ECLI:NL:RBARN:2008:BG7061

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
19 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
166867
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen erkenning en tenuitvoerlegging van Duitse gerechtelijke uitspraken

In deze zaak gaat het om een verzetprocedure tegen de erkenning en tenuitvoerlegging van vier Duitse gerechtelijke uitspraken. De rechtbank Arnhem heeft op 19 november 2008 uitspraak gedaan in deze zaak, waarin [eisers] in verzet zijn gekomen tegen een beschikking van de voorzieningenrechter van 3 december 2007. Deze beschikking verleende verlof tot tenuitvoerlegging van de Duitse uitspraken, waarbij [eisers] hoofdelijk waren veroordeeld tot betaling aan [gedaagde]. De rechtbank heeft behoefte aan voorlichting over feitelijke aspecten en punten van Duits recht, aangezien de opposanten aanvoeren dat de Duitse uitspraken niet op de juiste wijze aan hen zijn betekend.

De procedure begon met een dagvaarding van [eisers] op 18 februari 2008, waarin zij verzochten om afwijzing van het verzoek van [gedaagde] en intrekking van het verleende verlof. De rechtbank heeft de feiten en het verloop van de procedure in detail onderzocht, inclusief de betekening van de Duitse uitspraken en de vraag of de opposanten tijdig in verzet zijn gekomen. De rechtbank concludeert dat de betekening van de beschikking aan [eiseres sub 2] niet op de juiste wijze heeft plaatsgevonden, waardoor zij ontvankelijk is in haar verzet. De overige opposanten worden eveneens ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de Duitse uitspraken, voor zover deze op tegenspraak zijn gewezen, niet aan de erkenning in de weg staan, ondanks de gestelde gebrekkige betekening. De zaak is verwezen naar de rol voor nadere instructie, waarbij partijen worden verzocht relevante wetteksten en rechtsbronnen over te leggen. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan en bepaalt dat de zaak op 17 december 2008 weer op de rol komt voor het nemen van een akte door [gedaagde].

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 166867 / HA ZA 08-314
Vonnis van 19 november 2008
in de zaak van
[eisers],
opposanten
advocaat mr. S.G. Volbeda,
tegen
[ge[woonplaats],
geopposeerde
advocaat mr. P.A.C. de Vries.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] genoemd worden. De opposanten zullen afzonderlijk worden aangeduid met [eiseres sub 1], [eiseres sub 2] en [eiser sub 3].
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 mei 2008
- het proces-verbaal van comparitie van 21 augustus 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [gedaagde] is advocaat te [woonplaats], Duitsland. Hij heeft [eisers] als advocaat bijgestaan in gerechtelijke procedures in Duitsland.
2.2. Vier Duitse gerechtelijke instanties hebben een uitspraak gedaan, waarbij zij [eisers] hoofdelijk hebben veroordeeld tot betaling van bepaalde bedragen aan [gedaagde]. Het betreft
(1) het Urteil d.d. 20 december 2001 van het Landgericht [woonplaats], onder rolnummer 3 O 347/01 (belang: DM 24.476,00 met 5% rente vanaf 8 mei 2001);
(2) het Vergütungsfestsetzungsbeschluss d.d.1 juni 2001 van het Landgericht Hannover, onder rolnummer 19 O 2949/00 (belang: DM 768,79 met 4% rente vanaf 26 april 2001);
(3) het Vergütungsfestzetzungsbeschluss d.d. 12 september 2001 van het Amtsgericht Leipzig, onder rolnummer 13 C 6815/00 (belang: DM 2098,96 met 4% rente vanaf 26 april 2001) en
(4) het Beschluss d.d. 11 september 2001 van het Amtsgericht Bergen, onder rolnummer 2 C 1432/00 (belang: DM 344,64 met 4% rente vanaf 26 april 2001).
2.3. Bij verzoekschrift van 28 november 2007 heeft [gedaagde] aan de voorzieningenrechter van de rechtbank te Arnhem verzocht deze uitspraken te erkennen en verlof te verlenen tot tenuitvoerlegging daarvan met veroordeling van [eisers] – hoofdelijk – in de kosten. Bij beschikking van 3 december 2007 heeft de voorzieningenrechter verlof verleend tot tenuitvoerlegging van de uitspraken en [eisers] hoofdelijk veroordeeld in de kosten die op de afgifte van het verlof zijn gevallen, aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 550,00.
2.4. De beschikking van 3 december 2007 is op 16 januari 2008 aan [eiseres sub 2] betekend door achterlating daarvan in een gesloten enveloppe.
3. Het geschil en de beoordeling
3.1. Bij dagvaarding van 18 februari 2008 zijn [eisers] in verzet gekomen en hebben zij gevorderd dat de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek van [gedaagde] afwijst en het door de voorzieningenrechter verleende verlof tot tenuitvoerleggging intrekt, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de verzoekschriftprocedure en het verzet. De gronden van het verzet zullen hierna aan de orde komen. [gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat eveneens hierna aan de orde zal komen.
ontvankelijkheid
3.2. [gedaagde] heeft allereerst aangevoerd dat [eisers] niet tijdig in verzet zijn gekomen van de beschikking van 3 december 2007. De beschikking werd op 16 januari 2008 aan [eiseres sub 2] betekend. Nu de verzetdagvaarding eerst op 18 februari 2008 werd betekend is de verzettermijn van artikel 36 EEX-verdrag (één maand) overschreden en is [eiseres sub 2] niet-ontvankelijk in haar verzet. Omdat [eiseres sub 2] als vennoot en vertegenwoordigster van de vennootschap naar Duits recht (‘Gesellschaft bürgerlichen Rechts’) [de vennootschap] moet worden beschouwd, waarin ook de andere opposanten vennoot waren, dient de datum van betekening van 16 december 2007 ook ten aanzien van de andere opposanten te gelden en zijn dus ook zij niet-ontvankelijk in hun verzet, aldus nog steeds [gedaagde].
3.3. Hierover wordt als volgt overwogen. Artikel 36 EEX-Verdrag bepaalt dat indien de tenuitvoerlegging wordt toegestaan de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd binnen één maand na de betekening van de beslissing daartegen verzet kan doen. Het tijdstip waarop deze termijn begint te lopen wordt bepaald door het nationale recht van de lidstaat van tenuitvoerlegging, dat wil in dit geval zeggen door artikel 143 Rv. Voor aanvang van de termijn door betekening vereist artikel 143 Rv betekening in persoon. Die heeft niet plaatsgevonden. De beschikking van 3 december 2007 is op 16 januari 2008 aan [eiseres sub 2] betekend door achterlating in een gesloten enveloppe. [gedaagde] heeft geen feiten gesteld waaruit zou kunnen volgen dat [eiseres sub 2] daarnaast nog een ‘daad van bekendheid’ in de zin van artikel 143 Rv heeft verricht vóór 18 januari 2008 (nog daargelaten de vraag of een dergelijke ‘daad van bekendheid’ de termijn zou kunnen doen aanvangen, al dan niet in combinatie met een betekening, gezien HvJEG 16 februari 2006, NJ 2008, 471), zodat de conclusie moet luiden dat [eiseres sub 2] in haar verzet kan worden ontvangen. Ook de overige opposanten kunnen in hun verzet worden ontvangen.
Urteil d.d. 20 december 2001 van het Landgericht [woonplaats]
3.4. [eiseres sub 1] heeft ten aanzien van dit Urteil aangevoerd dat het inleidende stuk niet op de juiste wijze aan haar is betekend, aangezien zij sinds 10 maart 1998 geen vennoot meer was in de vennootschap [de vennootschap] en het adres “[adres]” – het adres van de vennootschap - ten tijde van de betekening van het inleidende stuk op 23 augustus 2001 niet meer haar adres was.
3.5. Op grond van artikel 34 lid 2 EEX-Verdrag in verbinding met artikel 27 aanhef en onder 2 EEX-Verdrag wordt een beslissing niet erkend indien het stuk dat het geding inleidt niet regelmatig en zo tijdig als met het oog op zijn verdediging nodig was, aan de verweerder tegen wie verstek werd verleend is betekend of medegedeeld. Het Urteil d.d. 20 december 2001 van het Landgericht [woonplaats] is op tegenspraak gewezen, zo is namens [eisers] ter comparitie erkend. Daarom staat de gestelde gebrekkige betekening van het inleidende stuk aan [eiseres sub 1] niet aan het geven van verlof tot tenuitvoerlegging in de weg.
3.6. De opposanten hebben verder ten aanzien van dit Urteil aangevoerd dat het niet op de juiste wijze aan hen is betekend. Het is op 20 december 2001 aan de advocaat Thomas Burnus betekend, die op dat moment niet meer hun advocaat was. Ook daarom is het verlof tot tenuitvoerlegging ten onrechte verstrekt, aldus nog steeds opposanten.
3.7. In het midden kan blijven of de verstrekking van het vonnis aan de advocaat Burnus een betekening is geweest in de zin van artikel 47 aanhef en onder 1 EEX-Verdrag. Uit de exploten van 16 januari 2008, 18 januari 2008 en 21 januari 2008 blijkt dat ter gelegenheid van de betekening van het verlof tot tenuitvoerlegging van 3 januari 2008 ook de vier onderhavige Duitse uitspraken aan de opposanten zijn betekend. Uit het arrest HvJEG 14 maart 1996, NJ 1997, 242 volgt dat het bewijs van de betekening van het vonnis kan worden geleverd na de indiening van het verzoek, met name in de loop van de naderhand door de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, ingeleide verzetprocedure, mits deze over een redelijke termijn beschikt om vrijwillig aan het vonnis te voldoen en de partij die om tenuitvoerlegging verzoekt, de kosten van alle onnodige procedurehandelingen draagt. Uit dit arrest volgt impliciet dat de betekening kon geschieden volgens de in Nederland toepasselijke regels en niet alleen volgens de wet van de staat van herkomst. Ook dit bezwaar tegen het verlof tot tenuitvoerlegging is dus ongegrond. De conclusie is derhalve dat het verzet voorzover dat het Urteil van het Landgericht [woonplaats] betreft, ongegrond moet worden verklaard.
Vergütungsfestsetzungsbeschluss d.d. 12 september 2001 van Amtsgericht Leipzig
3.8. Ten aanzien van dit besluit voeren de opposanten het volgende aan. Het inleidende stuk is niet op de juiste wijze aan [eiseres sub 1] betekend. Het besluit zelf is eerst op 8 juni 2007 betekend aan het adres [adres], waar geen van de opposanten toen was gevestigd. Het is daarom niet op de juiste wijze aan de opposanten betekend. Hiertegen heeft [gedaagde] onder meer aangevoerd dat het besluit niet op 8 juni 2007 is betekend, maar op 26 september 2001.
3.9. Die laatste stelling van [gedaagde] komt overeen met de tekst van het besluit: “Der Beschluss wurde dem Vergütungsschuldner am 26.09.01 von Amts wegen zugestellt.” Hiertegen hebben de opposanten ter comparitie niets aangevoerd. De rechtbank zal er dan ook van uit gaan dat dit besluit op 26 september 2001 in ieder geval aan [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] (opposanten sub 2 en 3) is betekend. Verder zal de rechtbank er gezien het gestelde op pagina 4 van de verzetdagvaarding van uit gaan dat [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] tot 12 november 2001 respectievelijk 19 juni 2002 aan de [adres] in [woonplaats] hebben gewoond, althans daar ingeschreven zijn geweest. De enkele opmerking van [eiser sub 3] ter comparitie dat zijn dochter al in 2000 teruggegaan was naar Nederland en zijn zoon in 2001, is in het licht van die uitdrukkelijke stelling onvoldoende concreet en zal daarom worden gepasseerd. Daarmee staat vast dat het besluit rechtsgeldig aan de opposanten sub 2 en 3 is betekend. Nu wat betreft het inleidende stuk slechts is aangevoerd dat dit op onjuiste wijze aan opposante sub 1 is betekend, is het verzet tegen het verlof tot tenuitvoerlegging in ieder geval ongegrond wat betreft opposanten sub 2 en 3.
3.10. Namens [eiseres sub 1] is wat dit besluit betreft aangevoerd dat zij sinds 10 maart 1998 niet meer aan [adres] te [woonplaats] is gevestigd en het inleidende stuk en ook de uitspraak zelf dus verkeerd zijn betekend. Daarvoor wordt verwezen naar hetgeen hieronder onder 3.14. wordt overwogen.
Vergütungsfestzungsbeschluss d.d. 1 juni 2001 van het Landgericht Hannover en het Beschluss d.d. 11 september 2001 van Amtsgericht Bergen
3.11. Ten aanzien van deze besluiten hebben de opposanten aangevoerd dat het inleidende stuk niet op de juiste wijze aan hen is betekend omdat uit de “Kostenfestzetzungsanträge” niet blijkt dat het stuk op de juiste wijze aan hen is betekend.
3.12. Verder zijn de besluiten volgens opposanten niet op de juiste wijze aan [eiseres sub 1] betekend, aangezien zij sinds 10 maart 1998 geen vennoot meer was in [de vennootschap] GbR, en het adres van de vennootschap niet haar adres was.
3.13. Ten aanzien hiervan wordt als volgt overwogen. Op deze punten zal nadere instructie nodig zijn. De rechtbank heeft behoefte aan voorlichting over een aantal feitelijke aspecten en punten van Duits recht, waarbij aan de partijen wordt verzocht kopie van de betreffende wetteksten en andere relevante rechtsbronnen bij te voegen. Het is de rechtbank thans niet duidelijk of de procedures die hebben geleid tot de besluiten van 1 juni 2001 en 11 september 2001 dienden aan te vangen met een oproep van de opposanten. Uit het arrest HR 7 november 2008, LJN: BD 7584, waarin op een soortgelijk verzet werd beslist, lijkt voort te vloeien dat dit niet noodzakelijkerwijs het geval is. [gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord gesteld (onder 17) dat ten aanzien van de besluiten geen sprake is van een veroordeling bij verstek. Ook uit de “Bescheinigungen” (productie 13 bij verzetdagvaarding) lijkt voort te vloeien dat geen inleidend stuk is betekend (zie ten aanzien van het besluit van 1 juni 2001 van het Landgericht Hannover de Bescheinigung onder 4.4, waarin slechts een “#” staat vermeld, en ten aanzien van het besluit van het Amtsgericht Bergen d.d. 11 september 2001, onder 4.4., waarin slechts is opgenomen op welke datum het besluit is betekend). Bovendien is het de rechtbank geenszins op het eerste gezicht duidelijk waar uit de Kostenfestsetzungsanträge zou blijken dat dat stuk aan de opposanten is betekend, zoals [gedaagde] stelt. Anderzijds vermeldt het Beschluss van 11 september 2001: “Die Antragsgegner sind gehört worden und haben Gegenteiliges nicht vorgetragen.” Het Vergütungsfestsetzungsbeschluss van 1 juni 2001 vermeldt: “Den Klägern ist Gelegenheid zur Stellungnahme gegeben worden. Eine Stellungnahme is nicht eingegangen.” Beide volzinnen duiden erop dat een oproep heeft plaatsgevonden.
De zaak zal naar de rol worden verwezen voor akte ter nadere verduidelijking van de wijze waarop de procedure leidende tot de betreffende besluiten is ingericht, aan de zijde van [gedaagde] als eerste.
3.14. Voorzover [eiseres sub 1] heeft willen betogen dat zij door de Duitse rechter ten onrechte als vennoot bij [de vennootschap] GbR is beschouwd, wordt hieraan voorbijgegaan. Het staat de rechter die beslist op (een verzet op) een verlof tot tenuitvoerlegging krachtens artikel 34 lid 3 EEX-Verdrag niet vrij de juistheid van de in den vreemde gegeven beslissing te onderzoeken. Uitgangspunt is derhalve dat [eiseres sub 1] vennoot was van [de vennootschap], waar ook de Duitse rechter daarvan is uitgegaan, zoals in het Vergütungsfestsetzungsbeschluss d.d. 1 juni 2001 van het Landgericht Hannover en het Vergütungsfestsetzungsbeschluss d.d. 12 september 2001 van het Amtsgericht Leipzig). Iets anders is de vraag of naar Duits recht een inleidend stuk of uitspraak dan wel een uitspraak aan de vennoot van een GbR kan worden betekend aan het vestigingsadres van die GbR en de vraag of naar Duits recht een inleidend processtuk of uitspraak aan een vennoot van een GbR kan worden betekend door overhandiging aan een andere vennoot van de GbR. De partijen wordt verzocht zich ook daarover uit te laten, onder overlegging van kopie van de betreffende wetteksten en andere relevante rechtsbronnen. Opposanten wordt verzocht bij hun akte tevens een bewijs van uitschrijving van het adres [adres] te [woonplaats] t.a.v. [eiseres sub 1] over te leggen.
3.15. Ter zitting heeft de heer [eiser sub 3], echtgenoot en vader van de opposanten, verklaard dat [gedaagde] deels al betaald is. Of die stelling juist is, kan in het midden blijven, omdat dat feit, zo al juist, niet in het kader van een verzetprocedure tegen een verlof tot tenuitvoerlegging kan worden onderzocht.
3.16. Namens [gedaagde] is ter zitting verzocht zo nodig een deelvonnis te wijzen. De rechtbank geeft er echter ter voorkoming van mogelijk uiteenlopende appelprocedures over hetzelfde geschil de voorkeur aan de zaak in een keer af te doen.
Dat neemt niet weg dat op korte termijn eindvonnis kan worden gewezen, mochten partijen, bijvoorbeeld gezien het relatief geringe financiële belang van de resterende geschilpunten als beschreven onder 3.10 en verder, hierover overeenstemming bereiken of om hen moverende redenen van instructie afzien.
3.17. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
4. De beslissing
De rechtbank
4.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 17 december 2008 voor het nemen van een akte door [gedaagde] over hetgeen is vermeld onder rechtsoverweging 3.13 en 3.14,
4.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E.B. ter Heide en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2008.