ECLI:NL:RBARN:2008:BG1612

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
15 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
143414
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een verstekvonnis in een civiele procedure tussen HF Beheer B.V. en [gedaagde]

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 15 oktober 2008 een gedeeltelijke vernietiging uitgesproken van een eerder verstekvonnis. De eiseres, HF Beheer B.V., had een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die in verzet was gekomen tegen het verstekvonnis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde, ondanks dat hij geen tegenbewijs had geleverd, hoofdelijk aansprakelijk was voor de verplichtingen die voortvloeiden uit een ontbindingsovereenkomst. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde de ontbindingsovereenkomst mede voor zichzelf had aangegaan, wat betekende dat hij gehouden was om de daarin opgenomen verbintenissen na te komen. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van een huurschuld van € 55.356,96, vermeerderd met btw en wettelijke rente. Tevens is de gedaagde in de proceskosten veroordeeld. De rechtbank heeft het verstekvonnis van 29 maart 2006 vernietigd voor wat betreft de gedaagde, maar het vonnis voor het overige bekrachtigd. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in civiele procedures en de verantwoordelijkheden van partijen in contractuele overeenkomsten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 143414 / HA ZA 06-1312
Vonnis in verzet van 15 oktober 2008
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HF BEHEER B.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. B. Martens te Arnhem,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
eiser in het verzet,
advocaat mr. A.T. Bolt te Arnhem.
Partijen zullen hierna HF Beheer en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 december 2007
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 9 april 2008 (in het proces-verbaal staat abusievelijk 9 april 2007)
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 2 juli 2008
- de conclusie na enquête van [gedaagde] van 30 juli 2008
- de conclusie na enquête van HF Beheer van 27 augustus 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. In het tussenvonnis van 5 december 2007 is HF Beheer opgedragen te bewijzen dat [gedaagde] de verplichtingen uit de ontbindingsovereenkomst van eind april 2005 (zoals aangehaald in r.ov. 2.6 tot en met 2.8 van het tussenvonnis van 18 april 2007) mede voor zichzelf is aangegaan.
[gedaagde] is toegelaten tot het tegenbewijs van de behoudens dit tegenbewijs vaststaande stelling dat de storting op de aandelen van Maxx Software ten laste is gekomen van deze vennoot¬schap i.o. zelf en dat er dus geen sprake is geweest van daadwerkelijke terbeschik¬king¬stelling van kapitaal aan de vennootschap door de oprichters.
2.2. [gedaagde] heeft geen getuigen doen horen of bewijsmiddelen aangedragen ten behoeve van het tegenbewijs waartoe hij was toegelaten.
2.3. Ten aanzien van de aan HF Beheer opgedragen bewijslevering zijn in enquête de volgende getuigen gehoord. Op 9 april 2008 de heer [get[getuige 1], directeur van HF Beheer ([getuige 1]), en op 2 juli 2008 [getuige 2], scheepsmakelaar/ bedrijfsmakelaar bij Meeùs Bedrijfshuisvesting B.V. ([getuige 2]). [gedaagde] heeft afgezien van contra-enquête.
2.4. [getuige 2] heeft als getuige, voor zover hier van belang, het volgende verklaard:
Ik werk sinds 1 mei 2001 bij Meeùs en haar rechtvoorgangster. Ik ken HF Beheer sinds het begin van mijn werkzaamheden bij Meeùs als opdrachtgever. Sinds die tijd ken ik de heer [getuige 1]. Ik ken de heer [gedaagde] minder lang. Ik ken hem vanaf het moment dat hij met zijn bedrijf een pand huurde aan de [adres] te [woonplaats] […]. Ik ben betrokken geweest bij de totstandkoming van de ontbindingsovereenkomst. Ik herinner me dat er een bijeenkomst is geweest bij HF Beheer […]. Bij die bijeenkomst hebben partijen nog geen overeen¬stemming bereikt. Later heb ik partijen bij ons op het kantoor uitgenodigd. Toen was er inmiddels overeenstemming. De bedoeling was om dit bij ons op kantoor te tekenen.
Bij die tweede bijeenkomst op ons kantoor waren de heer [gedaagde], de heer [betrokkene], de heer [getuige 1] en ik aanwezig. Het tekenen ging niet zonder problemen. Er ontstond zelfs enige consternatie. Er ontstond een discussie tussen [gedaagde] en de heer [betrokkene]. [gedaagde] sprak over een bv. Hij stribbelde tegen om ook namens zichzelf in privé te tekenen. De heer [betrokkene] en de heer [getuige 1] werden daar kwaad over. Ze zeiden: “waar hebben wij nu heel de tijd over onderhandeld” […]. [betrokkene] zei ook tegen [gedaagde] dat hij ook in privé moest tekenen omdat dat was afgesproken. Uiteindelijk heeft [gedaagde] ook getekend […]. Het was hem zeer duidelijk waarvoor hij tekende. Hij ging op enig moment overstag. Ik weet niet meer hoe hij het heeft gezegd maar hij heeft gezegd dat hij ook namens zichzelf tekende. Hij heeft het papier gepakt en getekend.
U toont mij de ontbindingovereenkomst. U houdt mij voor dat er maar een handtekening van [gedaagde] staat en dat hij niet getekend heeft onder de woorden “[voorletters] [gedaagde] - voor zich in privé”. U vraagt mij of daar destijds aandacht aan is besteed. Het verbaast mij nu te zien dat er niet getekend is onder de woorden “voor zich in privé”. Bij mij was er destijds geen twijfel mogelijk dat [gedaagde] ook voor zich in privé tekende.
2.5. [getuige 1] heeft als getuige, voor zover hier van belang, het volgende verklaard:
In de aanloop van de bijeenkomst in het kantoor van Meeus […] waren er al contacten geweest waaruit ik afleidde dat [gedaagde] de ontbindingsovereenkomst ook in privé wilde aangaan. Wij kwamen eigenlijk slechts op het kantoor van Meeus om de overeenkomst die toen al klaar lag te ondertekenen. Bij die bijeenkomst merkte ik dat [gedaagde] terughoudender was om de overeenkomst ook namens zichzelf aan te gaan. Aan het einde van de bijeenkomst heeft de heer [betrokkene] de heer [gedaagde] gezegd dat hij beloofd had om ook zichzelf te binden en dat hij daarom nu ook zou moeten tekenen. [gedaagde] heeft zich daardoor laten overtuigen en getekend. U vraagt hoe ik merkte dat [gedaagde] terughoudender was. Ik zag en hoorde dat er een dialoog ontstond tussen [betrokkene] en [gedaagde]. [gedaagde] vroeg wat nu de precieze betekenis was als hij zou tekenen. Daarmee bedoel ik dat hij wilde weten of als hij zou tekenen hij ook namens zichzelf in privé zou tekenen. [betrokkene] heeft hem dat uitgelegd. Hij heeft gezegd dat dit overeenkwam met wat in de emails was geschreven. [gedaagde] had de emails in overleg met [betrokkene] opgesteld. Dat weet ik omdat ze dat tegen elkaar zeiden. [betrokkene] zei dat [gedaagde], in overeenstemming met de emails, zichzelf zou binden als hij zou tekenen en dat hij dat zou moeten doen omdat hij dat al beloofd had […].
U houdt mij voor dat er op de overeenkomst slechts een keer door [gedaagde] een handtekening is gezet, alleen bij de vermelding [voorletters] [gedaagde] – directeur. Daaraan is op dat moment geen aandacht besteed.
2.6. Ten aanzien van de aan HF Beheer opgedragen bewijslevering overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 18 april 2007 al overwogen dat voor de beantwoording van de vraag of [gedaagde] bij het aangaan van de ontbindingsovereenkomst enkel als bestuurder van Maxx Software is opgetreden of ook voor zichzelf, beslissend is wat de bij de totstandkoming van die overeenkomst betrokken personen over en weer heb¬ben ver¬klaard en wat zij uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben mogen afleiden. De rechtbank heeft daarbij vastgesteld dat de tekst van de ontbindingsovereenkomst daar geen uitsluitsel over geeft. De partijaanduiding “Maxx Software B.V. gevestigd aan [adres], ten deze vertegenwoordigd door de heer [voorletters] [gedaagde], alsmede de heer [voorletters] [gedaagde] voor zich in privé, verder te noemen Maxx” duidt er immers op dat de blijkens de overeenkomst door “Maxx” aangegane verplichtingen ook de heer [gedaagde] in persoon binden. Anderzijds is de plaats van de handtekening van [gedaagde], onder de gedrukte tekst “Maxx Software B.V.” , terwijl géén hand¬te¬ke¬ning is gezet onder de gedrukte tekst “[voorletters] [gedaagde] - directeur” noch onder de gedrukte tekst “[voorletters] [gedaagde] - voor zich in privé”, mogelijk een aanwijzing dat dit juist niet de partijbedoeling was. De stelling van [gedaagde] dat de tekst van de overeenkomst “ondubbelzinnig” aangeeft dat [gedaagde] zichzelf niet heeft gebonden is daarom onjuist.
2.7. De rechtbank is met toepassing van het hierboven in r.ov. 2.6. weergegeven criterium van oordeel dat uit de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 1] in combinatie met de in r.ov. 2.5. van het tussenvonnis van 18 april 2007 aangehaalde email¬wisseling volgt dat [gedaagde] de ontbindingsovereenkomst mede voor zichzelf is aangegaan.
[getuige 2] verklaart dat daarover tussen partijen expliciet is gesproken en dat [gedaagde] ook zelf expliciet heeft gezegd dat hij mede namens zichzelf tekende. De verklaring van [getuige 1] komt in hoofdlijnen met die verklaring van [getuige 2] overeen. Hij bevestigt dat daar¬over is gesproken en dat [gedaagde] er zich van bewust was dat hij door de ondertekening zichzelf mede tot nakoming van de overeenkomst verbond. Beiden zeggen met zoveel woorden dat aan de plaats van de handtekening geen aandacht is besteed.
Deze verklaringen sluiten aan bij de voornoemde emailwisseling, waarin [gedaagde] schrijft dat hij zich er voor inzet dat de verplichtingen van Maxx Software worden nagekomen en dat dit bete¬kent dat hij de gewijzigde versie van het contract zal tekenen, omdat daarin de mogelijkheid wordt gegeven persoonlijk de maatregelen ter zake van de aflossing van de schuld te nemen.
2.8. Tegenover voornoemde bewijsmiddelen staan geen tegenbewijs waaruit kan blijken dat [gedaagde] de overeenkomst niet (mede) persoonlijk is aangegaan. De rechtbank is daarom van oordeel dat HF Beheer in de haar opgedragen bewijslevering is geslaagd.
2.9. Nu vast staat dat [gedaagde] de ontbindingsovereenkomst mede voor zichzelf is aangegaan, staat ook vast dat hij jegens HF Beheer gehouden is om de daarin opgenomen verbintenissen na te komen. Hij is dus hoofdelijk gebonden om:
I) de huurschuld aan [gedaagde] per 1 mei 2005, verhoogd met rente uitkomend op € 55.356,96, vanaf 1 mei 2005 af te lossen in 24 maandelijkse termijnen van € 2.306,54 (ontbindingsovereenkomst artikel 2 sub a en b);
II) een schadevergoeding te voldoen aan HF Beheer, gelijk aan de huur welke Maxx Software nog verschuldigd zou zijn aan HF Beheer na 1 mei 2005 indien de overeenkomst de volle vijf jaar zou hebben geduurd, welk bedrag gelijk is te stellen op € 176.493,72. Op deze boete komt in mindering al hetgeen HF Beheer na 1 mei 2005 van derden aan huur heeft ontvangen/ ontvangt voor dit pand I[adres] te [woonplaats]. De boete is in delen opeis¬baar zodra en indien over enige maand aantoonbaar door HF Beheer geen huur wordt ontvangen van een derde in voornoemde periode (ontbindingsovereenkomst artikel 2 sub d en b).
2.10. Aangezien er sinds 1 mei 2005 inmiddels 24 maanden zijn verstreken is thans de gehele hiervoor sub I) genoemde huurschuld van € 55.356,96 opeisbaar. Dit deel van de vordering van HF Beheer is dus toewijsbaar. [gedaagde] heeft niet betwist dat deze huurschuld volgens het contract vermeerderd moet worden met € 10.517,82 btw, zodat ook de gevorderde btw toewijsbaar is.
[gedaagde] heeft geen afzonderlijk verweer gevoerd tegen de over dit bedrag (subsidiair) gevorderde wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vervaldata van de maandtermijnen, zodat ook dit onderdeel van de vordering zal worden toegewezen. Aangezien HF Beheer niet gemotiveerd heeft aangevoerd dat er sprake is van een handels¬trans¬actie als bedoeld in artikel 6:119a wordt de primair gevorderde wettelijke handelsrente afgewezen.
Nu het een verplichting is, waartoe [gedaagde] hoofdelijk is verbonden met Maxx Software, zal [gedaagde] zijn gekweten indien en voor zover Maxx Software heeft betaald.
Aangezien in het voornoemde bedrag van € 55.356,96 vermeerderd met btw de maand¬ter¬mij¬nen vanaf 1 maart 2006 zijn begrepen, zal de vordering om naast voornoemd bedrag ook nog die maandtermijnen te voldoen worden afgewezen en het verstekvonnis in zoverre worden vernietigd.
2.11. [gedaagde] heeft voorts niet, althans niet gemotiveerd, betwist dat HF Beheer vanaf 1 mei 2005 tot 1 april 2006 alleen de huur voor de maand oktober 2005 van € 4.214,85 heeft ontvan¬gen en dat de nieuwe huurder, stichting Cobelindo kenbaar heeft gemaakt niet in staat te zijn tot betaling van de huurprijs. Gelet op de in r.ov. 2.10 sub II) genoemde verplichting van [gedaagde] betekent dit dat ook de vordering tot - hoofdelijke - veroordeling van [gedaagde] tot € 49.093,58 toewijsbaar is. De gehoudenheid van [gedaagde] aan deze verplichting brengt voorts met zich dat ook de gevraagde verklaring voor recht toewijsbaar is “dat [gedaagde] met Maxx Software hoofdelijk aansprakelijk is voor de betaling van € 160.933,94 (inclusief btw), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de betreffende termijnen tot de dag der algehele voldoening, met dien verstande dat op deze vordering in mindering moet worden gebracht al hetgeen HF Beheer van derden ten titel van huur voor de bedrijfsruimte vanaf 1 april 2006 tot 1 november 2008 heeft ontvangen en met dien verstande dat als de een heeft betaald, de andere daarvan zal zijn bevrijd”. Het verstekvonnis kan op deze punten worden bevestigd. Ter comparitie op 6 december 2006 heeft HF Beheer aangevoerd dat Cobelindo uit hoofde van een (kennelijk uit de huurovereenkomst voortvloeiende) betalings¬regeling inmiddels € 30.000,00 had betaald en zich heeft verbonden om nog een bedrag van € 30.000,00 over te maken in 12 maandelijkse termijnen. Met deze betalingen zal HF Beheer bij het innen van het bedrag waarop de verklaring voor recht ziet rekening dienen te houden.
2.12. Nu de primair gevorderde vergoedingen toewijsbaar zijn komt de rechtbank niet meer toe aan de beoordeling van het subsidiaire verzoek tot ontbinding van de ontbindings¬over¬eenkomst en de daarmee samenhangende vorderingen.
2.13. Zoals in r.ov. 2.2. overwogen heeft [gedaagde] geen tegenbewijs geleverd ten aanzien van de behou¬dens tegenbewijs vaststaande stelling dat de storting op de aandelen van Maxx Software ten laste is gekomen van deze vennoot¬schap i.o. zelf en dat er dus geen sprake is geweest van daadwerkelijke terbeschik¬king¬stelling van kapitaal aan de vennootschap door de oprichters. Deze stelling staat dus vast. Nu de vorderingen van HF Beheer al op de primaire grondslag toewijsbaar zijn kan echter verder onbesproken blijven in hoeverre de vordering van HF Beheer ook op grond van artikel 2:180 lid 2 sub toewijsbaar is.
2.14. De rechtbank vernietigt op grond van het vorenstaande het verstekvonnis van 29 maart 2006, maar uitsluitend voor wat betreft de uitspraak onder 3.1. en 3.2., een en ander voorzover dat [gedaagde] betreft. In de plaats daarvan zal [gedaagde] worden veroordeeld tot betaling van het in r.ov. 2.9 genoemde bedrag met btw en rente. Voor het overige zal dit vonnis op genoemde gronden worden bekrachtigd.
2.15. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het verzet worden verwezen. De kosten worden aan de zijde van Hf Beheer begroot op:
- explootkosten € 0,00
- getuigenkosten 0,00
- salaris procureur 8.000,00 (4,0 punten × tarief € 2.000,00)
Totaal € 8.000,00
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. vernietigt het door deze rechtbank op 29 maart 2006 onder zaaknummer/ rolnummer 137733 / HA ZA 06-352 gewezen verstekvonnis voor zover dat [gedaagde] betreft, maar uitsluitend voor wat betreft de uitspraak onder 3.1., 3.2.,
en opnieuw beslissend
3.2. veroordeelt [gedaagde] om aan Hf Beheer te betalen een bedrag van € 65.873,64 (vijfenzestig duizendachthonderddrieënzeventig euro en vierenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6: 119 BW over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag telkens vanaf de vervaldatum van de desbetreffende termijn tot de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover Maxx Software B.V. heeft betaald [gedaagde] zal zijn bevrijd,
3.3. veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van Hf Beheer tot op heden begroot op € 8.000,00, te voldoen aan de griffier door overmaking op rekening¬nummer 19.23.25.752 ten name van Arrondissement 533 Arnhem onder vermelding van "proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer,
3.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.5. wijst het meer of anders gevorderde af,
3.6. bekrachtigt het verstekvonnis voor het overige.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar, mr. T.P.E.E van Groeningen en mr. S.H. Bokx-Boom en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2008.
col. TvG