ECLI:NL:RBARN:2008:BG7052

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
19 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
169781
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bindend advies Geschillencommissie Voertuigen inzake koopovereenkomst BMW 525i

In deze zaak heeft eiser, H.M. [eiser], een BMW 525i gekocht bij Ekris Nijkerk B.V. voor € 23.960,-. Na herhaaldelijke klachten over een hinderlijke trilling in de auto, heeft eiser op 26 juni 2007 de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden. Ekris heeft de klachten erkend, maar stelde dat de trilling inherent is aan het type auto en heeft de zaak voorgelegd aan de Geschillencommissie Voertuigen. De Geschillencommissie heeft in haar bindend advies de klacht van eiser ongegrond verklaard, omdat de trilling geen gebrek in juridische zin zou zijn. Eiser heeft vervolgens de rechtbank verzocht om het bindend advies te vernietigen en om een verklaring voor recht dat hij de koopovereenkomst op goede gronden heeft ontbonden.

De rechtbank heeft de vorderingen van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat het bindend advies van de Geschillencommissie in stand blijft. De rechtbank oordeelde dat de Geschillencommissie niet onterecht heeft geoordeeld over de aard van de klacht en dat eiser niet heeft aangetoond dat hij redelijkerwijs niet aan het bindend advies gebonden kan worden gehouden. De rechtbank verklaarde eiser niet-ontvankelijk in zijn vorderingen tot ontbinding van de koopovereenkomst en wees de overige vorderingen af. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten van Ekris, die op € 1.648,- werden begroot, vermeerderd met wettelijke rente.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Blaisse en is openbaar uitgesproken op 19 november 2008.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 169781 / HA ZA 08-758
Vonnis van 19 november 2008
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. J.M. Bosnak te Arnhem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EKRIS NIJKERK B.V.,
gevestigd te Nijkerk,
gedaagde,
advocaat mr. T.J. van Veen te Ede.
Partijen zullen hierna [eiser] en Ekris genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 juli 2008
- het proces-verbaal van comparitie van 9 oktober 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] heeft op 23 november 2005 een BMW 525i (met kenteken [nummer], hierna de ‘auto’) bij Ekris gekocht voor een bedrag van € 23.960,--.
2.2. In maart 2007 heeft [eiser] de auto ter reparatie aangeboden bij Ekris omdat [eiser] tijdens het rijden in de auto een trilling ervaarde die hem hinderlijk voorkwam. Daarvoor was de auto in verband met dezelfde klacht ook al door een ander garagebedrijf bekeken, evenwel zonder het door [eiser] gewenste resultaat. Ekris heeft daarop de auto gedurende 13 weken onder zich gehad en in die periode getracht de trilling weg te nemen. Op 21 mei 2007 heeft Ekris aan [eiser] laten weten dat zij er vooralsnog niet in geslaagd was om de klacht te verhelpen.
2.3. Bij brief van 25 mei 2007 is namens [eiser] aan Ekris onder meer het volgende medegedeeld:
Hierbij stel ik u voor de láátste maal in de gelegenheid om de auto uiterlijk op 30 mei 2007 volledig gerepareerd aan cliënt te overhandigen, dan wel cliënt vóór genoemde datum een andere, vergelijkbare auto aan te bieden. (…)
Indien u met het bovenstaande in gebreke blijft, acht cliënt zich vrij de koopovereenkomst met u te ontbinden. Voor dat geval kunt u deze brief beschouwen als een buitengerechtelijke verklaring strekkende tot ontbinding van de koopovereenkomst. Alsdan zal cliënt de auto aan u terugleveren tegen restitutie van de koopprijs.
2.4. Op 15 juni 2007 heeft [eiser] per email aan Ekris onder meer het volgende laten weten:
Even een bevestiging van ons telefoongesprek van daarnet. (…) De afspraak is dat jullie me binnen bepaalde termijn een andere auto kunnen bieden. En dat is, zoals je zelf zegt niet makkelijk. Ik heb aangegeven dat ik naast de optie dat jullie me een andere auto aanbieden ook zelf wil gaan shoppen. Daarvoor vraag ik een commerciële toezegging.
Op dezelfde dag heeft Ekris per email daarop onder meer het volgende geantwoord:
Wij hebben u de auto geleverd met een gebrek dus wij lossen het ook op. Een commerciële oplossing is dus echter alleen mogelijk indien wij u een andere auto leveren.
2.5. Bij een brief van 26 juni 2007 is namens [eiser] aan Ekris medegedeeld dat [eiser] de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbond en nakoming van de ongedaanmakingsverplichting, strekkende tot betaling van een bedrag van € 21.670,--vorderde. In de brief tevens is aangekondigd dat hij ‘de kwestie’ bij de Geschillencommissie Voertuigen aanhangig zou maken indien de gevraagde betaling uitbleef.
2.6. Ekris heeft bij haar brief van 30 juni 2007 onder meer het volgende laten weten aan [eiser]:
Wij willen zowel de inspectie / reparatie bij BMW afwachten, als zoeken naar een andere auto voor cliënt, tot voorgestelde einddatum.
Als deze twee zaken tot niets leiden zijn wij bereid om voor € 17.500,- de auto van cliënt terug te kopen zoals met cliënt besproken.
2.7. [eiser] heeft een procedure tegen Ekris bij de Stichting Geschillencommissie Voertuigen (de ‘Geschillencommissie’) aanhangig gemaakt. Op het vragenformulier heeft hij bij de vraag naar zijn voorstel ter oplossing van het conflict het volgende vermeld:
Als oplossing van dit geschil willen wij dat de koopovereenkomst wordt ontbonden en de koopsom, na aftrek van de afschrijving volgens voorschrift van de ANWB of een door uw commissie redelijk te achten afschrijving, aan ons wordt terugbetaald. (…)
Op basis van het rapport van de ANWB hebben wij het bedrag dat wij terug willen hebben begroot op € 24.454,-- minus de afschrijving € 2400,-- is € 22.145.
Op het formulier staat de voorgedrukte tekst dat ondergetekende onder meer verklaart de uitspraak van de Geschillencommissie als bindend te aanvaarden. [eiser] heeft het formulier ondertekend. Voorts staat op het formulier aangegeven dat mr. L. [betrokkene] in het geschil als vertegenwoordiger van [eiser] zal optreden. Ook mr. [betrokkene] heeft het formulier ondertekend.
2.8. Ekris heeft op schrift haar standpunt aan de commissie medegedeeld. Hierin vermeldt zij onder meer:
Dhr. H.M. [eiser] wil zijn huidige BMW 525iA niet meer rijden ivm de trilling in de auto. Hij heeft ons een financieel voorstel gedaan en wij hebben dhr. [eiser] een financieel voorstel gedaan.
2.9. De Geschillencommissie heeft een deskundige opdracht gegeven rapport uit te brengen. Deze deskundige heeft op 29 oktober 2007 de auto bekeken in het bijzijn van [eiser] en de heer [betrokkene], de laatste namens Ekris.
In het deskundigenrapport heeft de deskundige de klacht omschreven als:
In het voertuig is een trilling aanwezig, die de consument als hinderlijk ervaart.
De deskundige heeft in het rapport onder meer het volgende geconcludeerd:
(…) de consument [is] niet tevreden en wil de koop ontbinden.
Het zal zeer moeilijk – zo niet ondoenlijk zijn – deze auto(s) te ontdoen van het aspect wat de consument irriteert. Overigens technisch volkomen onbelangrijk, doet niets af aan het veiligheids aspect en eventueel extra onderhoud toe. Maar de trilling – hoe licht ook – is aanwezig! Met andere woorden: “Inherent het type auto”.
2.10. De gemachtigde van [eiser] heeft bij haar schriftelijke reactie op het deskundigenrapport onder meer opgemerkt:
Gezien het bovenstaande bestaat er tussen partijen geen discussie over de vraag of de klacht over de trilling al dan niet terecht is. Beoordeeld dient te worden welk bedrag cliënt toekomt als gevolg van de (buitengerechtelijke) ontbinding van de koopovereenkomst.
2.11. Op 28 november 2007 heeft er een mondelinge behandeling plaatsgevonden door de Geschillencommissie.
2.12. De Geschillencommissie heeft in het bindend advies de klacht van [eiser] ongegrond verklaard. In het bindend advies heeft zij onder meer het volgende overwogen:
De consument verlangt ontbinding van de overeenkomst. (…)
Nu uit het deskundigenrapport blijkt dat de klachten van de consument betrekking hebben op eigenschappen van de auto welke inherent zijn aan de auto, kunnen deze klachten niet tot enige verantwoordelijkheid / aansprakelijkheid van de ondernemer leiden. Gelet daarop kan de commissie niet anders dan tot afwijzing van de klacht komen.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert – samengevat – een verklaring voor recht dat hij de buitengerechtelijke vernietiging van de koopovereenkomst met Ekris d.d. 23 november 2005 en van het bindend advies van de Geschillencommissie d.d. 12 maart 2008 op goede gronden heeft ingeroepen en subsidiair deze koopovereenkomst en dit bindend advies te vernietigen.
Voorts vordert hij veroordeling van Ekris tot betaling van € 22.145,--, althans een bedrag door de rechtbank in goede justitie te bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 april 2008, buitengerechtelijke incassokosten en kosten van het geding.
3.2. Gelet op hetgeen [eiser] ter onderbouwing van zijn stellingen heeft aangevoerd, verstaat de rechtbank de vorderingen met betrekking tot de koopovereenkomst als een beroep op ontbinding.
3.3. Ekris voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De gevorderde verklaring voor recht dat [eiser] op goede gronden de buitengerechtelijke ontbinding van de koopovereenkomst heeft ingeroepen, subsidiair de vordering om deze overeenkomst alsnog te ontbinden, kan slechts worden toegewezen indien het bindend advies op goede gronden is vernietigd, althans dit bindend advies zal worden vernietigd. Immers, de Geschillencommissie heeft de klacht met betrekking tot de trilling ongegrond geoordeeld, zodat er in beginsel geen grond bestaat om de koopovereenkomst rechtens te ontbinden. Derhalve zal de rechtbank vooreerst de vraag bespreken of het bindend advies van de Geschillencommissie in stand kan blijven.
4.2. [eiser] stelt dat het bindend advies dient te worden vernietigd nu de commissie niet enkel het voorgelegde geschil over de (terugkoop-)waarde van de auto heeft beoordeeld, doch de grenzen van dat geschil te buiten is gegaan door over de daaraan ten grond liggende klacht te oordelen. Daarmee, zo stelt [eiser], heeft de Geschillencommissie miskend dat Ekris de klacht reeds had erkend en dat de gegrondheid van die klacht dus tussen partijen niet meer in discussie was. Bovendien heeft de commissie niet tot het oordeel kunnen komen dat een ‘type-eigen’ trilling niet als gebrek aan een auto kan worden aangemerkt.
4.3. Ekris legt aan haar verweer ten grondslag dat [eiser] gebonden is aan het bindend advies. De Geschillencommissie is volgens Ekris haar taak niet te buiten gegaan en heeft geen onjuiste maatstaf aangelegd. Ekris erkent dat sprake is van een trilling in de auto maar zij ontkent dat partijen reeds overeenstemming hadden over de ernst van de trilling, of deze trilling kwalificeert als gebrek of over het ontbinden van de koopovereenkomst toen het geschil bij de Geschillencommissie aanhangig werd gemaakt. Volgens Ekris diende de Geschillencommissie zich dan ook uit te laten over de vraag of Ekris toerekenbaar tekort was geschoten.
4.4. Het bindend advies dat door de Geschillencommissie is vastgesteld geldt als een vaststellingsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 7:900, eerste en tweede lid BW. Bij het aanhangig maken van de procedure bij de Geschillencommissie heeft [eiser] zich overigens ook uitdrukkelijk op voorhand gebonden verklaard aan het bindend advies van de Geschillencommissie (r.o. 2.7). Dat betekent dat de vordering voor zover die strekt tot aantasting van het bindend advies enkel toewijsbaar is, als de gebondenheid van eiseres aan die beslissing in verband met de inhoud of wijze van totstandkoming ervan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, een en ander zoals verwoord in artikel 7:904, eerste lid BW.
4.5. De vraag of de Geschillencommissie de grenzen van het haar voorgelegde geschil te buiten is gegaan – zoals [eiser] aanvoert – en hij om die reden redelijkerwijs niet aan het op dusdanige wijze totstandgekomen advies kan worden gehouden, hangt af van hoe de Geschillencommissie de omvang van het geschil heeft mogen begrijpen uit de uitlatingen van partijen. In het bijzonder heeft de Geschillencommissie de omvang van het geschil moeten afleiden uit de inleidende stukken tot deze procedure, namelijk het door [eiser] ingevulde vragenformulier (r.o. 2.7) en de schriftelijke reactie van Ekris daarop (r.o. 2.8).
4.6. De rechtbank is van oordeel dat de Geschillencommissie uit die inleidende stukken redelijkerwijs niet heeft behoeven af te leiden dat het geschil tussen partijen in die zin beperkt was, dat het geschil enkel ging over de waarde van de ongedaanmakingsverbintenis door de ontbinding van de koopovereenkomst. In tegendeel, in het vragenformulier verzoekt [eiser] met zoveel woorden dat de commissie de overeenkomst tussen partijen zal ontbinden. Het vragenformulier, dat de voorgeschiedenis van het geschil zeer uitgebreid omschrijft, vermeldt zelfs in het geheel niet dat [eiser] reeds op 26 juni 2007 de overeenkomst had ontbonden.
Daarenboven is niet gebleken dat [eiser] in een later stadium in de procedure voor de Geschillencommissie zich heeft beroepen op die ontbinding van 26 juni 2007. In de reactie van zijn gemachtigde d.d. 7 november 2007 op het deskundigenrapport valt een dergelijk, ondubbelzinnig beroep op de ontbinding van 26 juni 2007 niet te lezen (r.o. 2.10). En ook bij de mondelinge behandeling is, volgens de verklaring van [eiser] ter comparitie, de ontbinding niet ter sprake gebracht.
In die situatie waarin [eiser] dus zelf geen betekenis toekende aan zijn ontbindingsverklaring, heeft de Geschillencommissie daarmee ook geen rekening kunnen houden. De rechtbank overweegt voorts dat niet is komen vast te staan dat partijen het erover eens waren dat de Geschillencommissie uitsluitend had te oordelen over de (terugkoop-)waarde van de auto of dat partijen de Geschillencommissie dienovereenkomstig hebben geïnstrueerd. Terecht heeft de Geschillencommissie het geschil opgevat als een geschil over de vraag of de auto een gebrek vertoonde. Het standpunt van [eiser] dat de Geschillencommissie enkel had te oordelen over de waarde van de auto in verband met een op Ekris rustende ongedaanmakingsverbintenis vindt dus geen steun in de feiten.
4.7. De Geschillencommissie heeft verder – de deskundige citerend – uitdrukkelijk overwogen dat de door [eiser] gestelde trilling inderdaad aanwezig is in de auto. De Geschillencommissie kwalificeert de trilling echter niet als een gebrek aan de auto in juridische zin.
4.8. Tot slot faalt ook de klacht van [eiser] dat de Geschillencommissie niet heeft kunnen oordelen dat de trilling in de auto geen gebrek was omdat – volgens de Geschillencommissie – deze klacht ‘betrekking heeft op eigenschappen van de auto welke inherent zijn aan de auto’. De rechtbank herhaalt dat, gelet op hetgeen zij bij r.o. 4.3 heeft overwogen, haar slechts een zeer beperkte rol toekomt bij het toetsen van het oordeel van de Geschillencommissie. In dit geval heeft de Geschillencommissie kennelijk beoogd uit te drukken dat [eiser] niet heeft mogen verwachten dat een auto, meer in het bijzonder de auto, geen enkele trilling vertoonde. Nu het door haar gehanteerde criterium geheel in lijn is met artikel 7:17 BW kan niet gesteld worden dat het advies voor wat betreft de inhoud naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.9. Nu geen van de door [eiser] aangedragen gronden tot het oordeel kunnen leiden dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is hem aan het bindend advies gebonden te houden, bestaat voor de vernietiging van het bindend advies bij brief van 11 april 2008 geen goede grond en zullen de vorderingen samenhangend met het bindend advies worden afgewezen.
Nu het tussen partijen vastgestelde bindend advies in stand blijft, komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling van de gevorderde verklaring voor recht dat [eiser] op goede gronden de koopovereenkomst heeft ontbonden, subsidiair de gevorderde ontbinding van die overeenkomst. De rechtbank zal [eiser] niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van die vorderingen.
4.10. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Ekris worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Ekris worden begroot op:
- vast recht € 490,00
- salaris advocaat 1.158,00 (2,0 punten × tarief € 579,00)
Totaal € 1.648,00
De door Ekris gevorderde wettelijke rente over de proceskosten vanaf 14 dagen na de betekening van dit vonnis is door [eiser] niet betwist en ligt daarom voor toewijzing gereed.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vordering tot een verklaring voor recht dat hij op goede gronden de koopovereenkomst tussen partijen d.d. 23 november 2005 heeft ontbonden, en verklaart [eiser] tevens niet-ontvankelijk in zijn subsidiaire vordering tot ontbinding van die koopovereenkomst,
5.2. wijst de overige vorderingen van [eiser] af,
5.3. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Ekris tot op heden begroot op € 1.648,00, vermeerderd met de wettelijke rente over het nog niet betaalde deel van dat bedrag vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] tot de dag van volledige betaling,
5.4. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Blaisse en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2008.
Coll: BDJ