ECLI:NL:RBARN:2008:BG3933

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
28 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-999
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de schuldsanering

In deze zaak heeft de verzoekster op 21 oktober 2008 een verzoek ingediend tot het instellen van een moratorium op basis van artikel 287b van de Faillissementswet (Fw). Tevens heeft zij op dezelfde datum een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling ingediend. De verzoekster huurt sinds 1 maart 2008 een woning van Vivare en heeft een huurschuld van € 902,41, wat heeft geleid tot de ontbinding van de huurovereenkomst en een aangekondigde ontruiming per 28 oktober 2008.

De verzoekster heeft op 21 oktober 2008 een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen in verband met de aangekondigde ontruiming. Dit verzoek is op 27 oktober 2008 ter zitting behandeld, waarbij de verzoekster in persoon aanwezig was, terwijl Vivare niet op de zitting verscheen. De rechtbank heeft het verzoek beoordeeld op basis van artikel 287b Fw, dat voorziet in voorlopige voorzieningen om de mogelijkheden voor een minnelijke regeling met schuldeisers te onderzoeken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening. Uit het schuldenoverzicht blijkt dat de verzoekster een aanzienlijke schuld heeft van meer dan € 17.500,-, voortkomend uit een terugvordering van bijstandsuitkeringen door de gemeente Arnhem wegens fraude. De rechtbank concludeert dat de verzoekster, gezien haar schuldenlast en het niet betalen van huur en andere vaste lasten, waarschijnlijk niet te goeder trouw is geweest in het ontstaan van haar schulden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek om voorlopige voorziening niet kan worden toegewezen, omdat het voorshands onaannemelijk is dat de verzoekster zal worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft het verzoek dan ook afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
rekestnummer: 08-999
uitspraakdatum: 28 oktober 2008
Afwijzing voorlopige voorziening ex artikel 287 lid 4 Faillissementswet
In de zaak van
[verzoekster],
wonende te Arnhem,
verzoekster,
nader te noemen [verzoekster],
heeft [verzoekster] op 21 oktober 2008 een verzoek ingediend tot het instellen van een moratorium als bedoeld in artikel 287b Faillissementswet (Fw). Op diezelfde datum heeft [verzoekster] eveneens een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling ingediend.
1. De gang van zaken en het verzoek
1.1 [verzoekster] huurt sinds 1 maart 2008 van Vivare een woning gelegen aan de [adres]. [verzoekster] heeft een huurschuld van € 902,41 in hoofdsom over de periode tot en met augustus 2008. Wegens die huurschuld heeft de kantonrechter die huurovereenkomst ontbonden en de ontruiming van de woning gelast. Die ontruiming is aangezegd per 28 oktober 2008.
1.2 Bij verzoekschrift van 21 oktober 2008, ontvangen op 22 oktober 2008, heeft [verzoekster] een verzoek ex artikel 284 Faillissementswet (Fw) ingediend.
1.3 Voorts heeft [verzoekster] bij verzoekschrift van 21 oktober 2008 verzocht om op grond van artikel 287b Fw een voorlopige voorziening te treffen in verband met de aangekondigde ontruiming en daarbij verwezen naar het schuldsaneringsverzoek.
1.4 Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is op 27 oktober 2008 ter zitting behandeld. [verzoekster] is daarbij in persoon verschenen. Vivare heeft in reactie op een mondelinge oproeping telefonisch laten weten niet op de zitting aanwezig te zullen zijn.
De beoordeling
2.1 Het verzoek is gebaseerd op artikel 287b Fw. De in dat artikel genoemde voorlopige voorzieningen dienen om de mogelijkheden van een minnelijke regeling met de schuldeisers nader te kunnen onderzoeken dan wel de goede trouw (als bedoeld in artikel 288 Fw) meer gefundeerd te laten blijken. De nu gevraagde voorziening is – zoals gebleken uit de toelichting in het schuldsaneringsverzoek en uit een telefonisch ter zitting gegeven toelichting door de gemeente Arnhem – bedoeld voor de periode tot op het schuldsaneringsverzoek is beslist en kan dus eveneens gegrond worden geacht op artikel 287 lid 4 Fw. Het is duidelijk dat sprake is van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening. De zaak is geschikt om in kort geding te beslissen.
2.2 De rechtbank overweegt verder als volgt. Uit het bij het schuldsaneringsverzoek gevoegde schuldenoverzicht en uit andere stukken in het dossier blijkt, dat een belangrijke schuld ter hoogte van meer dan € 17.500,- zijn grondslag vindt in een terugvordering van een verleende bijstandsuitkering door de gemeente Arnhem op grond van fraude. De (oudste van de drie) terugvorderingsbeslissing(-en) dateert van 2004 en de betreffende schuld valt dus binnen de in artikel 288 Fw bedoelde termijn van vijf jaar. Voorts is gebleken dat [verzoekster], kort nadat zij een eerdere huurachterstand had betaald, na enkele maanden ook bij Vivare een huurschuld heeft laten ontstaan. De schuldenlast van [verzoekster] behelst naast de fraudeschuld vooral huishoudelijke schulden tot een beloop van ongeveer € 10.000,-. Niet is gebleken dat zij de huur en andere vaste lasten op dit moment (weer) betaalt. Weliswaar is nu een aanvrage gedaan om budgetbeheer op te starten, maar daarmee is nog geen aanvang gemaakt.
2.3 Al met al is de kans zeer aanzienlijk dat de rechtbank omtrent het schuldsaneringverzoek te zijner tijd zal oordelen dat [verzoekster] ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van haar schulden niet te goeder trouw is geweest. Onvoldoende aannemelijk is, dat de rechtbank toepassing zal geven aan het bepaalde in artikel 288 lid 3 Fw.
2.4 Een verzoek als het onderhavige dient naar het oordeel van de rechtbank niet te worden toegewezen indien voorshands onaannemelijk is dat [verzoekster] tot de schuldsaneringsregeling zal worden toegelaten. Daarvan is, gelet op het voorgaande, hier sprake.
2.5 De slotsom is dat de rechtbank het verzoek zal afwijzen.
4. De beslissing
De rechtbank
- wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gewezen door mr. A. Tegelaar en uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 oktober 2008.
de griffier de rechter
Door de verzoeker en door de in de procedure verschenen belanghebbenden kan het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak en door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.