ECLI:NL:RBARN:2008:BF8570

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
18 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/603080-06
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor mislukte invoer van cocaïne met verwerping van uitvoeringshandelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 18 september 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de mislukte invoer van cocaïne in Nederland. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 36 maanden op, nadat de verdachte was beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van ongeveer 360 kilogram cocaïne. De tenlastelegging omvatte zowel de poging tot invoer als de voorbereidingshandelingen die de verdachte had verricht in samenwerking met anderen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn verweer dat er geen sprake was van voorbereidingshandelingen, wel degelijk een faciliterende rol had gespeeld in de organisatie van het transport van de cocaïne. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van getuigen en de feiten die tijdens het onderzoek naar voren waren gekomen. De verdachte had eerder al een veroordeling voor een soortgelijk feit, wat meegewogen werd in de strafmaat. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de eendaadse samenloop van het medeplegen van poging tot invoer van cocaïne en het voorbereiden van de invoer van deze drugs. De rechtbank achtte de opgelegde straf passend, gezien de ernst van het feit en de rol van de verdachte in het geheel.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM, ZITTING HOUDEND TE ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
PROMIS II
Parketnummer : 10/603080-06
Datum zitting : 04 september 2008.
Datum uitspraak : 18 september 2008.
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [geboorteplaats].
Raadsman mr. D. van den Elzen, advocaat te Rotterdam.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 7 oktober 2006 te Rotterdam, althans op een of meer plaatsen in Nederland en/of te Antwerpen, althans op een of meer plaatsen in België, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een hoeveelheid van ongeveer 360 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I;
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 7 oktober 2006 te Rotterdam, althans op een of meer plaatsen in Nederland en/of te Antwerpen, althans op een of meer plaatsen in België, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen een hoeveelheid van ongeveer 360 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- te Rotterdam en/of te Antwerpen ontmoetingen heeft gehad en/of contact heeft onderhouden en/of afspraken heeft gemaakt met en/of –in verband met het cocaïnetransport- geldbedragen in ontvangst heeft genomen van de (mede) organisator(en) van het cocaïnetransport en/of
- de container waarin de cocaïne verborgen was en/of de legale lading van die container heeft gekocht in de Dominicaanse Republiek, althans in een Zuid-Amerikaans land en/of
- informatie en/of instructies heeft gegeven aan en/of zich heeft laten informeren door een medewerker van MAC Trading BVBA te Antwerpen over de aankoop en/of de verkoop en/of het transport naar Nederland van de container waarin de cocaïne verborgen was en/of
- de container waarin de cocaïne verborgen was, althans zou zijn, althans is geweest en/of de legale lading van de container heeft verkocht aan Perzisch NL B.V. te Rotterdam en/of
- contact heeft onderhouden en/of (een) ontmoeting(en) heeft gehad met en/of instructies heeft gegeven aan de chauffeur van de vrachtwagencombinatie die de container waarin de cocaïne verborgen was, althans zou zijn, althans is geweest naar Nederland heeft vervoerd en/of die chauffeur heeft geloodst naar de locatie van die container in de Antwerpse haven en/of
- contact heeft onderhouden met en/of informatie heeft gegeven aan de (mede) organisator(en) van het cocaïnetransport over het vertrek uit de Antwerpse haven van de container waarin de cocaïne verborgen zou zijn, althans is geweest en/of over het verloop van het transport van die container van Antwerpen naar Nederland,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid.
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 7 oktober 2006 te Rotterdam, althans op een of meer plaatsen in Nederland en/of te Antwerpen, althans op een of meer plaatsen in België, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van 360 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, hebbende verdachte en/of een of meer van verdachtes mededader(s)
- te Rotterdam en/of te Antwerpen ontmoetingen heeft gehad en/of contact heeft onderhouden en/of afspraken heeft gemaakt met en/of –in verband met het cocaïnetransport- geldbedragen in ontvangst heeft genomen van de (mede) organisator(en) van het cocaïnetransport en/of
- de container waarin de cocaïne verborgen was en/of de legale lading van die container heeft gekocht in de Dominicaanse Republiek, althans in een Zuid-Amerikaans land en/of
- informatie en/of instructies heeft gegeven aan en/of zich heeft laten informeren door een medewerker van MAC Trading BVBA te Antwerpen over de aankoop en/of de verkoop en/of het transport naar Nederland van de container waarin de cocaïne verborgen was en/of
- de container waarin de cocaïne verborgen was, althans zou zijn, althans is geweest en/of de legale lading van de container heeft verkocht aan Perzisch NL B.V. te Rotterdam en/of
- contact heeft onderhouden en/of (een) ontmoeting(en) heeft gehad met en/of instructies heeft gegeven aan de chauffeur van de vrachtwagencombinatie die de container waarin de cocaïne verborgen was, althans zou zijn, althans is geweest naar Nederland heeft vervoerd en/of die chauffeur heeft geloodst naar de locatie van die container in de Antwerpse haven en/of
- contact heeft onderhouden met en/of informatie heeft gegeven aan de (mede) organisator(en) van het cocaïnetransport over het vertrek uit de Antwerpse haven van de container waarin de cocaïne verborgen zou zijn, althans is geweest en/of over het verloop van het transport van die container van Antwerpen naar Nederland,
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 04 september 2008 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte bijgestaan door mr. D.H. van den Elzen, advocaat te Rotterdam.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde onder 1 primair wordt vrijgesproken en ter zake van het tenlastegelegde onder 1 subsidiair en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De bewijsmiddelen
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
19 september 2006
Op 19 september 2006 werd er een controle uitgevoerd in de haven te Caulcedo (Dominicaanse Republiek) op twee containers. Bij die controle werd ongeveer 2.500 kilo cocaïne aangetroffen. De containers waren bestemd voor “Chelsea’s Gym”, [adres], Antwerpen, België De zaakvoerder was medeverdachte [verdachte].
Op hetzelfde adres waren meerdere firma’s gevestigd, waaronder MAC-Trading. De zaakvoerder van deze zaak betrof eveneens medeverdachte [verdachte]. Voornoemde gegevens werden doorgegeven aan de Douane opsporingen te Antwerpen. Van deze dienst werd vernomen dat er op 26 september 2006 een container met nummer TTNU936958-0 was aangekomen in de haven van Antwerpen bestemd voor de firma MAC-Trading.
27 september 2006
In de container met het nummer TTNU936958-0 werden op 27 september 2006, 64 pakken met cocaïne aangetroffen Volgens de weging bedroeg de hoeveelheid cocaïne 360 kilogram. De monsters van de in de container met nummer TTNU936958-0 aangetroffen substantie, waarvan het vermoeden bestond dat het cocaïne betreft, zijn door de door de Belgische onderzoeksrechter B. de Hous aangestelde deskundige dr. Apr. Jan Cordonnier getest. Tijdens het onderzoek is vastgesteld dat de aangetroffen monsters cocaïne bevatten. Voornoemde cocaïne werd aangetroffen in een dubbele wand van de container.
Naar aanleiding van deze vondst stelde de Belgische autoriteiten zichzelf ten doel de bij dit strafbare feit betrokken verdachten te achterhalen. Daartoe werd de cocaïne uit de container gehaald en detectieapparatuur in de container geplaatst.
Op grond van een rechtshulpverzoek van België aan Nederland werd door de Nationale Recherche de observatie op Nederlands grondgebied overgenomen van de Belgische autoriteiten.
5 oktober 2006
Op 5 oktober 2006, om 15.35 uur, kreeg het Nederlandse observatieteam van het Belgische observatieteam te horen dat de vrachtwagen met container in de nabijheid van de Nederlandse grens rijdt. De vrachtwagen, met kenteken [nummer], werd begeleid door een BMW met het Nederlandse kenteken [nummer] met daarin 2 inzittenden. Het kenteken van voornoemde BMW is afgegeven aan [medeverdachte 2] .
Op 5 oktober 2006, om 16.00 uur, werd de observatie van het Belgische observatieteam overgenomen.
Tijdens de gehele observatie, van 5 oktober 2006 tot en met 7 oktober 2006, is de groene BMW met kenteken [nummer] regelmatig in beeld geweest en verbleef deze telkens langere tijd in de omgeving van de vrachtwagen.
Op 5 oktober 2006, om 16.35 uur, werd gezien dat de vrachtwagen de snelweg A15 verliet en een industrieterrein opreed, gelegen tussen de Willem Barentzweg en de Abel Tasmanweg te Rotterdam. De vrachtwagencombinatie en de BMW werden geparkeerd op een parkeerterrein.
Diezelfde dag, om 17.56 uur, reden de vrachtwagen en BMW vanaf de parkeerplaats richting de snelweg A15. Om 19.19 uur, die dag, werd geconstateerd dat de vrachtwagencombinatie aan de Langeweg te Zuidland een loods inreed. De BMW reed in de buurt rond.
Om 19.20 uur, die dag, vertrok het trekkende voertuig. De container bleef in de loods staan.
Om 19.22 uur, die dag, maakte de bestuurder van de BMW contact met de bestuurder van een grijze auto (dit betreft een grijze Opel Vectra met kenteken [nummer] op naam van [betrokkene 1] ). Om 19.27 uur, die dag, werd een witte Mercedes bestelbus, type Sprinter gezien met kenteken [nummer] (deze bestelbus staat op naam van [betrokkene 2] ).
Om 20.10 uur, die dag, ging de vrachtwagencombinatie weer rijden, gevolgd door de BMW met kenteken [nummer] en de Mercedes Sprinter met kenteken [nummer].
Om 20.15 uur, die dag, werd geconstateerd dat achter de vrachtwagen ook een VW polo, met kenteken [nummer] en een Mitsubishi Galant, grijs van kleur met kenteken [nummer] meereden: de kentekens stonden op naam van [betrokkene 3] en [betrokkene 4] .
Om 20.57 uur, die dag, werd gezien dat de vrachtwagen, de BMW, VW Polo, Mercedes Sprinter en Mitsubishi achter elkaar de A15 opreden, vervolgens de afslag namen naar de A16 richting Hendrik Ido Ambacht. Aan de A16 werd geparkeerd bij de McDonalds. De verbalisanten hebben daarbij medeverdachten [medeverdachte 6] en [medeverdachte 2] herkend,
De videobeelden van de MacDonalds te Spijkenisse zijn onderzocht. Daaruit blijkt dat de volgende personen op 6 oktober 2006 tussen 15.54 uur en 16.33 uur het filiaal door de hoofdingang betreden dan wel verlaten: [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4], [medeverdachte 5], [medeverdachte 6].
Om 21.45, die dag, uur reed de vrachtwagencombinatie richting Zwijndrecht.
Om 21.50 uur, die dag, verliet de vrachtwagen de A16 en reed vervolgens weer de A16 op in de richting van Hendrik Ido Ambacht. Vervolgens werd de tocht voortgezet op de A15 in de richting van Pernis. Bij en rondom de vrachtwagen reden, de gehele tijd, de groene BMW en de Mercedes Sprinter.
Vervolgens reed de vrachtwagencombinatie die avond richting Heijplaat alwaar op de Bunschoterweg werd gestopt.
Om 22.15 uur, die dag, werd gezien dat de BMW bij de vrachtwagencombinatie staat. De oplegger werd met de achterkant strak tegen een andere container wordt aangezet en afgekoppeld.
Om 22.47 uur, die dag, nadat de trekker was vertrokken, werd gezien dat de BMW in de omgeving van de container rondreed.
Tussen 5 oktober 2006, 22.47 uur, en 6 oktober 2006, 07.22 uur, kwam de Mercedes Sprinter bijna ieder uur in beeld bij de observerende verbalisanten.
6 oktober 2006
Op 6 oktober 2006, 08.00 uur, werd een Mitsubishi met kenteken [nummer] in de directe omgeving van de Bunschoterweg gesignaleerd. Voornoemde Mitsubishi met kenteken [nummer] stond op naam van [medeverdachte 6], wonende [adres], [woonplaats]. Tussen 10.09 uur en 12.42 uur, die dag, werd de Mercedes Sprinter met het kenteken [nummer] regelmatig gesignaleerd in de buurt van de Bunschoterweg alwaar de container staat. Vanaf 11.49 uur, die dag, werd de BMW met kenteken [nummer] wederom gesignaleerd en vanaf 13.56 uur ook de Opel Vectra met kenteken [nummer].
Om 13.57 uur, die dag, reed de oplegger met container in de richting van de Waalhavenweg te Rotterdam, gevolgd door de Mercedes Sprinter. Om 14.25 uur stond de vrachtwagencombinatie geparkeerd voor een loods op een industrieterrein aan de Raadsherenhoek te Zuidland. Daar stond ook de Mercedes Sprinter met twee personen.
Om 15.04 uur werd een Audi, type A4 met kenteken [nummer] gesignaleerd. Deze Audi A4 stond op naam van [betrokkene 5]. Om 15.29 uur reed de vrachtwagencombinatie weg in de richting van de Haasdijk te Zuidland. De Mercedes Sprinter reed eveneens in dezelfde richting.
Om 15.55 uur werd de vrachtwagencombinatie geparkeerd aan de Mosterweg te Spijkenisse. Tegenover het parkeerterrein waar de vrachtwagencombinatie geparkeerd stond, werd de Audi A4 ook gezien door de verbalisanten. De videobeelden van de MacDonalds te Spijkenisse zijn onderzocht door de verbalisanten. Daaruit bleek dat medeverdachten [medeverdachte 3], [medeverdachte 4], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] in de McDonalds aanwezig waren.
Om 16.46 uur, die dag, vertrok de vrachtwagencombinatie om vervolgens op 17.34 uur, die dag, te parkeren op het parkeerterrein Ruyven aan de rijksweg A13.
Om 18.27, die dag, uur kwamen de vrachtwagencombinatie en Mercedes Sprinter aan op het bedrijfsterrein van [betrokkene 6] aan de [adres] te Den Hoorn. Ook de BMW voegde zich daarbij. Om 19.24 uur, die dag, verliet de truck het terrein.
Tussen 6 oktober 2006, 21.40 uur, en 7 oktober 2006, 00.40 uur, werd gezien dat de Sprinter met het kenteken [nummer] regelmatig in de directe omgeving van de container rondreed. Ook werd een Mitsubishi Galant met kenteken [nummer] in de nabijheid van de container gezien.
7 oktober 2006
Op 7 oktober 2006 te 08.00 uur werd de Audi A4 met kenteken [nummer] gesignaleerd. Om 08.40, die dag, uur werd wederom de BMW met kenteken [nummer] gesignaleerd. Om 11.30 uur, die dag, stond de Mitsubishi met kenteken [nummer] op het bedrijfsterrein van [betrokkene 6].
Naar aanleiding van het voorgaande werd op 7 oktober 2006 tussen 11.35 uur en 11.40 uur, een groot deel van de medeverdachten in deze zaak in de directe omgeving van de container aangehouden.
Het gaat om de volgende personen:
medeverdachte [medeverdachte 9], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]; medeverdachte [medeverdachte 10], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]; medeverdachte [medeverdachte 7], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum];
medeverdachte [medeverdachte 3], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum];
medeverdachte [medeverdachte 4], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], [medeverdachte 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum];
medeverdachte [medeverdachte 5], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]; en
medeverdachte [medeverdachte 6], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum].
Verdachte is diezelfde dag in Antwerpen aangehouden.
Verdachte heeft ten overstaan van de verbalisanten verklaard, en heeft ter zitting deze verklaringen bevestigd, dat hij contante geldbedragen had ontvangen en ontmoetingen heeft gehad in Rotterdam met onder meer medeverdachte [medeverdachte 13]. Verder heeft verdachte verklaard dat hij op 5 oktober 2006 de chauffeur die de container kwam ophalen voor het transport naar Rotterdam aanwijzingen heeft gegeven hoe te rijden heeft alsmede dat hij naar Rotterdam heeft gebeld met de mededeling dat de container er aan kwam .
Het standpunt van verdachte en zijn raadsman
Verdachte heeft verklaard wel bemoeienissen te hebben gehad met de container, maar,geen wetenschap te hebben gehad dat hiermee een drugstransport was gemoeid. Verder verklaart verdachte dat hijzelf de container niet heeft besteld.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat verdachte van het onder 1 primair tenlastegelegde feit dient te worden vrijgesproken nu geen sprake is van een voltooide invoer. Voor wat betreft de bij verdachte aanwezige wetenschap stelt de officier van justitie dat verdachte op 18 december 1997 door het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch veroordeeld voor het, kort gezegd, invoeren van sigaretten . Hieruit blijkt dat verdachte dus al een keer te maken gehad met illegale invoer. Voorts wijst de officier van justitie op zijn eigen verklaringen ten overstaan van de politie waarin hij verklaart dat hem bepaalde zaken vreemd voorkwamen. Daarom acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 subsidiair en 2 is tenlastegelegd.
Beoordeling van de standpunten
De rechtbank overweegt als volgt.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van wat hem onder 1 primair ten laste is gelegd. Voor wat betreft de overige tenlastegelegde feiten overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte is wisselend in zijn verklaringen. In zijn bij de Belgische politie en in eerste instantie bij de Nederlandse politie afgelegde verklaringen verklaart verdachte over de financiering van zijn bedrijf, zijn omgang met de verdachten in deze strafzaak en zijn vermoedens dat er iets niet in de haak was. Verdachte komt later op zijn verklaringen terug, doch ter terechtzitting bevestigt verdachte weer zijn eerdere verklaringen. Voor wat betreft het bezigen van de verklaringen van verdachte als bewijsmiddel, zal de rechtbank verwijzen naar zijn in eerste instantie afgelegde verklaringen.
Niet alleen zijn die verklaringen gedetailleerd en consistent, maar ook worden deze verklaringen op details bevestigd door de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2].
Bovenstaande betekent dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte zich medeschuldig heeft gemaakt aan een poging tot invoer van cocaïne en het uitvoeren van voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen in dat verband. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft verklaard eind 2005 [medeverdachte 13] te hebben ontmoet in Rotterdam Verder heeft verdachte verklaard dat het onder meer [medeverdachte 13] was die de zaken regelde met de container, waaronder de communicatie met de contacten in Zuid-Amerika. Tevens heeft verdachte verklaard dat hij van [medeverdachte 13] de EUR 15.000,- zou krijgen voor de container. Zowel medeverdachte [medeverdachte 13] als zijn neef [betrokkene 10] zijn in Antwerpen geweest op het bedrijf van verdachte, aldus verdachte. Bovendien heeft verdachte verklaard alleen met medeverdachte [medeverdachte 13] te hebben gesproken over de container.
Tenslotte heeft verdachte over de container verklaard dat hij het eigenlijk wel verdacht vond aangezien er steeds gewisseld werd van datum .
Getuige [getuige 1] heeft de verklaringen van verdachte bevestigd en heeft verklaard dat verdachte financiële contacten met medeverdachte [medeverdachte 13]. Deze hielp verdachte financieel met beide bedrijven. Omtrent de container heeft getuige [getuige 1] verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 13] hier de grote man achter was . Voorts heeft de getuige verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 13] veelvuldig op kantoor was en belde naar Spaanstalige landen. Verder heeft getuige [getuige 1] verklaard dat verdachte de huur regelde van het kantoor maar medeverdachte [medeverdachte 13] de kosten betaalde.
Gelet op de verklaringen van verdachte en getuige [getuige 1], de op zijn minst genomen geheimzinnige gang van zaken bij de bestelling en de doorverkoop van de container en zijn eerdere veroordeling inzake smokkel, is de rechtbank van oordeel dat verdachte wel degelijk wetenschap heeft gehad omtrent de inhoud van de container, zijnde harddrugs.
Conclusie
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1 subsidiair:
hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 7 oktober 2006 te Rotterdam, en te Antwerpen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen een hoeveelheid van ongeveer 360 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- te Rotterdam en te Antwerpen ontmoetingen heeft gehad en contact heeft onderhouden en afspraken heeft gemaakt met en –in verband met het cocaïnetransport- geldbedragen in ontvangst heeft genomen van de (mede) organisator(en) van het cocaïnetransport en
- informatie en instructies heeft gegeven aan en zich heeft laten informeren door een medewerker van MAC Trading BVBA te Antwerpen over het transport naar Nederland van de container waarin de cocaïne verborgen was en
- contact heeft onderhouden en een ontmoeting heeft gehad met en instructies heeft gegeven aan de chauffeur van de vrachtwagencombinatie die de container waarin de cocaïne verborgen is geweest naar Nederland heeft vervoerd en die chauffeur heeft geloodst naar de locatie van die container in de Antwerpse haven
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid.
2.
hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 7 oktober 2006 te Rotterdam, en te Antwerpen, tezamen en in vereniging met anderen om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk afleveren, vervoeren en binnen het grondgebied van Nederland brengen van 360 kilogram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en te bevorderen, en om daarbij behulpzaam te zijn en om daartoe gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen, hebbende verdachte en/of een of meer van verdachtes mededader(s)
- te Rotterdam en te Antwerpen ontmoetingen heeft gehad en contact heeft onderhouden en afspraken heeft gemaakt met en –in verband met het cocaïnetransport- geldbedragen in ontvangst heeft genomen van de (mede) organisator(en) van het cocaïnetransport en
- informatie en instructies heeft gegeven aan en zich heeft laten informeren door een medewerker van MAC Trading BVBA te Antwerpen over het transport naar Nederland van de container waarin de cocaïne verborgen was en
- contact heeft onderhouden en een ontmoeting heeft gehad met en instructies heeft gegeven aan de chauffeur van de vrachtwagencombinatie die de container waarin de cocaïne verborgen is geweest naar Nederland heeft vervoerd en die chauffeur heeft geloodst naar de locatie van die container in de Antwerpse haven
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van 1 subsidiair en 2:
De eendaadse samenloop van
Het medeplegen van poging tot het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A gegeven verbod.
en
Het medeplegen van het misdrijf: Om een feit bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden en te bevorderen, daartoe behulpzaam zijn en om daartoe middelen en inlichtingen te verschaffen.
Naar het oordeel van de rechtbank valt het onder 1 en 2 bewezenverklaarde onder twee
strafbepalingen, namelijk die van artikel 2 van de Opiumwet jo artikel 45 van het
Wetboek van Strafrecht en van artikel 10a van de Opiumwet. Gelet op de eendaadse
samenloop zal de rechtbank bij de straftoemeting alleen artikel 2 van de Opiumwet jo artikel
45 van het Wetboek van Strafrecht toepassen, omdat daarbij de zwaarste hoofdstraf is
gesteld.
4b. De strafbaarheid van het feit
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
Zoals hiervoor al is vermeld heeft de officier van justitie geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Beoordeling van het standpunt
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 01 augustus 2008.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Hoewel verdachte niet kan worden gezien als een van de initiatiefnemers van het gehele transport, heeft hij een belangrijke, faciliterende rol gespeeld bij de organisatie van het vervoer van de container van Antwerpen naar Nederland. Hoewel verdachte slechts een ondergeschikte rol heeft gespeeld bij het gehele transport vanuit Zuid-Amerika naar Nederland, kunnen transporten als het onderhavige niet plaatsvinden zonder de essentiële medewerking van mensen als verdachte. Verdachte heeft anderen in staat gesteld de container te bestellen door een tweetal ondernemingen op zijn naam te zetten die als afleveradres fungeerden en door die anderen toegang tot zijn bedrijfspanden te verlenen. Enkel door het optreden van de Belgische douane is er geen sprake van een voltooide invoer van de cocaïne.
De rechtbank hanteert in deze zaak als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden voor een rol zoals verdachte die heeft gespeeld en bij een transport van de onderhavige omvang.
De invoer van cocaïne, in het bijzonder van enorme hoeveelheden zoals bij het onderhavige transport, draagt in hoge mate bij aan de handel in en het gebruik van cocaïne waardoor de volksgezondheid in het algemeen ernstig wordt bedreigd. Voorts wordt hierdoor bevorderd dat gebruikers vermogensdelicten plegen om in hun drugsgebruik te kunnen bekostigen. Deze criminaliteit veroorzaakt veel schade en onrust in de samenleving.
Gelet op de rol van verdachte in het geheel, ziet de rechtbank geen aanleiding af te wijken van het hiervoor genoemde uitgangspunt van de officier van justitie.
De rechtbank is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van de hierna vermelde duur passend en geboden is.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 45, 55, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht alsmede de artikelen 2, 10, 10a en 13 van de Opiumwet.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. E.M. Vermeulen, rechter, als voorzitter,
mr. M. Jurgens, rechter,
mr. J.J.H. van Laethem, rechter,
in tegenwoordigheid van R. van Dijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 september 2008.