ECLI:NL:RBARN:2008:BF8870

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
1 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
157700
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waardering getuigenbewijs in aansprakelijkheidskwestie rondom alarminstallatie

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, hebben eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.A. Hage, een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Electro Technisch Bureau [gedaagde] B.V., vertegenwoordigd door procesadvocaat mr. A.T. Bolt. De kern van het geschil betreft de aansprakelijkheid van [gedaagde] voor schade die is ontstaan door het falen van een alarminstallatie in een kippenschuur op 8 juni 2006, waardoor de kippen zijn gestorven. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 23 januari 2008 eisers opgedragen te bewijzen dat het alarmsysteem op de betreffende datum niet in werking is getreden.

Tijdens het getuigenverhoor zijn vijf getuigen gehoord, waaronder de zoon van eiser sub 2, die verklaarde dat hij op de bewuste dag het alarm slechts eenmaal heeft gehoord. De rechtbank heeft echter twijfels over de geloofwaardigheid van deze getuigenverklaring, vooral gezien de familieband en de omstandigheden waaronder de verklaring is afgelegd. De rechtbank heeft ook andere getuigenverklaringen in overweging genomen, maar deze hebben niet bijgedragen aan het bewijs dat het alarm niet heeft gefunctioneerd.

De rechtbank concludeert dat eisers niet in hun bewijsopdracht zijn geslaagd. De getuigenverklaring van eiser sub 2, die niet aanwezig was op de dag van het voorval, werd als niet betrouwbaar beschouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen overtuigend bewijs is dat de alarminstallatie niet in werking is getreden, en heeft de vordering tot schadevergoeding afgewezen. Tevens zijn eisers als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] zijn begroot op € 4.514,00. Dit vonnis is op 1 oktober 2008 uitgesproken door de rechters N.W. Huijgen, R.H. Koning en S.H. Bokx-Boom.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 157700 / HA ZA 07-1093
Vonnis van 1 oktober 2008
in de zaak van
[eisers],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. C.A. Hage,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ELECTROTECHNISCHBURO [gedaagde] B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
gedaagde,
procesadvocaat mr. A.T. Bolt.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 januari 2008
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 27 maart 2008
- de conclusie na getuigenverhoor
- de antwoordconclusie na getuigenverhoor.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. Bij voormeld tussenvonnis heeft de rechtbank [eisers] opgedragen om te bewijzen dat het alarmsysteem van de kippenschuur op 8 juni 2006 niet in werking is getreden.
2.2. Ter voldoening aan deze bewijsopdracht heeft [eisers] vijf getuigen doen horen, te weten [eiser sub 2/getuige] (eiser sub 2), diens zoon [zoon van eiser sub 2/getuige], schoondochter [schoondochter van eiser sub 2/getuige], [getuige 4] en [getuige 5].
2.3. [gedaagde] heeft afgezien van contra-enquête. Zij heeft wel bij haar conclusie na enquête een productie in het geding gebracht ter weerlegging van een van de getuigenverklaringen. Het betreft de gebruikershandleiding van de bij het alarm behorende computer.
2.4. De rechtbank is van oordeel dat [eisers] niet geslaagd is in het door hem te leveren bewijs. Zij onderbouwt dat als volgt.
2.5. De getuigenverklaring van [eiser sub 2/getuige] kan, nog afgezien van de wettelijke beperking van artikel 164 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, niet bijdragen aan het door [eisers] te leveren bewijs. [eiser sub 2/getuige] was op 8 juni 2006 niet in/bij het bedrijf aanwezig. Hij heeft dus niet kunnen horen of het alarm (de sirene) wel of niet is afgegaan. [eiser sub 2/getuige] heeft verklaard dat zijn mobiele telefoon via de nummerkiezer op het alarm is aangesloten en dat hij die dag niet vóór 10.45 uur door de nummerkiezer is gebeld, toen de kippen al dood waren. Hieruit zou kunnen worden afgeleid dat het (stil) alarm die dag niet eerder is afgegaan.
2.6. De rechtbank heeft echter grote vraagtekens bij de verklaring van [eiser sub 2/getuige]. [eiser sub 2/getuige] heeft verklaard dat hij bij KPN navraag heeft gedaan naar de belhistorie van die dag. Uit een van KPN gekregen overzicht op schrift blijkt volgens hem dat hij die dag om 10.45 uur – en niet eerder – door de nummerkiezer is gebeld. Het overzicht was hij “vergeten” naar de zitting mee te nemen. Bij de conclusie na enquête is het overzicht, naar eigen zeggen ‘op aandrang van Univé’ (de verzekeraar van [gedaagde]), alsnog door [eisers] overgelegd. In dat overzicht staan echter geen inkomende gesprekken, en in het bijzonder staat daar dus niet de melding bij van het stil alarm om 10.45 uur. De getuigenverklaring van [eiser sub 2/getuige] is in ieder geval op dit punt dus aantoonbaar onjuist. De rechtbank laat in het midden of [eiser sub 2/getuige] opzettelijk of, zoals [eisers] in de conclusie na enquête verklaart, per ongeluk niet de waarheid heeft gesproken. Zij zal er echter wel de gevolgtrekking aan verbinden dat zij geen enkel onderdeel van de getuigenverklaring van [eiser sub 2/getuige] in het voordeel van [eisers] laat strekken, ook niet als aanvullend bewijs op onvolledig bewijs.
2.7. Zoon [zoon van eiser sub 2/getuige], werkzaam in het bedrijf van [eisers], verklaart dat hij op 8 juni 2006 het alarm (de sirene) slechts éénmaal heeft horen afgaan en wel om 10.45 uur toen hij de hoofdschakelaar omschakelde om een doorgebrande stop te vervangen. Toen waren de kippen al dood. [zoon van eiser sub 2/getuige] verklaart voorts dat hij met zijn mobiele telefoonnummer is aangesloten op de nummerkiezer van de alarminstallatie, maar dat hij denkt dat de nummerkiezer hem niet meer gebeld heeft toen hij de stop verving, hetgeen hij verklaart door het feit dat het eerst zijn vader is, die gebeld wordt in de rij en dat de andere nummers in de rij niet meer zijn gebeld.
Hoewel dit niet is opgenomen in zijn verklaring, neemt de rechtbank aan dat [zoon van eiser sub 2/getuige] de hele ochtend op het bedrijf is geweest en dat hij de bedrijfsvoering waarnam voor zijn vader [voornaam], die met vakantie was.
2.8. Ten aanzien van de in het tussenvonnis als vast staand feit aangenomen suggestie dat [zoon van eiser sub 2/getuige], al dan niet per ongeluk, de historie van de alarmcomputer heeft gewist, verklaart hij als getuige eerst dat hij niet aan de computer heeft gezeten. Op een nadere vraag van de advocaat van [gedaagde] verklaart hij echter dat hij de computer wel heeft aangeraakt en toetsen heeft ingedrukt om de temperatuur af te kunnen lezen.
[zoon van eiser sub 2/getuige] verklaart voorts dat je het alarm niet echt helemaal kunt uitzetten en alleen voor 25 minuten kunt deactiveren. Dit is evenwel in tegenspraak met de door [gedaagde] overgelegde handleiding, waarin staat dat de sirene kan worden uitgeschakeld en dat daarnaast ook de gehele alarmering tijdelijk of definitief kan worden uitgezet, behoudens voor het uitvallen van de netspanning.
Het een en ander doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van [zoon van eiser sub 2/getuige], die toch al niet als belangeloze getuige kan worden aangemerkt vanwege zijn familierelatie en de uit de waarneming voortvloeiende verantwoordelijkheid ten tijde van het voorval.
2.9. De verklaringen van de getuigen [schoondochter van eiser sub 2/getuige], [getuige 4] en [getuige 5] dragen niet bij aan het door [eisers] te leveren bewijs, ook al hebben alle drie deze getuigen verklaard geen alarm te hebben gehoord.
Voor de getuigen [getuige 5] en [schoondochter van eiser sub 2/getuige] geldt dat ze niet de hele ochtend in/bij het bedrijf aanwezig zijn geweest. [getuige 5] is pas om 10.30 uur aangekomen, naar eigen zeggen toen de kippen al dood waren. [schoondochter van eiser sub 2/getuige] is “boodschappen wezen doen tot 9.30 uur”. Beide verklaringen sluiten niet uit dat het luid alarm wel is afgegaan (maar daarna is afgezet) bij het begin van de storing in de elektrische installatie, waardoor de ventilatoren zijn uitgevallen, het zuurstoftekort is ontstaan en de kippen zijn gestikt. Dit proces moet enige tijd in beslag hebben genomen en dus ruim voor 10.30 uur zijn begonnen.
Dat [schoondochter van eiser sub 2/getuige] niet via de nummerkiezer is gebeld, kan verklaard worden zoals bij [zoon van eiser sub 2/getuige].
Voor de getuige [getuige 4], de buurman, geldt dat hij in het geheel geen alarm heeft gehoord op 8 juni 2006. Tussen partijen staat vast dat op die dag het alarm in ieder geval is afgegaan toen [gedaagde] ter plaatse was. Als [getuige 4] om wat voor reden dan ook dat alarm niet heeft gehoord, is niet uit te sluiten dat hij ook een eerder alarm heeft gemist.
2.10. Al met al acht de rechtbank niet bewezen dat de alarminstallatie niet in werking is getreden bij de litigieuze storing in het ventilatiesysteem. Vooropgesteld dat de sirene was ingeschakeld, hetgeen niet vast staat, blijft te dien aanzien per saldo maar één getuigenverklaring over. Dat is die van [zoon van eiser sub 2/getuige], op wiens verklaring de rechtbank om de hierboven aangegeven redenen niet durft te varen. Met betrekking tot het stil alarm strandt het probandum op het ontbreken van het aangekondigde schriftelijk bewijs, de onbruikbaarheid van de getuigenverklaring van [eiser sub 2/getuige] en de uitleg van [zoon van eiser sub 2/getuige] dat de volgende nummers niet meer worden gebeld als het eerste is bereikt.
2.11. [eisers] stellen [gedaagde] alleen aansprakelijk vanwege het falen van de alarminstallatie. Voor de deugdelijke werking van het uitgevallen ventilatiesysteem houden zij [gedaagde] niet verantwoordelijk en daarvoor bestaat ook geen gegronde reden. Dit betekent dat de tegen [gedaagde] ingestelde vordering tot schadevergoeding moet worden afgewezen.
2.12. [eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- vast recht € 251,00
- salaris procureur 4.263,00 (3,0 punten × tarief € 1.421,00)
Totaal € 4.514,00
2.13. De rechter, ten overstaan van wie de comparitie en het getuigenverhoor zijn gehouden, heeft dit vonnis niet mede kunnen wijzen in verband met benoeming elders. Ter compensatie van dit gemis wijst de rechtbank dit vonnis meervoudig.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. wijst de vorderingen af,
3.2. veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 4.514,00,
3.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen, mr. R.H. Koning en mr. S.H. Bokx-Boom en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2008.