ECLI:NL:RBARN:2008:BG4394

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
7 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/750003-07
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Noodtoestand bij mensensmokkel en ontslag van rechtsvervolging

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem op 7 november 2008, werd de verdachte beschuldigd van het medeplegen van mensensmokkel. De rechtbank oordeelde dat de mensensmokkel bewezen was, maar dat de verdachte zich in een noodtoestand bevond. Hij had de keuze gemaakt om het land te verlaten door deel te nemen aan een strafbare handeling, maar deze handeling was in feite een gevolg van de door de overheid opgelegde verplichting om het land te verlaten. De rechtbank erkende dat de verdachte zich in een tweestrijd bevond tussen de verplichting om het land te verlaten en de verplichting om geen strafbare feiten te plegen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet strafbaar was, omdat zijn handelen niet disproportioneel was en geen schade aan anderen had berokkend. Daarom werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. De zaak benadrukt de complexiteit van de juridische en morele overwegingen rondom mensensmokkel en de omstandigheden waaronder mensen tot dergelijke daden komen.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE, zitting houdende te Arnhem
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummer : 09/750003-07
Datum zitting : 14 juni 2007, 30 augustus 2007, 21 november 2007 , 14 februari 2008, 17 april 2008, 15 oktober 2008, 21 oktober 2008, 22 oktober 2008 en 24 oktober 2008.
Datum uitspraak : 7 november 2008.
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement ‘s-Gravenhage
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Irak),
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsman : mr. R. Mastenbroek, advocaat te Rotterdam.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is na een door de rechtbank toegestane vordering nadere omschrijving en wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1. dat hij in of omstreeks de periode van 10 november 2006 tot en met 14 november 2006, althans in of omstreeks de maand november 2006 te Rotterdam, Den Haag en/of Hoek van Holland, althans op een of meer plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met
- [medeverdachte 1],
- [medeverdachte 2], zich noemend [medeverdachte 2],
- [medeverdachte 3],
- [medeverdachte 4],
- [medeverdachte 5],
- [medeverdachte 6]
en/of een of meer anderen, althans met anderen of een ander, althans alleen,
- een persoon genaamd of zich noemend [betrokkene 1] en/of
- een persoon genaamd of zich noemend [betrokkene 2] en/of
- een persoon genaamd of zich noemend [betrokkene 3] en/of
- een persoon genaamd of zich noemend [betrokkene 4] en/of
- een persoon genaamd of zich noemend [betrokkene 5] en/of
- een persoon genaamd of zich noemend [betrokkene 6] en/of
- een persoon genaamd of zich noemend [betrokkene 7] en/of
- een persoon genaamd of zich noemend [betrokkene 8] en/of
- een persoon genaamd of zich noemend [betrokkene 9]
althans een of meer perso(o)n(en), althans een ander, behulpzaam is/zijn geweest bij het zich verschaffen van toegang tot en/of doorreis door en/of –uit winstbejag- bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad en/of hen/hem daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft, terwijl de verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang en/of doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was, immers heeft/hebben de verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
- een transportmiddel (een autoambulance) geregeld voor het vervoer van te smokkelen personen van de woning aan de [adres] te Den Haag naar de plaats van waar deze personen naar Groot-Brittannië zouden worden vervoerd en/of
- bij een of meer perso(o)n(en) geïnformeerd naar de beschikbaarheid van woonruimte om te smokkelen personen tijdelijk in onder te brengen en/of woonruimte om te smokkelen personen tijdelijk in onder te brengen geregeld en/of
- een of meer perso(o)n(en), waaronder een [[naam], geïnformeerd over het plaatsen van te smokkelen personen in (de palletbak van) de vrachtauto waarmee deze personen naar Groot-Brittannië zouden worden vervoerd
- en/of contact onderhouden met [medeverdachte 1] en/of een of meer anderen over de te smokkelen personen,
terwijl de verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) daarvan een beroep of gewoonte heeft/hebben gemaakt;
Artikelen Wetboek van strafrecht:
- 197a leden 1, 2 en 4
- 47 onder 1º
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 1. niet tot veroordeling leidt:
dat hij in of omstreeks de periode van 10 november 2006 tot en met 14 november 2006, althans in of omstreeks de maand november 2006 te Rotterdam, Den Haag en/of Hoek van Holland, althans op een of meer plaatsen in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met
- [medeverdachte 1],
- [medeverdachte 2], zich noemend [medeverdachte 2],
- [medeverdachte 3],
- [medeverdachte 4],
- [medeverdachte 5],
- [medeverdachte 6]
en/of een of meer anderen, althans met anderen of een ander, althans alleen,
- een persoon genaamd of zich noemend [betrokkene 1] en/of
- een persoon genaamd of zich noemend [betrokkene 2] en/of
- een persoon genaamd of zich noemend [betrokkene 3] en/of
- een persoon genaamd of zich noemend [betrokkene 4] en/of
- een persoon genaamd of zich noemend [betrokkene 5] en/of
- een persoon genaamd of zich noemend [betrokkene 6] en/of
- een persoon genaamd of zich noemend [betrokkene 7] en/of
- een persoon genaamd of zich noemend [betrokkene 8] en/of
- een persoon genaamd of zich noemend [betrokkene 9]
althans een of meer perso(o)n(en), althans een ander, behulpzaam te zijn bij het zich verschaffen van toegang tot en/of doorreis door en/of –uit winstbejag- bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad en/of hen/hem daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, terwijl de verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang en/of doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was, immers heeft/hebben de verdachte en/of een of meer van zijn mededaders
- een transportmiddel (een autoambulance) heeft geregeld voor het vervoer van te smokkelen personen van de woning aan de [adres] te Den Haag naar de plaats van waar deze personen naar Groot-Brittannië zouden worden vervoerd en/of
- bij een of meer perso(o)n(en) heeft geïnformeerd naar de beschikbaarheid van woonruimte om te smokkelen personen tijdelijk in onder te brengen en/of woonruimte om te smokkelen personen tijdelijk in onder te brengen heeft geregeld en/of
- een of meer perso(o)n(en), waaronder een [naam], heeft geïnformeerd over het plaatsen van te smokkelen personen in (de palletbak van) de vrachtauto waarmee deze personen naar Groot-Brittannië zouden worden vervoerd
- en/of contact onderhouden met [medeverdachte 1] en/of een of meer anderen over de te smokkelen personen,
terwijl de verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) daarvan een beroep of gewoonte heeft/hebben gemaakt,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
Artikelen Wetboek van strafrecht:
- 197a leden 1, 2 en 4
- 45 lid 1
- 47 onder 1º
2. hij in of omstreeks de periode van 17 december 2006 tot en met 19 januari 2007, althans in of omstreeks de maand(en) december 2006 en/of januari 2007 te Schiedam, Vlaardingen, Rotterdam, Den Haag en/of Hoek van Holland, althans op een of meer plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met
- [medeverdachte 1],
- [medeverdachte 5],
- [medeverdachte 2], zich noemend [medeverdachte 2],
- [betrokkene 7],
- [betrokkene 8]
en/of een of meer anderen, althans met anderen of een ander, althans alleen, een viertal, althans een aantal, althans een naar Groot-Brittannië te smokkelen perso(o)n(en), althans een of meer perso(o)n(en), althans een ander, behulpzaam is/zijn geweest bij het zich verschaffen van toegang tot en/of doorreis door en/of –uit winstbejag- bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad en/of hen/hem daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft,
terwijl de verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang en/of doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was, immers heeft/hebben de verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
- te smokkelen personen tijdelijk onderdak geboden in de woning aan de [adres] te Rotterdam
- en/of contact onderhouden met [medeverdachte 1] en/of een of meer anderen over de te smokkelen personen,
terwijl de verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) daarvan een beroep of gewoonte heeft/hebben gemaakt;
Artikelen Wetboek van strafrecht:
- 197a leden 1, 2 en 4
- 47 onder 1º
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 2. niet tot veroordeling leidt:
dat hij in of omstreeks de periode van 17 december 2006 tot en met 19 januari 2007, althans in of omstreeks de maand(en) december 2006 en/of januari 2007 te Schiedam, Vlaardingen, Rotterdam, Den Haag en/of Hoek van Holland, althans op een of meer plaatsen in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met
- [medeverdachte 1],
- [medeverdachte 5],
- [medeverdachte 2], zich noemend [medeverdachte 2],
- [betrokkene 7],
- [betrokkene 8]
en/of een of meer anderen, althans met anderen of een ander, althans alleen, een viertal, althans een aantal, althans een naar Groot-Brittannië te smokkelen perso(o)n(en), althans een of meer perso(o)n(en), althans een ander, behulpzaam te zijn bij het zich verschaffen van toegang tot en/of doorreis door en/of –uit winstbejag- bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad en/of hen/hem daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, terwijl de verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang en/of doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was, immers heeft/hebben de verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
- te smokkelen personen tijdelijk onderdak heeft geboden in de woning aan de [adres] te Rotterdam
- en/of contact onderhouden met [medeverdachte 1] en/of een of meer anderen over de te smokkelen personen,
terwijl de verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) daarvan een beroep of gewoonte heeft/hebben gemaakt,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
Artikelen Wetboek van strafrecht:
- 197a leden 1, 2 en 4
- 45 lid 1
- 47 onder 1º
Meer subsidiair:
dat hij in of omstreeks de periode van 17 december 2006 tot en met 19 januari 2007, althans in of omstreeks de maand(en) december 2006 en/of januari 2007 te Schiedam, Vlaardingen, Rotterdam, Den Haag en/of Hoek van Holland, althans op een of meer plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met
- [medeverdachte 1],
- [medeverdachte 5],
- [medeverdachte 2], zich noemend [medeverdachte 2],
- [betrokkene 7],
- [betrokkene 8]
en/of een of meer anderen, althans met anderen of een ander, althans alleen,
ter voorbereiding van het misdrijf om
een viertal, althans een aantal, althans een naar Groot-Brittannië te smokkelen perso(o)n(en) (van Indiase nationaliteit),
althans een of meer perso(o)n(en), althans een ander, behulpzaam te zijn bij het zich verschaffen van toegang tot en/of doorreis door en/of –uit winstbejag- bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad en/of hen/hem daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, terwijl de verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang en/of doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was, terwijl de verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) daarvan een beroep of gewoonte heeft/hebben gemaakt, opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten de woning aan de [adres] te Rotterdam, kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
- De verdachte heeft een of meer naar Groot-Brittannië te smokkelen perso(o)(en) onderdak verschaft in zijn woning aan de [adres] te Rotterdam
- en/of contact onderhouden met [medeverdachte 1] en/of een of meer anderen over de te smokkelen personen.
Artikelen Wetboek van strafrecht:
- 197a leden 1, 2 en 4
- 46 lid 1
- 47 onder 1º
3. dat hij in of omstreeks de maanden november 2006, december 2006 en/of januari 2007, althans in of omstreeks de periode van 10 november 2006 tot en met 19 januari 2007, te Rotterdam, Den Haag en/of Hoek van Holland, althans op een of meer plaatsen in Nederland, met (onder meer)
- [medeverdachte 1],
- [medeverdachte 3],
- [medeverdachte 4],
- [medeverdachte 6],
- [medeverdachte 2], zich noemend [medeverdachte 2],
- [medeverdachte 5],
- [betrokkene 7],
- [betrokkene 8],
en/of een of meer anderen, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het uit winstbejag plegen van mensensmokkel in de zin van artikel 197a Wetboek van strafrecht, althans het plegen van misdrijven, immers legde deze organisatie zich onder meer toe op
- het verzamelen van illegale personen van uit landen als onder meer China en Irak en India en/of
- het vervoeren en/of laten vervoeren van deze personen van Frankrijk en/of België naar Nederland en/of
- het bieden van onderdak aan deze personen in Nederland en/of
- het vervoeren van deze personen naar plaatsen in Nederland van waaruit deze personen naar Groot-Brittannië en/of elders zijn/zouden worden gesmokkeld en/of
- het feitelijk vervoeren van deze personen naar Groot-Brittannië en/of elders;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 3. niet leidt tot veroordeling:
dat hij in of omstreeks de periode van 10 november 2006 tot en met 14 november 2006, althans in of omstreeks de maand november 2006 te Rotterdam, Den Haag en/of Hoek van Holland, althans op een of meer plaatsen in Nederland, met (onder meer)
- [medeverdachte 1],
- [medeverdachte 3],
- [medeverdachte 4],
- [medeverdachte 2], zich noemend [medeverdachte 2],
- [medeverdachte 5],
- [medeverdachte 6]
en/of een of meer anderen, en/of in of omstreeks de periode van 17 december 2006 tot en met 19 januari 2007, althans in of omstreeks de maand(en) december 2006 en/of januari 2007 te Rotterdam, Den Haag, Hoek van Holland, Schiedam en/of Vlaardingen, althans op een of meer plaatsen in Nederland, met (onder meer)
- [medeverdachte 2], zich noemend [medeverdachte 2],
- [medeverdachte 5],
- [medeverdachte 1],
- [betrokkene 7],
- [betrokkene 8]
en/of een of meer anderen, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het uit winstbejag plegen van mensensmokkel in de zin van artikel 197a Wetboek van strafrecht, althans het plegen van misdrijven, immers legde deze organisatie onder meer toe op
- het verzamelen van illegale personen van uit landen als onder meer China en Irak en India en/of
- het vervoeren en/of laten vervoeren van deze personen van Frankrijk en/of België naar Nederland en/of
- het bieden van onderdak aan deze personen in Nederland en/of
- het vervoeren van deze personen naar plaatsen in Nederland van waaruit deze personen naar Groot-Brittannië en/of elders zijn/zouden worden gesmokkeld en/of
- het feitelijk vervoeren van deze personen naar Groot-Brittannië en/of elders;
Artikel Wetboek van Strafrecht:
- 140 lid 1
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 15, 21, 22 en 24 oktober 2008 ter terechtzitting onderzocht.
Met uitzondering van 30 augustus 2007 en 24 oktober 2008 is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. R. Mastenbroek, advocaat te Rotterdam.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
2a De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Door de verdediging is bepleit dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de strafvervolging. Verdachte verbleef geruime tijd in vreemdelingenbewaring en kreeg bij ontslag daaruit het bevel het land binnen 24 uur te verlaten. Hij had echter geen reisdocumenten, zodat het feitelijk onmogelijk was het land op reguliere wijze te verlaten. Hem werd verteld dat hij eventueel met het transport op 14 november mee zou kunnen. Door te handelen als hij deed, gaf hij slechts gevolg aan het bevel het land te verlaten. In deze omstandigheden komt het openbaar ministerie niet langer het recht toe verdachte te vervolgen, aldus de raadsman.
De officier van justitie heeft zich tegen deze conclusie verzet. De omstandigheid dat verdachte het bevel kreeg het land te verlaten, kan niet worden gezien als een uitlokking tot het plegen van strafbare feiten; dat was zijn eigen keuze.
De rechtbank kan zich met dit verweer niet verenigen. Het moge zo zijn dat verdachte zich in een moeilijke positie bevond doordat hij ongewenst vreemdeling was verklaard en het land diende te verlaten, terwijl hij niet over de daarvoor benodigde reisdocumenten beschikte, maar dat laat onverlet dat verdachte mogelijk strafbaar gehandeld heeft en dat het openbaar ministerie hem ter zake daarvan kan vervolgen. Voor het overige wordt verwezen naar hetgeen hierna wordt overwogen met betrekking tot de strafbaarheid van het handelen.
3. De beslissing inzake het bewijs
Feit 1: Transport 14 november 2006
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Vanaf 10 november 2006 vinden er telefoongesprekken plaats tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] over een transport dat is gepland voor maandag 13 november 2006. [medeverdachte 4] belt met haar kennissen [betrokkene 10] en [betrokkene 11] en [betrokkene 12] om te vragen of zij mensen beschikbaar hebben en om te informeren hoeveel mensen men al heeft. In een telefoongesprek op 11 november 2006 vertelt [medeverdachte 4] aan [betrokkene 13], die in Engeland verblijft, dat men maandag zal vertrekken, waarop [betrokkene 13] doorgeeft dat hij mensen heeft. [medeverdachte 4] meldt dat zij zelf ook mensen helpt om stiekem weg te komen en dat [betrokkene 10] er waarschijnlijk twee heeft. In datzelfde telefoongesprek met [betrokkene 13] bespreekt [medeverdachte 4] de situatie van de ene Chinees die bij het transport in oktober niet is teruggestuurd, maar is verdwenen. Men is naar hem op zoek; pas zodra hij gevonden wordt, zal [medeverdachte 4] worden betaald.
In een gesprek tussen [medeverdachte 4] en een onbekende man wordt gezegd dat ze in een wagen worden geladen, net zoals bij [betrokkene 13]. Later vertelt een man, [betrokkene 12] tegen [medeverdachte 4] dat het transport niet doorgaat. Op 13 november 2006 vraagt [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 4] hoeveel er zijn, waarop [medeverdachte 4] antwoordt dat er drie of vier zijn. [medeverdachte 4] zegt tegen [betrokkene 10] dat ze naar Den Haag moeten komen, naar de McDonald's bij het treinstation. [medeverdachte 1] vertelt [medeverdachte 3] dat hij er vier heeft, waarop [medeverdachte 3] zegt dat hij zeven à acht stuks heeft. Tevens zegt [medeverdachte 3] dat hij voor hen een slaapplaats nodig heeft tot de volgende dag 08.00 uur, [medeverdachte 1] zal proberen iets te regelen.
Tijdens een observatie ziet de politie op 13 november 2006 om 18:10 uur dat twee mannen met een Aziatisch uiterlijk in de Burger King bij het Centraal Station in Den Haag staan, vergezeld van een Aziatisch uitziende vrouw. Even later, om 18:20 uur wordt gezien dat [medeverdachte 3] zich bevindt in het Turks restaurant Topkapi aan de Hoefkade in Den Haag. Hij belt naar [medeverdachte 4], die vertelt dat zij er twee op het Centraal Station heeft, dat [betrokkene 11] er één heeft en een andere vrouw ook één. [medeverdachte 3] zegt haar dat ze iedereen naar het café moet sturen. [medeverdachte 4] belt daarop met [betrokkene 11] en [betrokkene 10] en vertelt hen dat ze hen naar het café bij Holland Spoor moeten sturen waar "hij" vaak zit. Bij de politie heeft [verdachte] verklaard dat [medeverdachte 1] hem vroeg een busje te regelen. Iemand die bij [medeverdachte 1] verbleef en Kirmandji sprak zei dat hij hem, samen met vijf anderen, naar Engeland zou smokkelen als hij, [verdachte], een busje kon regelen. [verdachte] belt vervolgens met ene [naam] om te vragen of [naam] een bus kan regelen voor morgen 8:00 uur. Later die avond zal hij nogmaals met [naam] bellen met hetzelfde verzoek. [naam] geeft echter telkens aan dat hij niets kan doen.
Omstreeks 20:04 uur die dag zien politie-agenten dat [medeverdachte 4] met een Opel Corsa naar het Centraal Station rijdt, waarna de eerder genoemde Aziatische mannen uit de Burger King bij haar instappen. De auto rijdt weg en komt even later aan bij restaurant Topkapi, waar beide mannen uitstappen en naar binnen gaan. Ongeveer een uur later zien verbalisanten dat vier Aziatische mannen Topkapi verlaten en in een blauwe Peugeot met kenteken [nummer] stappen. Intussen belt [medeverdachte 3] met [medeverdachte 4] en zegt: "moet vanavond slapen" en dat hij een jongen heeft gevonden, die € 150 wil hebben. Hij heeft het geld en wil dat ze hem samen gaan betalen. [medeverdachte 4] wil dat "hij" de helft betaalt en dat zij ([medeverdachte 4] en [medeverdachte 3]) de andere helft betalen. De Peugeot komt aan bij het pand [adres] in Den Haag, de vier Aziatische mannen stappen uit en gaan naar binnen.
[medeverdachte 3] belt met [medeverdachte 1] en vraagt hoeveel zij willen hebben voor vier stuks, waarop [medeverdachte 1] antwoordt: € 150; hij meldt dat hij tegen zijn broer heeft gezegd dat deze het moet geven. Later belt [medeverdachte 3] met een onbekende man, waarbij zij afspreken elkaar te ontmoeten bij Holland Spoor zodat [medeverdachte 3] hem de prijs voor de vier personen kan overhandigen. [medeverdachte 5], de broer van [medeverdachte 1], heeft verklaard dat hij die onbekende man is. [verdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij op verzoek van [medeverdachte 1] met zijn kennis [betrokkene 14] heeft gebeld om (tegen betaling van € 100) een plek te vinden voor de overnachting van vijf personen voor één nacht. [betrokkene 14] wilde dat niet. Toen dat niet lukte, zei [medeverdachte 5], die bij het gesprek met [betrokkene 14] aanwezig was, dat hij ze wel zou onderbrengen in Den Haag. Voor twee vrouwen, die niet op hetzelfde overnachtingsadres als de mannen willen verblijven, regelt [medeverdachte 3] een andere locatie, zo vertelt hij [medeverdachte 1].
In een telefoongesprek met [medeverdachte 3] vertelt [medeverdachte 1] dat de bus die ze gehuurd hadden, naar de kloten is en dat voor morgen een bus gehuurd moet worden om hen naar die plaats te brengen. In de ochtend van 14 november 2006 voert [medeverdachte 3] een aantal telefoongesprekken met mensen om een transportmiddel te regelen. [verdachte] belt de volgende ochtend wederom met [naam] en vraagt of deze niet een busje heeft waarmee zes personen kunnen worden vervoerd. [naam] kan echter niets voor hem betekenen.
Omstreeks 10.00 uur op 14 november 2006 zien politie-agenten dat vanuit een raam aan de linkerzijde van het portiek [adres] in Den Haag een man met Aziatisch uiterlijk naar buiten kijkt. Dit raam betreft de woning van [medeverdachte 6]. [medeverdachte 6] heeft verklaard dat hij [medeverdachte 6] wordt genoemd Even later wordt gezien dat een blauwe Peugeot, kenteken [nummer], parkeert in de [adres], nabij de [adres]. In die auto zit [medeverdachte 1] als bijrijder en op de achterbank zit een onbekende Aziatische vrouw. Een onbekende man loopt vanaf de Peugeot naar het portiek [adres] en gaat naar binnen. Even later krijgt [medeverdachte 5] telefonische instructies van een onbekende man en van [medeverdachte 1] (die beiden dezelfde telefoon gebruiken) om "die twee" naar beneden te brengen. Daarop komt een onbekende man (NN7) uit portiek [adres] met in zijn kielzog twee mannen met een Aziatisch uiterlijk. Zij lopen naar de [adres] in de richting van een daar geparkeerde auto-ambulance met kenteken [nummer]. De onbekende man (NN7) loopt terug en komt even later weer tevoorschijn uit portiek [adres] met wederom twee Aziatisch uitziende mannen. Ook zij gaan naar de [adres], waar de twee Aziatische mannen naar de Peugeot lopen. De observerende politie-agenten herkennen deze Aziatische mannen als degenen die de vorige avond waren gezien in de Burger King van het Centraal Station.
[medeverdachte 5] heeft bij de politie verklaard dat hij in de woning van [medeverdachte 6] was en dat een vriend van [medeverdachte 1] hem vroeg enkele personen naar beneden te brengen. Volgens hem waren het Pakistaanse mannen. In totaal heeft hij zes mannen naar beneden begeleid, steeds in tweetallen. [medeverdachte 1] was al die tijd in de buurt met een vriend van [medeverdachte 3]. Hij heeft de mannen in de richting van de auto-ambulance begeleid. [medeverdachte 6] is een vriend van hem en woont boven de kapperszaak.
Om 10:50 uur zien politie-agenten dat [medeverdachte 1] als bijrijder in de blauwe Peugeot stapt, waarna deze wegrijdt. De auto-ambulance rijdt eveneens weg. Beide gaan via de Rijksweg A4 naar de gemeente De Lier.
In de daarop volgende periode, van 11:02 uur tot 11:32 uur, vindt een aantal telefoongesprekken plaats tussen [medeverdachte 1] en een man genaamd [medeverdachte 2] (die het Engelse telefoonnummer [nummer] gebruikt), waarin [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] informeert over de rit en [medeverdachte 2] aanwijzingen geeft om een bepaalde plek te zoeken. [medeverdachte 2] zegt dat "hij" in Rotterdam is, dat hij van plan is op weg te gaan maar dat er veel stoplichten zijn en dat het druk is. Omstreeks 11:35 uur wordt gezien dat de Peugeot stopt op De Vierde Hoeve in Maassluis. [medeverdachte 1] zit op de bijrijdersplaats en op de achterbank zitten drie personen, waaronder dezelfde Aziatische vrouw en een man die zijn ingestapt bij de [adres]. [medeverdachte 2] belt met [medeverdachte 1] om hem door te geven dat "hij" net bij de rotonde is gekomen. Even later zegt [medeverdachte 2] tegen [medeverdachte 1] dat het gaat om een witte vrachtauto, waarop geschreven is, met een Litouws nummer. [medeverdachte 1] deelt [medeverdachte 2] mede dat "hij" achter een blauwe Peugeot met vijf personen moet rijden. Vervolgens zegt [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 2] dat hij, [medeverdachte 1], vóór die witte vrachtwagen rijdt. De politie-agenten zien vervolgens om 12:24 uur dat op de Haakweg in Hoek van Holland een witte vrachtwagencombinatie staat met het kenteken [nummer] met een oplegger met het kenteken [nummer] waarop de tekst "[tekst]" staat. De Peugeot staat achter de vrachtwagen en de auto-ambulance wordt tussen de oplegger en de Peugeot geparkeerd. Een aantal mannen loopt naar de rechterzijde van de oplegger. Enkele minuten later rijdt de vrachtwagencombinatie weg, [medeverdachte 1] en een onbekende man blijven achter. Omstreeks 12:30 uur rijdt de vrachtwagen het terrein van de vrachtterminal van de Stena Line in Hoek van Holland op. Een onbekende man (gebruik makend van de telefoon die ook [medeverdachte 1] gebruikte) zegt tegen [medeverdachte 2]: "Ja we zijn erin. Echt waar."
[medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij de vrachtwagen, die betrokken was bij het transport van 14 november 2006, herkent van de hem voorgehouden foto's. Voorts heeft hij verklaard dat hij zichzelf herkent op een foto, die door de politie is genomen op 14 november 2006 om 10:46 uur in de [adres] in Den Haag.
Op 14 november 2006 omstreeks 13.30 uur hebben medewerkers van de Koninklijke Marechaussee in Hoek van Holland negen personen aangetroffen in de zogeheten palletbox onder een oplegger met het kenteken [nummer], die was gekoppeld aan de vrachtwagen met het Litouws kenteken [nummer]. Deze vrachtwagen, die werd bestuurd door [betrokkene 15], bevond zich aan boord van het vrachtschip Hollandica van de Stena-Line, op weg naar Groot Brittannië.
De bewuste negen personen hebben bij de politie opgegeven te zijn: [betrokkene 1], [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4], [betrokkene 5], [betrokkene 6], [betrokkene 7], [betrokkene 8] en [betrokkene 9]. Laatstgenoemde, [betrokkene 9], verklaarde later in werkelijkheid te zijn genaamd [betrokkene 9]. Medewerkers van de Immigratie en Naturalisatie Dienst hebben na onderzoek verklaard dat deze personen niet over de vereiste vergunningen beschikten en daarom niet rechtmatig in Nederland verbleven. In de vrachtwagen werd bij doorzoeking een mobiele telefoon (Nokia 6100) aangetroffen.
Met de in de vrachtwagen gevonden mobiele telefoon Nokia 6100 heeft telefoonverkeer plaatsgevonden met het Engelse telefoonnummer [nummer].
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] zich bezig houdt met mensensmokkel. Hij regelt alles met de chauffeur van de vrachtwagen van het transport. Hij en zijn vrienden zorgen voor de klanten uit landen als India en Pakistan. Deze klanten komen uit België of Frankrijk en [medeverdachte 2] zorgt ervoor dat ze naar Nederland komen.
Omstreeks 15.00 uur dezelfde dag belt [medeverdachte 4] met [betrokkene 11], waarbij [medeverdachte 4] zegt dat ze net zijn vertrokken en dat ze gisteravond bij iemand hebben overnacht. Later informeert [medeverdachte 2] bij [medeverdachte 1] wanneer ze zullen aankomen. [medeverdachte 1] zegt dat ze om 14:30 uur zijn vertrokken, waarop [medeverdachte 2] opmerkt dat ze dan om 20:30 uur aankomen. Hij zal ze zelf gaan ophalen. Vervolgens vinden er tot en met 17 november 2006 diverse telefoongesprekken plaats tussen onder meer [medeverdachte 3], [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en een of meer onbekenden of men al iets gehoord heeft. In een gesprek met [betrokkene 16] op 17 november 2006 zegt [medeverdachte 1] dat ze zijn gegaan maar niet zijn aangekomen. Ze zitten allemaal in de gevangenis of zo. Op 17 november 2006 telefoneren [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] met elkaar, waarbij [medeverdachte 1] zegt dat de situatie niet goed is. In een gesprek met een onbekende persoon op 20 november 2006 zegt [medeverdachte 3] dat hij al het geld moet regelen en dinges moet doen en dat het geldprobleem nu groter is geworden. Hij heeft vanuit Rotterdam twee groepen gestuurd, de groep van Rotterdam is ook hier. Ze zijn aangehouden en het is een groot probleem.
De negen illegaal in Nederland verblijvende personen, die zijn aangetroffen in de vrachtwagen, zijn gehoord door de politie. Eén van hen, [betrokkene 6], heeft verklaard dat hij vanuit India naar Italië is gevlogen waarvoor hij ongeveer € 17.000 heeft betaald. Uiteindelijk wilde hij naar Engeland. Van Italië is hij met een vrachtwagen naar Brussel gekomen. Daar werd hij op het station afgezet, samen met twee anderen. Zij kregen een treinticket (waarna de reisagent € 1.000 van hem afpakte) en zijn met de trein van Brussel naar Rotterdam gegaan. Daar stapten ze in een donkerblauwe auto en werden ze naar een woning in Rotterdam gebracht waar ze hebben overnacht. Vervolgens werden ze met dezelfde blauwe auto naar een witte vrachtwagen vervoerd. Daar zagen ze nog andere mensen, vijf Chinezen en een Irakees. Ze stapten allemaal in aan de onderkant van de vrachtwagen. De bedoeling was in Engeland uit te stappen en dan zelf de weg te zoeken.
Het regelen van een vervoermiddel:
vrijspraak ter zake van het primaire, bewezenverklaring ter zake van het subsidiaire
Uit hetgeen hiervoor is weergegeven als vaststaande feiten, leidt de rechtbank het volgende af.
Verdachte heeft tot drie maal toe gebeld met ene [naam] om te proberen een vervoermiddel te regelen (tapverslagen 11.00017, 11.00043, 11.00049). Uit diezelfde tapverslagen volgt echter dat [naam] telkens zegt dat hij geen auto beschikbaar heeft en niet kan helpen. Genoemde [naam] heeft bij de politie verklaard dat hij deze kwestie inderdaad met verdachte heeft besproken, maar dat hij geen vervoermiddel heeft geregeld. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat [medeverdachte 1] hem verzocht zijn eigen vervoer te regelen. Wanneer dat lukte, zou hijzelf mee mogen naar Engeland.
Hieruit volgt dat de pogingen van verdachte een vervoermiddel te regelen zijn mislukt. De auto-ambulance die uiteindelijk is gebruikt voor het vervoer, is kennelijk niet door verdachte georganiseerd.
Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde voltooide delict.
Uit het voorgaande volgt echter ook dat, nu de pogingen van verdachte zijns ondanks niet tot het beoogde resultaat hebben geleid, de subsidiair tenlastegelegde poging om behulpzaam te zijn bij het verschaffen van doorreis, wettig en overtuigend bewezen is.
Het regelen van onderdak:
vrijspraak ter zake van het primaire, bewezenverklaring ter zake van het subsidiaire
Uit de vaststaande feiten volgt tevens het volgende. In de avond van 13 november 2006 heeft verdachte gebeld met ene [betrokkene 14] met de vraag of deze tot morgenochtend 08.00 uur woonruimte heeft voor vijf vrienden, Pakistanen. De man zou daarvoor € 100 krijgen (tapverslag 11.00026). Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij dit deed op verzoek van [medeverdachte 1] dan wel een bij [medeverdachte 1] verblijvende man die Kirmandji sprak. Zij zouden hem naar Engeland brengen. Uit datzelfde telefoongesprek wordt echter duidelijk dat [betrokkene 14] niet bereid was een overnachtingsplek ter beschikking te stellen voor slechts één nacht. Andere bewijsmiddelen voor het aan verdachte gemaakte verwijt bevat het dossier niet.
Ook hier hebben de inspanningen van verdachte dus niet tot het beoogde resultaat geleid zodat niet gezegd kan worden dat verdachte behulpzaam is geweest bij het verschaffen van verblijf aan de te smokkelen personen. Ook op dit punt zal verdachte van het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken. Tegelijkertijd blijkt dat het falen op dit punt was gelegen in de omstandigheid dat [betrokkene 14] hem niet terwille wilde zijn. Verdachtes voornemen is dus gestrand op een buiten zijn wil gelegen omstandigheid. Daarmee is de tenlastegelegde poging wel bewezen. Ter zitting heeft verdachte weliswaar verklaard dat zijn verzoek om onderdak zag op enkele bekenden die hij had leren kennen tijdens de vreemdelingenbewaring en niet op vreemdelingen die naar Engeland gesmokkeld wilden worden, maar deze verklaring is ongeloofwaardig. Zij is niet nader onderbouwd en geconcretiseerd en past ook niet bij zijn, hiervóór besproken, poging om een busje te huren te behoeve van het smokkeltransport en zijn eerdere verklaring, afgelegd bij de politie.
Het informeren van personen over het plaatsen van de te smokkelen personen in de vrachtwagen:
vrijspraak
De officier van justitie verwijst voor dit onderdeel naar het telefoongesprek dat verdachte op 14 november 2006 om 14:25 uur heeft gevoerd met eerder genoemde [naam], waarbij verdachte zegt: "Het is geregeld, het is gekomen. We zien elkaar vanavond wel … Eén ding, je moet hier niet over praten".
De rechtbank kan echter niet inzien welk strafbaar feit verdachte hiermee gepleegd of medegepleegd zou hebben, noch op welke wijze verdachte daarmee behulpzaam kan zijn geweest bij het verschaffen van toegang tot Groot-Brittannië, bij het verschaffen van doorreis door Nederland of het uit winstbejag verschaffen van verblijf in Nederland ten aanzien van de illegale vreemdelingen, waarbij opmerking verdient dat dit gesprek plaatsvond nadat het transport reeds was ontdekt. Vrijspraak ter zake van dit onderdeel zal volgen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht :
1. subsidiair.
dat hij in of omstreeks de periode van 10 november 2006 tot en met 14 november 2006, te Rotterdam, Den Haag en/of Hoek van Holland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met
- [medeverdachte 1],
- [medeverdachte 2], zich noemend [medeverdachte 2],
- [medeverdachte 3],
- [medeverdachte 4],
- [medeverdachte 5],
en/of een of meer anderen,
- een persoon genaamd of zich noemend [betrokkene 1] en/of
- een persoon genaamd of zich noemend [betrokkene 2] en/of
- een persoon genaamd of zich noemend [betrokkene 3] en/of
- een persoon genaamd of zich noemend [betrokkene 4] en/of
- een persoon genaamd of zich noemend [betrokkene 5] en/of
- een persoon genaamd of zich noemend [betrokkene 6] en/of
- een persoon genaamd of zich noemend [betrokkene 7] en/of
- een persoon genaamd of zich noemend [betrokkene 8] en/of
- een persoon genaamd of zich noemend [betrokkene 9]
behulpzaam te zijn bij het zich verschaffen van toegang tot en/of doorreis door en/of –uit winstbejag- bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad en/of hen/hem daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
terwijl de verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) wist(en) dat die toegang en/of doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was, immers heeft/hebben de verdachte en/of een of meer van zijn mededaders
- een transportmiddel (een autoambulance) geregeld voor het vervoer van te smokkelen personen van de woning aan de [adres] te Den Haag naar de plaats van waar deze personen naar Groot-Brittannië zouden worden vervoerd en/of
- bij een of meer perso(o)n(en) geïnformeerd naar de beschikbaarheid van woonruimte om te smokkelen personen tijdelijk in onder te brengen en/of woonruimte om te smokkelen personen tijdelijk in onder te brengen heeft geregeld en/of
- een of meer perso(o)n(en), waaronder een [naam], geïnformeerd over het plaatsen van te smokkelen personen in (de palletbak van) de vrachtauto waarmee deze personen naar Groot-Brittannië zouden worden vervoerd
- en/of contact onderhouden met [medeverdachte 1] en/of een of meer anderen over de te smokkelen personen,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Feit 2: Transport 5 januari 2007 , primair en subsidiair
Het (mede-)plegen danwel de poging tot dat [verdachte] verweten wordt bij het transport “5 januari 2007)” bestaat uit:
1. “te smokkelen personen tijdelijk onderdak geboden in de woning aan de [adres] te Rotterdam”
Ter zake staat vast dat [verdachte] op 5 januari 2007 op verzoek van [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 1] aan de op het Centraal Station te Rotterdam door [medeverdachte 5] en [medeverdachte 7] opgehaalde Hindoestanen/Indiërs verblijf heeft verschaft in zijn woning aan de [adres] te Rotterdam.
Tevens staat vast dat [verdachte] deze personen maar tijdelijk in zijn huis wilde hebben . Ze worden dan ook rond 23.00 uur opgehaald door [medeverdachte 5].
Bij de politie en ter zitting heeft [verdachte] –beknopt samengevat weergegeven- verklaard dat hem was gezegd dat hij met het transport van 5 januari 2007 meekon. Bij het eerdere transport van 14 november 2006 was immers voor hem geen plaats . [verdachte] wilde echter niet meer naar Engeland. Na 14 november 2006 bleek dat hij –wellicht- in aanmerking kwam voor het “generaal pardon”. Hij heeft desalniettemin de 2 Hindoestanen/Indiërs tijdelijk in zijn woning laten verblijven omdat [medeverdachte 1] een vriend van hem was; hij kon niet weigeren.
Het dossier –in het bijzonder het zaaksdossier “transport 5 januari 2007” met bijlagen - bevat geen wettige bewijsmiddelen inhoudende redengevende feiten en omstandigheden die dwingen tot het oordeel dat bovenstaand weergegeven verklaring van [verdachte] ongeloofwaardig is.
Bovenstaand weergegeven verklaring houdt in dat [verdachte] niet uit winstbejag tijdelijk verblijf heeft verschaft aan te smokkelen mensen naar Engeland; hij deed dit omdat hij zich schatplichtig voelde aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 1]. Dit betekent dat het bestanddeel “uit winstbejag” dat voorwaardescheppende gekoppeld is aan de strafbare gedraging “verschaffen van verblijf” in het kader van “mensensmokkel” ten aanzien van [verdachte] niet bewezen is. De hem verweten gedraging “te smokkelen personen tijdelijk onderdak geboden in de woning aan de [adres] te Rotterdam” levert derhalve geen strafbaar medeplegen op. Daaraan doet niet af dat –zoals [verdachte] heeft verklaard- voor de smokkel “langs een andere weg” (het transport van “5 januari 2007” met de “methode [medeverdachte 7]”) Euro 2000 betaald moest worden. Immers het aan [verdachte] verweten gedrag, houdt in dat hij zelf daardoor verrijkt diende te zijn. De Euro 2000,- waren voor [medeverdachte 7] en de zijnen.
Voorts wordt [verdachte] bij dit transport verweten:
2. “contact onderhouden met [medeverdachte 1] en/of een of meer anderen over te smokkelen personen”
Ter zake zijn de navolgende telefonische contacten/gesprekken relevant:
Tap 14.00932 om 17.05 uur tussen [medeverdachte 5] en [verdachte]: “Ik ben [medeverdachte 5]. Ik ben nu bij het Centraal. Ik heb wat te doen…”
en
Tap 14.00936 om 17.53 uur tussen [medeverdachte 1] en [verdachte]: “Goed, er zijn drie visites/gasten… Zij moeten om 20.30 uur bij jou zijn.”en voorts dat [verdachte] met de metro naar het Marconiplein moet komen waar [medeverdachte 5] hem op komt halen”
en
“14.00948 om 19.32 uur inhoudende een achtergrondgesprek tussen NN1, [medeverdachte 5], [medeverdachte 7] en [verdachte] waarin [verdachte] zegt: “Ja, maar we hebben dit hesprek voor Engeland gedaan”
Meer ter zake dienende (telefonische) contacten/gesprekken bevat het zaaksdossier “transport 5 januari 2007” niet.
De weergegeven gesprekken gaan over de Hindoestanen/Indiërs die tijdelijk in de woning aan de [adres] te Rotterdam zouden gaan verblijven. Deze contacten behelzen naar het oordeel van de rechtbank geen zelfstandig handelen naast de onder ad 1 verwoorde, aan [verdachte] verweten gedraging. Ze kunnen dan ook niet redengevend zijn voor bewijs dat [verdachte] de tenlastegelegde (poging tot) mensensmokkel heeft (mede-) gepleegd.
De conclusie van een en ander is dat het tenlastegelegde feit 1: (poging tot) medeplegen van mensensmokkel in de periode 17 december 2006 tot en met 19 januari 2007 ten aanzien van [verdachte] niet bewezen kan worden. Hij zal van dit feit (in de zowel primaire als subsidiaire variant) worden vrijgesproken.
Feit 2: meer subsidiair
De woning aan de [adres] te Rotterdam betreft de vaste verblijfplaats van [verdachte]. Hij woonde daar al 3 jaar voor de plannen werden gesmeed tot smokkel met de “methode [medeverdachte 7]”. Dit gegeven houdt in dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [verdachte] de litigeiuze woning heeft aangeschaft om te smokkelen mensen (tijdelijk) een verblijfplaats te verschaffen.
[verdachte] zal danook eveneens worden vrijgesproken van feit 2 zoals tenlastegelegd in de meer subsidiaire variant.
Feit 3: Criminele organisatie, primair en subsidiair
Dit feit, zowel primair als subsidiair, kan niet wettig en overtuigend bewezen worden; vrijspraak volgt.
Wat betreft het transport van 14 november 2007 (feit 1): zijn gedragingen bestonden uit het pogen onderdak te vinden voor vijf personen alsmede pogen een auto te regelen. Deze gedragingen stonden in het teken van zijn eigen transport/smokkel naar Groot Brittannië.
Wat betreft het transport van 5 januari 2007 (feit 2): zijn gedrag bestond uit het tijdelijk onderdak verschaffen aan 2 Indiërs die naar Groot Brittannië gesmokkeld zouden worden. Hij deed dit omdat hij zich schatplichtig voelde aan [medeverdachte 1].
Opzet op deelname aan de criminele organisatie van [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en consorten in de zin van artikel 140 Wetboek van Strafrecht in de periode november 2006 tot en met januari 2007 (danwel van 10 november tot en met 14 november 2007 en van 17 december 2007 tot en met 19 januari 2007) kan uit die gedragingen niet afgeleid worden.
4a. De kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1, subsidiair:
‘poging tot medeplegen van een ander behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van toegang tot en doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, en hem daartoe gelegenheid, middelen en inlichtingen verschaffen, terwijl hij weet dat die toegang en doorreis wederrechtelijk zijn
en
poging tot medeplegen van een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, terwijl hij weet dat dat verblijf wederrechtelijk is’
4b. De strafbaarheid van het feit
Verdachte verbleef al 8 jaren in Nederland, maar had als uitgeprocedeerde vreemdeling geen geldige verblijfsvergunning. Hij kon evenwel niet worden uitgewezen naar zijn land van herkomst, Irak. Hij heeft een tijd lang in vreemdelingenbewaring verbleven, maar is op enig moment op straat gezet, zonder bron van inkomsten en zonder reisdocumenten. Tegelijkertijd is hem aangezegd binnen 24 uur het land te verlaten. Hoe dat zou moeten is niet geheel duidelijk, hetgeen niet wegneemt dat hij, door geen gevolg te geven aan de opdracht het land te verlaten, als "ongewenst verklaarde vreemdeling" strafbaar is op grond van artikel 197 Sr.
Vrijgekomen na de vreemdelingendetentie, werd hij opgevangen door [medeverdachte 1]. Deze heeft hem ertoe gebracht ondersteunende handelingen te verrichten bij het op stapel staande transport op 14 november 2006. Zowel bij de politie als ter zitting van de rechtbank heeft verdachte verklaard dat hij aan dit verzoek van [medeverdachte 1] gevolg heeft gegeven enkel omdat hij uit Nederland weg wilde na zijn ongewenstverklaring en vreemdelingendetentie. De rechtbank ziet geen reden hieraan te twijfelen nu ieder aanknopingspunt voor dergelijke twijfel ontbreekt in het dossier. Omdat verdachte niet is geslaagd in zijn opdracht een transportmiddel te regelen voor het vervoer van de te smokkelen personen en andere betrokkenen dat hebben geregeld, mocht hij uiteindelijk niet mee naar Engeland; de auto-ambulance die was geregeld, zat al vol. Van de mogelijkheid om met het geplande transport in januari mee te gaan naar Engeland, heeft verdachte afgezien omdat hij in aanmerking wilde komen voor het toen aanstaande generaal pardon.
Naar het oordeel van de rechtbank doet zich hier een situatie voor dat verdachte zich in een tweestrijd bevond, die werd gereguleerd door twee conflicterende belangen: enerzijds de verplichting het land te verlaten (op straffe van strafvervolging ex artikel 197 Sr) en anderzijds de gehoudenheid om geen strafbare feiten te plegen. Verdachte heeft er uiteindelijk voor gekozen het land te verlaten door deelneming aan een strafbare handeling, maar wel een strafbare handeling die rechtstreeks in het verlengde ligt en dienstbaar is aan het voldoen aan de hem door de overheid gegeven opdracht om het land te verlaten. Deze keuze komt de rechtbank in de omstandigheden van het geval gerechtvaardigd voor, in aanmerking genomen dat zijn handelwijze niet disproportioneel was en andere mensen geen schade heeft berokkend. Verdachte verkeerde in een actuele en concrete noodsituatie, en had in redelijkheid geen andere mogelijkheid om te ontkomen aan een bestaan in de marge van de samenleving onder de voortdurende dreiging van strafvervolging. Het bewezenverklaarde handelen is daarom niet strafbaar, zodat verdachte zal worden ontslagen van rechtsvervolging.
5. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 40, 45, 47, en 197a van het Wetboek van Strafrecht.
6. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde feiten.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor niet strafbaar.
Ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
Aldus gewezen door:
mr. J.P. Bordes, vicepresident, als voorzitter,
mr. W. Bruins, rechter,
mr. F.J.H. Hovens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. G.L.M. Verstegen en mr. Y. Rikken, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 november 2008.