ECLI:NL:RBARN:2008:BF8739

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
22 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/700558-08
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie en schadevergoeding voor afpersing en vernieling door minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 22 september 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die op 20 april 2008 in Wijchen betrokken was bij een reeks strafbare feiten, waaronder poging tot afpersing en vernieling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, een bijl heeft gebruikt om slachtoffers te bedreigen en goederen te vernielen. De officier van justitie eiste een jeugddetentie van 240 dagen, waarvan 94 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, maar legde geen Pij-maatregel op, omdat er al een machtiging voor gesloten jeugdzorg was afgegeven. In plaats daarvan werd een deels voorwaardelijke jeugddetentie opgelegd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en een gedragsstoornis. De rechtbank oordeelde dat behandeling noodzakelijk was en dat de verdachte zich moest houden aan de aanwijzingen van de gezinsvoogd. Daarnaast werden schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen, waarbij de rechtbank de vorderingen van de slachtoffers toewijsbaar achtte. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen en de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie bij niet-betaling.

Uitspraak

Verkort vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige Kamer voor kinderstrafzaken
Parketnummer: 05/700558-08
Datum zitting : 08 september 2008
Datum vonnis : 22 september 2008
TEGENSPRAAK
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in: JJI de Hunnerberg, Berg en Dalseweg 287 te Nijmegen.
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. R.B.J.G. Baggen, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegelaten vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 april 2008 te Wijchen, op of aan de openbare weg (Meerdreef/Meester van Coothlaan), ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld en/of een telefoon, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met voormeld oogmerk die [slachtoffer 1] met de fiets de pas heeft afgesneden, althans tot stoppen heeft gedwongen, en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] op korte afstand van diens lichaam een bijl heeft/hebben getoond en/of (daarbij) heeft/hebben gezegd: "geef me je geld" en/of "geef me je telefoon", althans woorden van dergelijke aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 20 april 2008 te Wijchen, op of aan de openbare weg (Meester van Coothlaan), ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, tezamen en in vereniging met verdachtes mededader(s), althans alleen, om die [slachtoffer 2] heen is/zijn gaan staan en/of (vervolgens) een bijl tegen de nek, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gehouden en/of (daarbij) de woorden "geld, mobiel" heeft/hebben gebruikt en/of (daarbij) in/bij de broekzak van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gevoeld, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 20 april 2008 te Wijchen opzettelijk en wederrechtelijk (een stuk van) een bloempot tegen een ruit van een woning, gelegen aan de [adres], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of Talis, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft gegooid en aldus dat goed (bloempot en/of ruit) heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt;
4.
hij op of omstreeks 20 april 2008 te Wijchen opzettelijk en wederrechtelijk (met een bijl) tegen een ruit van een woning, gelegen aan de [adres], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft geslagen en aldus dat goed (ruit) heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt;
5.
hij op of omstreeks 20 april 2008 te Wijchen opzettelijk en wederrechtelijk (met een bijl) tegen één of meerdere ruit(en) van een personenauto (Honda Civic), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft geslagen en aldus dat goed heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijf¬fouten voorko¬men, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 19 augustus 2008 en 08 september 2008 ter terechtzitting met gesloten deuren onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. R.B.J.G. Baggen, advocaat te Arnhem.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd:
• [slachtoffer 1]
• [slachtoffer 2]
• [slachtoffer 5]
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte terzake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 240 dagen, waarvan 94 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde op te leggen dat veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd dient te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door de gezinsvoogd zullen worden gegeven, ook als dit zal inhouden het volgen van een behandeling in een gesloten setting en voorts met aftrek van de tijd in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van € 628,80 hoofdelijk toe te wijzen en een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 12 dagen jeugddetentie. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
De officier van justitie heeft voorts verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ten bedrage van € 600,- hoofdelijk toe te wijzen en een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 12 dagen jeugddetentie.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] verzocht deze ten bedrage van € 68,- toe te wijzen en een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag jeugddetentie.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van feit 1 en feit 2 overweegt de rechtbank het navolgende.
Door de raadsman is betoogd dat de verklaring, die de getuige [getuige 1] bij de politie heeft afgelegd, niet tot het bewijs kan worden gebezigd, aangezien hij bij de rechter-commissaris op zeer essentiële punten anders heeft verklaard dan bij de politie en niet ter terechtzitting als getuige is gehoord.
De rechtbank zal de verklaring die [getuige 1] bij de politie heeft afgelegd, niet tot het bewijs bezigen.
De raadsman heeft voorts betoogd dat het aannemelijk is dat verdachte de bijl niet in zijn handen heeft gehad. Hij voert hiertoe aan dat [medeverdachte] aan de omschrijving voldoet die aangever [slachtoffer 1] geeft van de jongen die de bijl vast hield.
De rechtbank overweegt dat [medeverdachte] inderdaad de bijl heeft vastgehad, maar dat dit er niet aan af doet dat ook verdachte de bijl vast heeft gehad. Immers, aangever [slachtoffer 1] spreekt over de jongen die achterop de fiets zit met een bijl in zijn hand. Bovendien heeft verdachte zelf verklaard dat hij de persoon was die achterop de fiets zat met een bijl in zijn hand. Het verweer wordt verworpen.
Door de raadsman is ten aanzien van feit 1 en 2 betoogd dat geen sprake is van medeplegen, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken. Hij voert hiertoe aan dat de feiten in een korte tijd hebben plaatsgevonden, dat niet verdachte, maar [medeverdachte] de bijl heeft vastgehouden en dat de rol van verdachte enkel bestond uit het zich niet-distantiëren. Enkel het niet-distantiëren gedurende een kort tijdsbestek is, volgens de raadsman, niet voldoende voor medeplegen.
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe het navolgende. Voor medeplegen is een nauwe en bewuste samenwerking vereist. Verdachte is, samen met zijn medeverdachten, ‘s nachts met een bijl de straat opgegaan. Nadat de nodige vernielingen met de bijl zijn verricht, zijn de jongens in de richting van een paar fietsers gereden. Verdachte zat achterop de fiets bij zijn medeverdachte [medeverdachte] en hield de bijl, waarmee de strafbare feiten zijn gepleegd, vast. Aangever verklaart hierover dat hij zag dat de jongen die achterop de fiets zat, een bijl in zijn hand had. Verdachte had de bijl bij zich en heeft deze overgedragen aan [medeverdachte]. Uit de verklaringen van beide slachtoffers blijkt dat het overwicht dat de hele groep op de slachtoffers had, erg bedreigend op hen overkwam. Verdachte maakte deel uit van deze groep en heeft zich niet gedistantieerd. Bij de politie heeft hij verklaard dat hij in de gaten had dat het geen geintje meer was toen [medeverdachte] de bijl uit zijn binnenzak haalde. Desondanks is hij, naar eigen zeggen, richting [medeverdachte] gelopen en op korte afstand blijven staan, terwijl [medeverdachte] de bijl dichtbij het hoofd van het slachtoffer hield. Ook heeft hij bij de politie verklaard dat hij heeft gezien dat [medeverdachte] bij een andere jongen de bijl in de nek heeft gehouden. Ter terechtzitting van 19 augustus 2008 heeft verdachte verklaard dat hij, nadat [medeverdachte] zoiets als “ik hak je kop eraf” schreeuwde, zelf ook iets heeft geroepen.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat verdachte zo nauw en bewust met zijn medeverdachte heeft samengewerkt dat sprake is van medeplegen. Daaraan doet niet af dat hij zelf vermoedelijk geen fysieke geweldshandelingen heeft verricht.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 20 april 2008 te Wijchen, op de openbare weg (Meerdreef/Meester van Coothlaan), ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld en een telefoon, toebehorende aan die [slachtoffer 1], met voormeld oogmerk die [slachtoffer 1] met de fiets tot stoppen heeft gedwongen, en (vervolgens) die [slachtoffer 1] op korte afstand van diens lichaam een bijl heeft getoond en (daarbij) heeft gezegd: "geef me je geld" en "geef me je telefoon", althans woorden van dergelijke aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 20 april 2008 te Wijchen, op of aan de openbare weg (Meester van Coothlaan), ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en een mobiele telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 2], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken tezamen en in vereniging met verdachtes mededader(s), om die [slachtoffer 2] heen is gaan staan en (vervolgens) een bijl tegen de nek, van die [slachtoffer 2] heeft gehouden en (daarbij) de woorden "geld, mobiel" heeft gebruikt en (daarbij) in de broekzak van die [slachtoffer 2] heeft gevoeld, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 20 april 2008 te Wijchen opzettelijk en wederrechtelijk (een stuk van) een bloempot tegen een ruit van een woning, gelegen aan de [adres], toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of Talis, heeft gegooid en aldus dat goed (bloempot en ruit) heeft vernield;
4.
hij op 20 april 2008 te Wijchen opzettelijk en wederrechtelijk met een bijl tegen een ruit van een woning, gelegen aan de [adres], toebehorende aan [slachtoffer 4], heeft geslagen en aldus dat goed (ruit) heeft vernield;
5.
hij op 20 april 2008 te Wijchen opzettelijk en wederrechtelijk met een bijl tegen ruiten van een personenauto (Honda Civic), toebehorende aan [slachtoffer 5], heeft geslagen en aldus dat goed heeft vernield;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 2:
Poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 3, 4 en 5, telkens:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten met name ook niet uit de hierna te noemen deskundigenrapportage.
Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- de justitiële documentatie d.d. 28 juli 2008, betreffende verdachte;
- voorlichtingsrapporten van de Raad voor de Kinderbescherming, d.d. 07 mei 2008 en 14 mei 2008, betreffende verdachte;
- een rapport van drs. J.H.A.M. Kobussen, klinisch psycholoog-psychotherapeut, gedateerd 18 juli 2008;
- een brief van dr. G.C.G.M. Broekman, kinder- en jeugdpsychiater, gedateerd 05 juni 2008;
- een briefrapport van het Leger des Heils, d.d. 14 augustus 2008, betreffende verdachte;
- een briefrapport van de Raad voor de Kinderbescherming, d.d. 15 augustus 2008, betreffende verdachte;
- een brief van het Leger des Heils, d.d. 18 augustus 2008, betreffende verdachte, inclusief bijlage.
De rechtbank overweegt verder nog als volgt.
Verdachte is samen met anderen midden in de nacht, onder invloed van alcohol en gewapend met een bijl, op pad gegaan. Verdachte heeft onderweg onder meer een ruit van een woning vernield, door daar een bloempot doorheen te gooien, een ruit van een andere woning vernield door er met de bijl tegen aan te slaan en twee ruiten van een personenauto vernield met behulp van de bijl. Vervolgens hebben ze getracht twee jongens hun geld en mobiele telefoon afhandig te maken door hen te bedreigen met de bijl. Ze hebben de bijl op korte afstand van de slachtoffers gehouden en bij een van hen zelfs in de nek gelegd. Laatstgenoemd slachtoffer heeft daarbij een verwonding in zijn nek opgelopen.
Dit is voor de slachtoffers zeer beangstigend geweest hetgeen ook blijkt uit hun aangiftes en de schriftelijke slachtofferverklaring van aangever [slachtoffer 1].
Het is algemeen bekend dat slachtoffers van afpersingen nog lange tijd psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Verdachte heeft zich op geen enkele manier bekommerd om de slachtoffers.
Uit de aangehaalde justitiële documentatie blijkt voorts dat verdachte reeds eerder ter zake van diefstal is veroor¬deeld.
Over verdachte is een monodisciplinair rapport opgemaakt door drs. J.H.A.M. Kobussen, klinisch psycholoog-psychotherapeut, gedateerd 18 juli 2008, waarin hij concludeert dat bij verdachte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde feit sprake was van een ernstige gedragsstoornis dan wel gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, zodat verdachte alstoen wel inzicht had in de wederrechtelijkheid van de begane feiten, maar hij zijn wil enigszins verminderd conform een dergelijk besef kon bepalen, zodat hij als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden aangemerkt.
De rechtbank verenigt zich met die conclusie en maakt die tot de hare.
De psycholoog concludeert met betrekking tot de kans op recidive als volgt.
“De kans op recidive voor alle tenlastegelegde feiten wordt groot geschat indien behandeling uitblijft. Ondanks verschillende vormen van hulpverlening, vertoonde [verdachte], hoewel pas weer na lange tijd, toch delinquent gedrag. Factoren die van invloed zijn op de kans op recidive indien het tenlastegelegde bewezen wordt verklaard, zijn het pedagogisch zwakke thuisklimaat, faseproblematiek in de vorm van puberteit, het moeilijk om weten te gaan met spanningen, de beïnvloedbaarheid en enige impulsiviteit. Beschermende factoren zijn de betrokkenheid van ouders, het probleembesef en zelfinzicht en het feit dat [verdachte] gemotiveerd is voor hulpverlening. Wel moet er rekening mee gehouden worden dat [verdachte] vaak een periode laat zien dat het heel goed gaat, maar dat hij dan toch weer terugvalt.”
De psycholoog adviseert met betrekking tot de op te leggen straf als volgt.
“Gezien de ernst van de problemen op verschillende leefgebieden, is ondergetekende van mening dat, om de kans op recidive te beperken, intensieve begeleiding en behandeling van [verdachte] en zijn moeder en stiefvader geïndiceerd is. Van belang is dat [verdachte] behandeld wordt voor zijn gedragsstoornis, waarbij er eveneens aandacht moet zijn voor de omgang met spanningen, zijn beïnvloedbaarheid, het `nee' kunnen zeggen en de afhankelijkheid van anderen en dat er daarnaast ondersteuning komt in de gezinssituatie. Omdat meerdere pogingen om het gedrag van [verdachte] te veranderen niet zijn gelukt en omdat ouders te weinig draagkracht hebben, is het van belang dat hij behandeld zal worden in een klinische instelling. Geadviseerd wordt [verdachte] te behandelen in een residentiële setting. Hierbij wordt in eerste instantie gedacht aan een gesloten plaatsing. Bij dit advies speelt ook de kans en de ervaring dat [verdachte] terugvalt in zijn oude gedrag, een rol. Voor de plaatsing wordt gedacht aan een instelling als Rentray. Er is in het civiel rechtelijk kader reeds een machtiging uit huis plaatsing in gesloten jeugdzorg aangevraagd. Het wordt aangeraden het gezin intensief te betrekken bij de behandeling. Ouders zouden baat hebben bij het versterken van hun pedagogische capaciteiten. Het wordt noodzakelijk geacht dat de gesloten plaatsing direct aansluit bij de huidige plaatsing in de Justitiële Jeugdinrichting De Hunnerberg in Nijmegen. Vanuit de gesloten plaatsing kan toegewerkt worden naar een besloten en een open plaatsing, van waaruit uiteindelijk een begeleid kamer wonen traject opgezet zou kunnen worden.
Aangezien moeder heeft aangegeven [verdachte] voorlopig niet in huis te kunnen nemen, schaart ondergetekende zich achter het advies dat op civielrechtelijke basis is gegeven om betrokkene uit huis te plaatsen in gesloten jeugdzorg. Hier kan betrokkene behandeld worden voor zijn gedragsstoornis en kan moeder betrokken worden bij de behandeling. Begeleiding door de jeugdreclassering wordt geadviseerd om de kans op recidive verder te verkleinen. Geadviseerd wordt de begeleiding door de jeugdreclassering op te leggen in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf. Als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel wordt verplichte jeugdreclassering voor de duur van twee jaar geadviseerd, indien het tenlastegelegde bewezen wordt verklaard.”
De gedragsdeskundige van het Leger des Heils adviseert in haar briefrapport van 14 augustus 2008 een Pij-maatregel voor de duur van 2 jaar op te leggen.
De Raad voor de Kinderbescherming adviseert in haar briefrapport d.d. 15 augustus 2008 eveneens aan verdachte een Pij-maatregel op te leggen. De Raad voor de Kinderbescherming komt tot dit advies doordat zij een langdurige behandeling noodzakelijk acht. De kans op recidive wordt als groot ingeschat indien behandeling uitblijft. De Raad voor de Kinderbescherming is van mening dat, gezien de onduidelijkheden met betrekking tot de Wet op de Gesloten Jeugdzorg, de noodzakelijke behandeling, op dit moment, alleen middels een Pij-maatregel kan worden afgedwongen.
Ter terechtzitting heeft de heer I. Went van de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerd geen Pij-maatregel op te leggen, mits verdachte civielrechtelijk geplaatst wordt in gesloten jeugdzorg en dit door blijft lopen nadat verdachte de leeftijd van 18 jaren heeft bereikt.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de adviezen, behandeling van verdachte noodzakelijk is. Nu er een machtiging uithuisplaatsing voor gesloten jeugdzorg is afgegeven, en behandeling in een civielrechtelijk kader kan plaatsvinden, ziet de rechtbank geen aanleiding een Pij-maatregel op te leggen, maar zal zij een jeugddetentie en een voorwaardelijke straf opleggen.
De rechtbank is van oordeel dat voor de afdoening van de onderhavige zaak onder meer een jeugddetentie voor de duur van 240 dagen, waarvan 140 dagen voorwaardelijk, in aanmerking komt. De voorwaardelijke straf die zal worden opgelegd, dient als waarschuwing voor verdachte om zich voortaan van het plegen van delicten te onthouden. De rechtbank ziet, gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden, aanleiding aan de voorwaardelijke jeugddetentie de bijzondere voorwaarde te verbinden dat verdachte zich zal dienen te houden aan de aanwijzingen van de gezinsvoogd.
Gelet op de duur van de op te leggen onvoorwaardelijke jeugddetentie zal de rechtbank de voorlopige hechtenis opheffen met ingang van de dag waarop deze straf gelijk is aan de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De rechtbank acht voldoende bewezen dat [slachtoffer 1] door hetgeen hem is aangedaan immateriële schade heeft geleden en dat zij uit dien hoofde terecht aanspraak maakt op vergoeding van die schade. De rechtbank zal de civiele vordering van [slachtoffer 1] tot een bedrag van € 600,-, aan immateriële schade toewijzen.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering bestaande uit een vergoeding van de reiskosten en de reparatiekosten van de fiets, omdat niet is gebleken dat dit deel van de vordering rechtstreeks verband houdt met het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit en daarmee niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in het strafgeding.
Het toegewezen bedrag zal vermeerderd worden met de wettelijke rente met ingang van 20 april 2008.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voorzover het gevorderde door zijn mededaders is of wordt voldaan.
Voor het toewijsbare deel van de vordering geldt tevens dat de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en dus verdachte de verplichting zal opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebedrag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij.
De rechtbank acht de vordering van [slachtoffer 2] - nu het tenlastegelegde bewezen is verklaard en de vordering voldoende is onderbouwd - toewijsbaar. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
Het toegewezen bedrag zal vermeerderd worden met de wettelijke rente met ingang van 20 april 2008.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voorzover het gevorderde door zijn mededaders is of wordt voldaan.
Voor het toewijsbare deel van de vordering geldt tevens dat de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en dus verdachte de verplichting zal opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebedrag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij.
De vordering van [slachtoffer 5] is niet betwist door verdachte en komt de rechtbank gegrond voor. De rechtbank zal de vordering dan ook in haar geheel toewijzen.
Het toegewezen bedrag zal vermeerderd worden met de wettelijke rente met ingang van 20 april 2008.
Voor het toewijsbare deel van de vordering geldt tevens dat de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en dus verdachte de verplichting zal opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebedrag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 27, 36f, 45, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 310, 312, 317, 350 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een jeugddetentie voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) dagen.
Bepaalt dat van deze jeugddetentie 100 (honderd) dagen niet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De kinderrechter stelt een proeftijd vast van 2 (twee) jaar. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dan wel niet is nagekomen de volgende bijzondere voorwaarde:
- Veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens de gezinsvoogd zullen worden gegeven, voor zover en voor zolang dat nodig wordt geacht.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van veroordeelde voornoemd.
Ten aanzien van feit 1
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover de medeverdachte betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer 1] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [slachtoffer 1], wonende te [adres], [woonplaats], te betalen € 600,- (zegge zeshonderd Euro), te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 20 april 2008.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk nu de vordering voor dat gedeelte niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Verstaat dat de vordering voor wat dit betreft kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Maatregel van schadevergoeding ad € 600,-, subsidiair 12 dagen jeugddetentie.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], wonende te [adres], [woonplaats], te betalen € 600,- (zegge zeshonderd Euro), bij gebreke van volledi¬ge betaling en volledig verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 12 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], het daarmee corresponderende gedeelte van de civielrechtelijke verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeelde aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Ten aanzien van feit 2:
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover de medeverdachte betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer 2] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [slachtoffer 2], wonende te [adres], [woonplaats], te betalen € 600,- (zegge zeshonderd Euro), te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 20 april 2008.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 600,-, subsidiair 12 dagen jeugddetentie.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], wonende te [adres], [woonplaats], te betalen € 600,- (zegge zeshonderd Euro), bij gebreke van volledi¬ge betaling en volledig verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 12 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], het daarmee corresponderende gedeelte van de civielrechtelijke verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeelde aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Ten aanzien van feit 5:
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 5], wonende te [adres], [woonplaats], te betalen € 68,- (zegge achtenzestig Euro), te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 20 april 2008.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 68,-, subsidiair 1 dag jeugddetentie.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5], wonende te [adres], [woonplaats], te betalen € 68,- (zegge achtenzestig Euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5], het daarmee corresponderende gedeelte van de civielrechtelijke verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeelde aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. P. Oskam, vice-president tevens kinderrechter, als voorzitter,
mr. W.J. Vierveijzer, kinderrechter,
mr. K. Tielemans, rechter-plaatsvervanger,
in tegenwoordigheid van mr. B.C.C. van den Bosch, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 september 2008.
Zijnde mr. K. Tielemans buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen