comprehended that the takeover of NavTrak by Cobra would delay these actions due to reorganization of NavTrak and integration by Cobra. Therefore, we have twice postponed on our indications these discussions, most recently in a telephone conference in July to October. Technocon and its board of non-executive directors now want to resolve this issue before the end of the FY07.
2.16. In een e-mailbericht van 25 oktober 2007 antwoordt NavTrak:
I think you are aware of the current situation regarding the plans for the Cobra product to
replace the NavTrak product.
However, if you would like to discuss or make a proposal of how we can work together
then I can arrange a meeting with Aldo Monteforte who is a Director of NavTrak as well as a Main Board Director of Cobra Automotive to listen to any proposals that you may have.
2.17. Nadat Technocon NavTrak op 29 oktober 2007 per e-mail – samengevat – laat weten dat volgens haar overeenstemming is bereikt over de oprichting van een joint venture en dat de overname van de aandelen van NavTrak door Cobra daaraan niet in de weg staat, schrijft NavTrak in een brief gedateerd 28 november 2007 aan Technocon:
1. The acquisition of NavTrak by Cobra means that NavTrak is required to adopt
Cobra Group infrastructure and resources already in place across Europe.
2. NavTrak Ltd agreed to share the costs of the server hardware, in order to meet
both companies desire to expand further in to the European market. This was in line with the LOI for the purchase of European SOC hardware dated March 22, 2006. This was then formalised in the contract for the provision of Alarm Receiving Centre Services dated June 22, 2006 between Alert Services, NavTrak Ltd and Technocon International B.V.
Not withstanding that there is no agreement in place to implement a joint venture, we desire to continue our commercial relationship and are always ready to meet with you to discuss the way forward.
3. Het geschil
3.1. Technocon Holding vordert samengevat - veroordeling van NavTrak primair tot betaling van EUR 1.311.825,00 en subsidiair tot betaling van EUR 173.500,00, telkens binnen twee dagen na dit vonnis en met veroordeling van NavTrak in de proceskosten.
3.2. Technocon Holding baseert haar vordering, kort weergegeven, op de stelling dat NavTrak de onderhandelingen over het vormen van een gezamenlijke ‘joint venture’ heeft afgebroken op een moment dat dit onaanvaardbaar was, dat zij daarmee onrechtmatig heeft gehandeld en dat zij daardoor de door Technocon Holding geleden schade moet vergoeden. Daarnaast acht Technocon Holding het handelen van NavTrak in strijd met de goede trouw en meent ze dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking door NavTrak. Het primair gevorderde bedrag staat volgens Technocon Holding gelijk aan de waarde van de overeenkomst terzake waarvan NavTrak de onderhandelingen met Technocon Holding op onaanvaardbare wijze zou hebben afgebroken (“positief contractbelang”). Het subsidiair gevorderde bedrag betreft de kosten die Technocon Holding zou hebben gemaakt in de gerechtvaardigde verwachting dat met NavTrak een overeenkomst tot stand zou komen (“negatief contractbelang”).
3.3. NavTrak voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het verweer van NavTrak tegen de vordering van Technocon Holding bestaat uit twee componenten. Allereerst stelt NavTrak dat de gesprekken over de joint venture nooit verder zijn gekomen dan een uitwisseling van ideeën en gedachten, althans dat de onderhandelingen op het moment dat deze werden beëindigd, niet in een stadium verkeerden dat NavTrak deze niet zonder consequenties mocht beëindigen. Verder stelt NavTrak dat, voor zover het haar niet vrijstond om gesprekken over een op te richten joint venture te beëindigen, Technocon Holding daar geen vorderingsrecht aan kan ontlenen, omdat niet Technocon Holding maar Technocon International gesprekspartner en beoogd participant in de joint venture was.
4.2. Technocon Holding stelt ten aanzien van dit laatste punt dat het altijd de bedoeling is geweest dat de joint venture via haar zou lopen en dat NavTrak dit wist omdat zij de structuur van de Technocon-groep kende. De bij de gesprekken betrokken personen, de heren [betrokkene], [betrokkene] en [betrokkene] waren ook alle drie werkzaam bij Technocon Holding. NavTrak voert ter onderbouwing van haar standpunt dat Technocon International de gesprekspartner was, aan dat laatstgenoemde ook de contractspartner was bij de SAS-agreement en de services agreement. Ook de in r.ov. 2.8. genoemde LOI is getekend namens Technocon International.
4.3. De rechtbank overweegt dat de vordering van Technocon Holding niet toewijsbaar is indien zij geen rol had bij de besprekingen en haar ook bij de beoogde joint venture geen rol was toebedeeld. Om te kunnen vaststellen wat de rol van respectievelijk Technocon Holding en Technocon International was bij de gesprekken over de joint venture en wie daarbij de beoogde partner van NavTrak was, is nader onderzoek nodig. Nu voor het toewijzen van de vorderingen van Technocon Holding ook reeds geen plaats is indien het in 4.1. als eerste genoemde verweer van NavTrak slaagt, zal de rechtbank om proceseconomische redenen eerst dat onderdeel beoordelen. Daarbij gaat de rechtbank er dus veronderstellenderwijs van uit dat Technocon Holding de partij was ten behoeve van wie de contacten over de joint venture hebben plaatsgevonden.
toepasselijk recht
4.4. In het incidentele vonnis van 4 juni 2008 (hierna ‘het incidentele vonnis’) heeft de rechtbank zich bevoegd verklaard kennis te nemen van de vorderingen van Technocon Holding. NavTrak stelt zich thans op het standpunt dat Engels recht van toepassing is op het onderhavige geschil. Daartoe voert zij in de eerste plaats aan dat partijen zowel in de services agreement als in de SAS-agreement het Engelse recht van toepassing hebben verklaard op hun rechtsverhouding. Hiermee zouden alle met discussies over de uitbreiding van de samenwerking verband houdende geschillen naar Engels recht beslecht moeten worden. In de tweede plaats verwijst NavTrak naar het beginsel van de accessoire aanknoping.
4.5. De rechtbank is van oordeel dat partijen ten aanzien van het onderhavige geschil geen rechtskeuze voor Engels recht hebben gemaakt. Uit de bewoordingen van de relevante bepalingen van de twee door NavTrak aangehaalde overeenkomsten – artikel 17 van de services agreement en artikel 19.9 van de SAS-agreement, beide met de kop ‘governing law and jurisdiction’ – blijkt dat deze bepalingen zich niet uitstrekken tot discussies gelegen buiten de betreffende twee overeenkomsten. De bepalingen zijn, voor zover relevant, gelijkluidend:
This agreement shall be governed by and construed in accordance with English law (…)
Onder 4.10. en 4.11. van het incidentele vonnis heeft de rechtbank reeds overwogen dat de in 2006 door partijen gemaakte nadere afspraken – over uitbreiding van de samenwerking in een aantal meergenoemde landen in Europa – geen onderdeel vormen van de services agreement. De rechtbank blijft daarbij. De services agreement heeft immers betrekking op de in 2004 gestarte en nog steeds voortdurende samenwerking tussen Technocon International en NavTrak. NavTrak heeft niets aangevoerd op basis waarvan thans, in het kader van de vraag naar het op het geschil toepasselijke recht, anders zou moeten worden geconcludeerd. Dit laatste geldt, met verwijzing naar 4.9. van het incidentele vonnis, eveneens ten aanzien van de SAS-agreement. Ook ten aanzien van die overeenkomst, waarbij SAS als derde partij betrokken is, heeft de rechtbank overwogen dat deze losstaat van de afspraken ten aanzien waarvan de besprekingen, of onderhandelingen, zijn beëindigd. Dat geldt des te meer indien er van uitgegaan moet worden, zoals de rechtbank veronderstellenderwijs heeft gedaan, dat Technocon Holding de (beoogde) partij was bij de afspraken over de nieuwe joint venture. Technocon Holding was immers noch bij de services agreement noch bij de SAS-agreement partij.
4.6. Dan verwijst NavTrak naar het beginsel van de accessoire aanknoping. De rechtbank heeft in het incident als uitgangspunt genomen dat het geschil tussen partijen voortvloeit uit een verbintenis uit onrechtmatige daad (zie onder 4.13. en 4.14. van het incidentele vonnis). Partijen hebben hierover in de hoofdzaak geen andere standpunten ingenomen zodat de rechtbank de conclusie dat de vordering van Technocon Holding voortvloeit uit de door haar gestelde onrechtmatige daad, in de hoofdzaak overneemt. Volgens artikel 3 lid 1 van de van toepassing zijnde Wet Conflictenrecht Onrechtmatige Daad (WCOD) worden verbintenissen uit onrechtmatige daad beheerst door het recht van de staat op welks grondgebied de daad plaatsvindt. Dit brengt toepasselijkheid van het Nederlandse recht mee, aangezien de onrechtmatige daad in Tiel, Nederland, heeft plaatsgevonden (zie rechtsoverweging 4.15. van het incidentele vonnis). In artikel 5 WCOD, naar welk artikel NavTrak verwijst, is echter neergelegd dat indien een onrechtmatige daad nauw verbonden is met een tussen dader en benadeelde bestaande of gewezen rechtsverhouding, op die verbintenis het recht kan worden toegepast dat die andere rechtsverhouding beheerst. Het betreft hier echter geen verplichting maar een alternatief voor de regel van artikel 3 lid 1 WCOD. De rechtbank ziet geen plaats voor toepassing van de accessoire aanknoping. Immers, nog afgezien van de vraag of het verband tussen de onrechtmatige daad en de twee overeenkomsten voor het overige zodanig is dat dit aanknoping bij het recht dat die overeenkomsten beheerst rechtvaardigt – wat gelet op het overwogene in 4.5. niet vanzelf spreekt – is bij de beoordeling van de vordering van Technocon Holding voor accessoire aanknoping reeds geen plaats nu Technocon Holding bij die twee overeenkomsten geen partij is. Artikel 5 WCOD biedt geen ruimte voor accessoire aanknoping bij een rechtsverhouding waarmee de onrechtmatige daad nauw verbonden zou zijn indien (gestelde) dader en benadeelde van die onrechtmatige daad niet beiden bij die andere rechtsverhouding partij zijn (vergelijk HR 12 november 2004, NJ 2005, 552). De rechtbank zal het geschil berechten naar Nederlands recht.
afbreken onderhandelingen
4.7. NavTrak is van mening dat de gesprekken met Technocon nog niet in het stadium verkeerden dat gesproken kan worden van ‘onderhandelingen’. Er zou volgens NavTrak niet meer dan een ‘uitwisseling van ideeën en gedachten’ over een joint venture hebben plaatsgevonden. Reeds daarom kan volgens NavTrak dus geen sprake zijn van het (op onaanvaardbare wijze) afbreken van de onderhandelingen. De rechtbank verwerpt dit standpunt.
4.8. In de eerste plaats is (de totstandkoming van) een joint venture meer dan eens, ook in concrete bewoordingen, tussen partijen aan de orde geweest. Zowel in de N/T Solution (zie onder 2.5.) als in de gespreksverslagen van 17 februari, 14 en 31 maart 2006 (zie onder 2.7.) wordt de joint venture genoemd. In de N/T Solution is het project beschreven en is vastgelegd dat een ‘joint venture’ tussen NavTrak en Technocon een goede ‘off the shelf’ oplossing biedt voor realisering van het project. In de N/T Solution is voorts – met het oog op door Technocon in het kader van de ‘partnership’ te verrichten noodzakelijke aanpassingen – een begroting van extra personeelskosten voor Technocon opgenomen. De rechtbank is met NavTrak van oordeel dat gelet op de verschillende betekenissen die aan het woord ‘joint venture’ kunnen worden toegekend – variërend van een ongestructureerde samenwerking tot het gezamenlijk opzetten van een nieuwe onderneming – uit het eenmalige gebruik van die term in de N/T Solution nog niet kan worden afgeleid dat gestreefd werd naar een gezamenlijke vennootschap. Die term wordt echter ook gebruikt in de gespreksverslagen. In de drie gespreksverslagen is als actiepunt voor Navtrak opgenomen dat zij de (mogelijkheid te komen tot een) joint venture zal voorleggen aan haar ‘board’. In de verslagen is Luxemburg als vestigingsplaats vermeld. Ook in het besprekingsverslag van 21 augustus 2006 (zie onder 2.10.) wordt gerefereerd aan de plannen voor de joint venture. Het gaat hier telkens om stukken die door of namens beide partijen zijn opgesteld.
4.9. In de tweede plaats is van belang dat partijen, vooruitlopend op de tot stand te brengen gezamenlijke onderneming, al gedeeltelijk uitvoering hebben gegeven aan hun plannen. Op pagina 11 van de N/T Solution zijn afspraken vastgelegd over door NavTrak te betalen vergoedingen voor licenties en ondersteuning. Deze afspraken worden ook nageleefd, zo is tijdens de comparitie gebleken. Verder zijn afspraken gemaakt over kostendeling van de Europese SOC-hardware en licenties op ‘50/50-basis’. Die afspraken zijn neergelegd in de LOI (zie onder 2.8.), die op dit onderdeel de inkleuring lijkt te vormen van de N/T Solution, waarbij wordt aangetekend dat Technocon International daarbij als contractpartij is vermeld.
4.10. Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de gesprekken tussen partijen moeten worden gekwalificeerd als onderhandelingen. De door NavTrak opgeworpen vaststelling dat nooit is gesproken over zaken als de juridische vorm van de joint venture, deelneming in het kapitaal, financiering enzovoort, doet aan dit oordeel niet af, nog daargelaten dat Technocon Holding hierover anders heeft verklaard.
4.11. Voorts is de rechtbank van oordeel dat NavTrak met haar brief van 28 november 2007 (zie onder 2.17.) de onderhandelingen met Technocon heeft afgebroken. In het tussenvonnis (onder 4.15.) heeft de rechtbank dit ook al overwogen.
4.12. De vraag ligt nu voor of deze beëindiging van de onderhandelingen NavTrak schadeplichtig maakt. Bij de beantwoording van die vraag geldt als maatstaf dat ieder van de onderhandelende partijen – die verplicht zijn hun gedrag mede door elkaars gerechtvaardigde belangen te laten bepalen – vrij is de onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigde vertrouwen van de wederpartij in het tot stand komen van de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval, onaanvaardbaar zou zijn. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop de partij die de onderhandelingen afbreekt tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen en met de gerechtvaardigde belangen van deze partij. Hierbij kan ook van belang zijn of zich in de loop van de onderhandelingen onvoorziene omstandigheden hebben voorgedaan, terwijl, in het geval onderhandelingen ondanks gewijzigde omstandigheden over een lange tijd worden voortgezet, wat betreft dit vertrouwen doorslaggevend is hoe daaromtrent ten slotte op het moment van afbreken van de onderhandelingen moet worden geoordeeld tegen de achtergrond van het gehele verloop van de onderhandelingen (vergelijk onder meer HR 23 oktober 1987, NJ 1988, 1017; HR 14 juni 1996, NJ 1997, 481 en HR 12 augustus 2005, NJ 2005, 467). Toetsend aan deze maatstaf, overweegt de rechtbank als volgt.
4.13. Het onderwerp ‘joint venture’ heeft uitsluitend in de periode van januari tot eind augustus 2006 met regelmaat op de agenda gestaan. Tussen eind augustus 2006 en 28 november 2007, het moment waarop de onderhandelingen zijn afgebroken, hebben partijen echter niet meer gecorrespondeerd over de joint venture. Technocon Holding heeft haar stelling dat het onderwerp nadien mondeling nog wel aan de orde is geweest, tegenover de betwisting daarvan door NavTrak, onvoldoende onderbouwd. Een dergelijke lange ‘radiostilte’ maakt, wanneer daarvoor geen duidelijke verklaring bestaat, over het algemeen dat moet worden aangenomen dat het vertrouwen in de totstandkoming van een overeenkomst afbrokkelt. Die verklaring heeft Technocon Holding niet gegeven. Tijdens de comparitie van partijen heeft zij uitsluitend aangevoerd dat een management buy-out na augustus 2006 haar aandacht opeiste.
4.14. NavTrak heeft Technocon niet in het ongewisse gelaten over de overdracht van de aandelen in NavTrak en evenmin over de wijze waarop zij haar samenwerking met Technocon wilde continueren. Op het moment dat NavTrak door ITIS werd verkocht aan Cobra, lagen de besprekingen over de joint venture al zeven maanden stil. Technocon heeft op 12 april 2007 het onderwerp joint venture weer op de agenda willen plaatsen maar NavTrak heeft dat – met verwijzing naar de recente overname – afgehouden (zie onder 2.14.). Op 25 juli 2007 heeft NavTrak Technocon meegedeeld dat partijen hun samenwerking op basis van ‘business as usual’ zouden voortzetten. NavTrak heeft daarbij niet verwezen naar enig plan voor formalisering van de samenwerking.
Niet gesteld en evenmin gebleken is dat Technocon voortvarend op deze mededelingen van NavTrak heeft gereageerd. Dat had wel voor de hand gelegen, gezien de belangen van Technocon, het tijdsverloop sinds de laatste besprekingen over de joint venture, de overname van NavTrak en de mededelingen daarover van NavTrak aan Technocon.
4.15. Voorts acht de rechtbank het volgende van belang. Vast staat dat de besprekingen de facto tot stilstand zijn gekomen nadat Technocon het, in een bespreking met NavTrak op 21 augustus 2006, op zich heeft genomen een MoU op te stellen, waarin – met oog op het voornemen een overeenkomst tot stand te brengen – voorwaarden en afspraken over de joint venture zouden worden uitgewerkt. Tijdens de comparitie heeft Technocon Holding verklaard dat zij die MoU niet heeft opgesteld. Daarmee heeft Technocon Holding zelf bijgedragen aan het tot stilstand komen van de besprekingen.
4.16. Ten slotte blijkt uit wat door partijen is aangevoerd dat het Technocon duidelijk was dat de personen met wie zij onderhandelde, te weten [betrokkene] en mevrouw [betrokkene], customer service director van Cobra (‘[betrokkene]’), niet beslissingsbevoegd waren. Voor een joint venture was goedkeuring van de board van ITIS noodzakelijk. Reeds in het door Technocon Holding bij dagvaarding gedeeltelijk geciteerde gesprek van 19 januari 2006 tussen [betrokkene] en [betrokkene] heeft de laatste aangegeven dat hij de plannen voor een joint venture zou moeten voorleggen aan de Chief Executive Officer (CEO) van ITIS, de heer [betrokkene]. Op 17 februari, 14 en 31 maart 2006 (zie ook onder 2.7.) is opnieuw afgesproken dat NavTrak de plannen aan haar ‘board’ zou voorleggen. Op 14 maart 2006, zo schrijft Technocon Holding in de dagvaarding, heeft [betrokkene] teruggekoppeld nadat zij het voorstel voor een joint venture met CEO [betrokkene] heeft besproken. [betrokkene] zou [betrokkene] hebben meegedeeld dat, hoewel hij tevreden is met de plannen, eerst ‘vlees op de botten’ zal moeten komen. Tijdens de comparitie van partijen heeft [betrokkene] dit laatste bevestigd. De afspraak is daarom op 21 augustus 2006 gemaakt dat Technocon, juist met het oog op het verkrijgen van die vereiste goedkeuring, de MoU zou opstellen. Door dit na te laten heeft Technocon Holding, zo moet thans worden vastgesteld, bijgedragen aan het uitstel en, uiteindelijk, het afstel van de besprekingen over formalisering van de samenwerking. Bij NavTrak hebben ten aanzien van de door Technocon gewenste joint venture dus voorbehouden bestaan, die nooit zijn komen te vervallen.
4.17. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat bij Technocon, in ieder geval op het moment dat zij de brief van [betrokkene] van NavTrak van 28 november 2007 ontving, geen gerechtvaardigd vertrouwen meer kon bestaan dat de overeenkomst, en daarmee de joint venture, althans de door haar beoogde samenwerking, tot stand zou komen. Het afbreken van de onderhandelingen door Navtrak was op die grond dus niet onaanvaardbaar.
4.18. Technocon Holding heeft nog één andere omstandigheid aangevoerd die het afbreken van de onderhandelingen volgens haar onaanvaardbaar maakt, te weten de ‘aanzienlijke investeringen’ die zij sinds januari 2006 heeft gedaan. Niet betwist is dat Technocon, uitgaande van de in de N/T Solution neergelegde uitgangspunten, in Europa de infrastructuur heeft uitgerold, dat zij de benodigde software heeft herschreven of aangepast en dat zij daarvoor kosten heeft gemaakt. Deze enkele omstandigheid maakt echter, gezien hetgeen de rechtbank heeft overwogen over het ontbreken van gerechtvaardigd vertrouwen bij Technocon, niet dat sprake is van onaanvaardbaar afbreken van de onderhandelingen.
Bij dit oordeel weegt mee dat Technocon, tegenover de door haar verrichte investeringen, voor de helft eigenaar is geworden van de gezamenlijke infrastructuur. Voorts is tijdens de comparitie van partijen gebleken dat Technocon voor het gebruik van de gezamenlijk aangelegde infrastructuur door NavTrak en Cobra van NavTrak EUR 52,00 per auto per jaar ontvangt. Dit bedrag is, zo blijkt ook uit de N/T Solution, overeengekomen als vergoeding voor de licentie op de software van Technocon (EUR 30,00 per auto per jaar) alsmede voor ondersteuning door Technocon (EUR 22,00 per auto per jaar). Technocon heeft deze vergoedingsafspraak zelf gemaakt. Het biedt haar gelegenheid een deel van de investeringen terug te verdienen. Dat de vergoeding niet kostendekkend is, zoals Technocon Holding onbetwist aanvoert, hangt mede samen met de eveneens onweersproken omstandigheid dat het project niet winstgevend is. De rechtbank ziet dit als een gebruikelijk bedrijfsrisico.
4.19. Er zijn geen andere omstandigheden gesteld of gebleken, die maken dat sprake is van het onaanvaardbaar afbreken van onderhandelingen door NavTrak. De rechtbank komt daarom tot het oordeel dat het NavTrak vrij stond de onderhandelingen met Technocon af te breken en dat NavTrak daarmee (in beginsel) niet schadeplichtig is jegens Technocon wegens het afbreken van de onderhandelingen. De primaire vordering van Technocon ligt voor afwijzing gereed en de subsidiaire vordering eveneens, voor zover gebaseerd op onrechtmatige daad.
4.20. Technocon Holding wijst er echter op dat ook wanneer geen sprake is van een onrechtmatige daad, partijen jegens elkaar de goede trouw in acht hebben te nemen en dat dus ook uit dien hoofde sprake zou kunnen zijn van schadeplichtigheid, in die zin dat de gemaakte kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Technocon Holding legt hieraan echter dezelfde stellingen ten grondslag als aan de door haar gestelde onrechtmatige daad, zodat op deze grondslag de vordering eveneens voor afwijzing gereed ligt.
4.21. Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van ongerechtvaardigde verrijking door NavTrak, zoals Technocon Holding aanvoert. Zoals onder 4.18. is overwogen, is als onbetwist komen vast te staan dat het project verlieslijdend is en heeft de rechtbank overwogen dat de niet terugverdiende investeringen worden gekwalificeerd als een bedrijfsrisico voor Technocon Holding.
4.22. De subsidiaire vordering ligt hiermee eveneens voor afwijzing gereed. Gelet op dit oordeel behoeft de vraag met welke vennootschap – Technocon Holding of Technocon International – NavTrak heeft onderhandeld, niet nader meer te worden onderzocht.
4.23. Technocon Holding zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in de hoofdzaak worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van NavTrak worden begroot op:
- vast recht 4.784,00
- salaris advocaat 6.422,00 (2 punt × tarief EUR 3.211,00)
Totaal EUR 11.206,00
4.24. NavTrak zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in het incident
worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Technocon Holding worden begroot op
EUR 3.211,00 voor salaris advocaat.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt Technocon Holding in de proceskosten, aan de zijde van NavTrak tot op heden begroot op EUR 11.206,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf een week na vandaag tot de dag van volledige betaling,
5.3. veroordeelt NavTrak in de proceskosten, aan de zijde van Technocon Holding tot op heden begroot op EUR 3.211,00,
in de hoofdzaak en in het incident
5.4. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Blaisse, mr. T.P.E.E van Groeningen en mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2008.