zaaknummer / rolnummer: 138190 / HA ZA 06-421
Vonnis van 3 december 2008
1. de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
3. de naamloze vennootschap
NASSAU VERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
4. de rechtspersoon naar Duits recht
AXA VERSICHERUNG A.G.,
gevestigd te Keulen,
5. de naamloze vennootschap
HDI VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseressen,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ DE GOFFERT B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
gedaagde,
advocaat mr. F.J. Boom te Arnhem.
Partijen zullen hierna Delta Lloyd c.s. en De Goffert genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 september 2007
- het deskundigenbericht van ing. M.J. [deskundige]
- de conclusie na deskundigenbericht van Delta Lloyd c.s.
- de antwoordconclusie na deskundigenbericht van De Goffert.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
De stand van de procedure
2.1. In het eerder uitgebrachte deskundigenrapport is de oorzaak van de slangbreuk aan de orde geweest. De deskundigen vonden deze in de “volledige verbrossing van de binnenzijde van de slang op het contactvlak tussen binnenzijde slang en (waarschijnlijk messing) koppelstuk (…) De onbepaalde, maar hoge klemspanning van de klemband met daar bovenop de waterdruk heeft een scheurtje laten groeien tot volledig falen van de slang.” Zij hebben de vraag of de conditie van de slang afgeleid kon worden uit de toestand van de buitenzijde van de twee overhandigde monsters, ontkennend beantwoord. De eerste vraag uit het tussenvonnis van 6 december 2006, de vraag naar de oorzaak van de slangbreuk, is thans beantwoord. De rechtbank heeft vervolgens in haar vonnis van 19 september 2007 overwogen dat zij “de vraag naar het wel of niet juist handelen van De Goffert bij de besproeiing (…) zonder nadere voorlichting niet (kon) beantwoorden.”
Het rapport van de tweede deskundige
2.2. Daarop zijn aan de deskundige [deskundige] de volgende vragen gesteld.
1. Heeft De Goffert bij de besproeiing, zoals die in de zomer van 2003 plaatsvond, in het algemeen gehandeld zoals van een voldoende bekwaam, verstandig en voorzichtig handelend exploitant van een sportpark in redelijkheid verwacht mocht worden?
2. Welke andere feiten of omstandigheden, gebleken uit het onderzoek, kunnen van belang zijn voor een goed begrip van de zaak?
2.3. De conclusies van de deskundige houden het volgende in
1. Het ontwerp van de beregeningsinstallatie op het terrein waar het om gaat, kan worden gekwalificeerd als een beproefd en veelvuldig toegepast concept.
2. Het gebruik en beheer van de beregeningsinstallatie zoals aanwezig op het sportpark De Goffert kan als normaal en te doen gebruikelijk worden gekwalificeerd.
3. Voor de nieuwbouw aan het club-/kleedgebouw waren geen mutaties aan de beregeningsinstallatie nodig.
4. De verdiepte aanleg van dit gebouw kan worden beschouwd als een bijzondere bouw waarbij omgevingsfactoren als neerslag en grondwater in het ontwerp terdege dienen te worden geanalyseerd.
5. Door het bouwteam, waarvan deel uitmaken bouw- en aannemingsbedrijf De Graaff-Nijmegen en De Goffert, “zijn in de planvoorbereiding voor de nieuwbouw van het club-/kleedgebouw geen bijzondere maatregelen overwogen, danwel getroffen, ter voorkoming van wateroverlast tijdens de bouw, danwel in de permanent bebouwde nieuwe situatie met een verdiept gelegen vloerpeil op 3,5 m beneden het omliggende maaiveld. De omgevingsfactoren, waaronder een voldoende diepe grondwaterstand alsook de aanwezigheid en het gebruik van een beregeningsinstallatie konden in dit verband als bekend worden ingecalculeerd.”
6. De deskundige wijst vervolgens op een wel voorziene opvang van onverhoopt oppervlakkig toestromend water, onder meer door kolken als lijnafwatering.
7. “Ook na het optreden van de slangbreuk (…) zijn door het bouwteam, buiten een vervanging van de falende waterslang en buiten de reeds voorgenomen toepassing van kolken als lijnafwatering, geen aanvullende maatregelen overwogen, danwel getroffen, ter voorkoming van wateroverlast in het nieuwe club-/kleedgebouw.”
Het standpunt van Delta Lloyd c.s.
2.4. Delta Lloyd c.s. uit kritiek op het rapport van de deskundige. Zij voert samengevat het volgende aan.
a. De deskundige heeft niet geantwoord op de vraag hoe De Goffert met de craquelévorming had moeten omgaan. Deze had wel degelijk aanleiding moeten zijn om maatregelen te nemen.
b. Het standpunt dat de deskundige kennelijk inneemt, dat de wijze van besproeien een omgevingsrisico is waarmee Aannemingsbedrijf De Graaff-Nijmegen rekening had moeten houden, is onjuist.
c. De deskundige heeft niet gereageerd op de door [betrokkene] namens Delta Lloyd c.s. bij brief van 20 juni 2008 gemaakte opmerkingen naar aanleiding van het conceptrapport.
d. De conclusie van de deskundige dat van de beheerder van een beregeningsinstallatie inschattingen van het omgevingsrisico zoals ten aanzien van de bouw van belang waren, niet kunnen worden verwacht, is onjuist.
e. De Goffert had voorzorgsmaatregelen moeten treffen.
f. Het gelijk van Delta Lloyd c.s. wordt bevestigd waar de deskundige opmerkt dat mede door de toepassing in een risico-arme omgeving van flexibele bovengrondse beregeningsvoorzieningen en de relatief hoge vervangingskosten van flexibele slangen een vervanging van een slang zal plaatsvinden na het ontstaan van zichtbare veroudering of beschadiging danwel van lekkage op de plaats van koppelingen of door scheurvorming in de slang.
g. Het was in ieder geval aan De Goffert om tijdig en adequaat maatregelen te nemen.
2.5. Zij concludeert dat De Goffert bij de besproeiing zoals die in de zomer van 2003 plaatsvond, niet heeft gehandeld zoals van een voldoende bekwaam, verstandig en voorzichtig exploitant van een sportpark in redelijkheid verwacht mocht worden en verzoekt voor het geval de rechtbank anders mocht oordelen, de deskundige aanvullende vragen te stellen.
Het standpunt van De Goffert
2.6. De Goffert sluit zich voornamelijk aan bij de conclusies van de deskundige.
Overwegingen naar aanleiding van het tweede deskundigenrapport
2.7. In feite is de eerste en belangrijkste van de twee hem gestelde vragen door de deskundige in de eerste twee onderdelen van zijn conclusies beantwoord. De deskundige concludeert dat het gebruik en beheer van de beregeningsinstallatie zoals aanwezig op het sportpark De Goffert als normaal en te doen gebruikelijk kan worden gekwalificeerd en maakt daar verder geen woorden aan vuil. Daaruit mag naar het oordeel van de rechtbank geconcludeerd worden dat hij de hem gestelde vraag of De Goffert heeft gehandeld zoals van een voldoende bekwaam, verstandig en voorzichtig handelend exploitant van een sportpark in redelijkheid verwacht mag worden, bevestigend beantwoordt.
2.8. Naar aanleiding van deze conclusies legt de deskundige de verantwoordelijkheid voor een duurzaam gebruik en functioneren van het nieuwe gebouw – kennelijk – in eerste instantie bij de ontwerper(s) daarvan. Inschattingen als nodig voor het waterdicht maken van de constructie van het gebouw, zo stelt hij, kunnen van een beheerder van de beregeningsinstallatie niet verwacht worden. De rechtbank zal op de positie van de ontwerper(s) niet ingaan omdat in deze procedure uitsluitend de verantwoordelijkheid en mogelijke aansprakelijkheid van De Goffert in het geding zijn.
2.9. In de conclusies van de deskundige, in het bijzonder de onder 5 vermelde ligt wel enig verwijt aan De Goffert. Het mogelijk aan het bouwteam gemaakte verwijt betreft echter niet alleen De Goffert, maar ook onder meer de aannemer en geen van beide partijen is erop in gegaan. De rechtbank zal het dan ook laten rusten.
2.10. De rechtbank volgt de kritiek van Delta Lloyd c.s. op het rapport niet.
2.11. In de eerste plaats is deze kritiek voor een belangrijk deel ingegeven door verschil in technisch inzicht. De deskundige, wiens deskundigheid op zichzelf niet in twijfel wordt gestrokken, is nu juist benoemd om een standpunt te geven op onderwerpen waarover een technisch verschil van inzicht bestaat waarover de rechtbank geen beslissing kan geven. Dat betekent dat de deskundige in beginsel gevolgd mag worden tenzij duidelijk wordt dat dit, bijvoorbeeld omdat het rapport onlogisch of niet onderbouwd is, in redelijkheid niet kan gebeuren.
2.12. De onderdelen d, e en g van de onder 2.4 samengevatte kritiek van Delta Lloyd c.s. betreffen zo’n verschil in technisch inzicht. Ten aanzien van geen van de onderwerpen blijkt dat de deskundige volgens bovenstaand criterium niet gevolgd kan worden.
2.13. Delta Lloyd c.s. is van mening dat de deskundige niet heeft geantwoord op de vraag hoe De Goffert met de craquelévorming had moeten omgaan (2.4, a). Deze vraag was de deskundige echter niet expliciet gesteld. Het kan Delta Lloyd c.s. worden toegegeven dat de vraag wel in de eerste vraag aan de deskundige besloten ligt, maar het antwoord erop ligt ook in zijn conclusies onder 1 en 2 en het uitblijven van verdere opmerkingen zijnerzijds hierover besloten. Het is evident dat dit inhoudt dat van De Goffert niet anders verwacht hoefde te worden dan zij gedaan heeft.
2.14. De conclusie van Delta Lloyd c.s. dat de craquelévorming aanleiding had moeten zijn om maatregelen te nemen (2.4, a), bevat haar mening. De deskundige deelt deze niet en niet is gebleken dat hij daarin niet kan worden gevolgd.
2.15. Delta Lloyd c.s. betwist het standpunt dat de deskundige kennelijk inneemt dat de wijze van besproeien een omgevingsrisico is waarmee De Graaff-Nijmegen rekening had moeten houden (2.4, b). Deze kwestie is hier niet aan de orde omdat De Graaff-Nijmegen geen procespartij is. Voor wat de andere kant van dit betoog betreft, De Goffert had wél met het omgevingsrisico rekening moeten houden, verwijst de rechtbank naar hetgeen zij naar aanleiding van kritiekpunt d onder 2.11 en 2.12 heeft overwogen.
2.16. De deskundige heeft niet gereageerd, stelt Delta Lloyd c.s., op de door [betrokkene] bij brief van 20 juni 2008 tegenover de advocaat van Delta Lloyd c.s. gemaakte opmerkingen naar aanleiding van het conceptrapport (2.4, c).
2.17. De bewuste brief is als bijlage bij het rapport opgenomen. De deskundige was niet verplicht expliciet op de brief te reageren, maar om er kennis van te nemen en er vervolgens naar bevind van zaken mee om te gaan. Gesteld noch gebleken is dat hij hierin is tekortgeschoten.
2.18. Het gelijk van Delta Lloyd c.s. acht zij bevestigd waar de deskundige opmerkt dat mede door de toepassing in een risico-arme omgeving van flexibele bovengrondse beregeningsvoorzieningen en de relatief hoge vervangingskosten van flexibele slangen een vervanging van een slang zal plaatsvinden na het ontstaan van zichtbare veroudering of beschadiging danwel van lekkage op de plaats van koppelingen of door scheurvorming in de slang (f). De rechtbank volgt Delta Lloyd c.s. hierin niet. Weliswaar zijn de deskundige en Delta Lloyd c.s. – en waarschijnlijk ook De Goffert – het erover eens dat pas onder de geschetste omstandigheden vervanging van een koppeling en/of een slang zal plaatsvinden, maar dat maakt het in r.o. 2.3 onder 2 weergegeven standpunt van de deskundige nog niet anders.
2.19. De rechtbank deelt niet de conclusie van Delta Lloyd c.s. dat De Goffert bij de besproeiing zoals die in de zomer van 2003 plaatsvond, niet heeft gehandeld zoals van een voldoende bekwaam, verstandig en voorzichtig exploitant van een sportpark in redelijkheid verwacht mocht worden. Delta Lloyd c.s. verzoekt de rechtbank voor het geval zij deze conclusie niet deelt, de deskundige aanvullende vragen te stellen. Hieraan heeft de rechtbank echter geen behoefte. Zij acht zich thans voldoende voorgelicht.
2.20. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de deskundige de eerste hem gestelde vraag bevestigend beantwoord. De rechtbank volgt de deskundige hierin. Daarmee staat vast dat De Goffert geen verwijt valt te maken van haar gebruik van de later gesprongen slang als onderdeel van de beregeningsinstallatie. Daarmee is de grondslag aan de vordering van Delta Lloyd c.s. ontvallen. Deze zal dan ook worden afgewezen.
2.21. Delta Lloyd c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten van de deskundigen, die door haar zijn voorgeschoten, blijven voor haar rekening. De kosten aan de zijde van De Goffert worden begroot op:
- vast recht € 4.667,00
- salaris advocaat € 6.000,00 (3,0 punten × tarief € 2.000,00)
Totaal € 10.667,00
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. wijst de vorderingen af,
3.2. veroordeelt Delta Lloyd c.s. in de proceskosten, aan de zijde van De Goffert tot op heden begroot op € 10.667,00,
3.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2008.