ECLI:NL:RBARN:2008:BF8532

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
18 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/603030-07
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor mislukte invoer van cocaïne met een rol in de logistiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 18 september 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de mislukte invoer van cocaïne in Nederland. De verdachte, die niet aanwezig was tijdens de zitting, werd vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. K. Blonk. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vijf jaar geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van drie jaar op. De zaak draaide om de invoer van ongeveer 360 kilogram cocaïne, die op 27 september 2006 in een container werd aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan voorbereidings- en bevorderingshandelingen voor de invoer van deze drugs. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat er geen sprake was van opzet en dat de handelingen als uitvoeringshandelingen moesten worden gekwalificeerd. De rechtbank volgde het standpunt van de officier van justitie en concludeerde dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans had aanvaard dat zich harddrugs in de container bevonden. De rechtbank benadrukte de ernst van de zaak, gezien de grote hoeveelheid cocaïne en de impact op de volksgezondheid. De verdachte werd schuldig bevonden aan het medeplegen van het misdrijf en kreeg een gevangenisstraf van drie jaar opgelegd, met aftrek van de tijd die hij al in voorarrest had doorgebracht.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
PROMIS II
Parketnummer : 10/603030-07
Datum zitting : 11 september 2008
Datum uitspraak : 18 september 2008.
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [woonplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats].
Raadsvrouw mr. K. Blonk, advocaat te Rotterdam.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat: of
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2006 tot en met 7 oktober 2006 te Antwerpen, althans op een of meer plaatsen in België en/of te Rotterdam en/of Hellevoetsluis en/of Zuidland en/of Hendrik Ido Ambacht en/of Heijplaat en/of Spijkenisse en/of Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, althans op een of meer plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 360 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s)
- (telefonisch) contact onderhouden met de zaakvoerder van het bedrijf te Antwerpen, zijnde de verzender naar Nederland van de container waarin de cocaïne verborgen zou zijn, althans is geweest en/of
- ontmoetingen gehad en/of (telefonisch) contact onderhouden met en/of informatie en/of instructies gegeven aan de chauffeur van de vrachtwagencombinatie, die de container vervoerde waarin de cocaïne verborgen zou zijn, althans is geweest en/of
- (een) ontmoeting(en) gehad en/of afspraken gemaakt met en/of instructies gegeven aan de verhuurder van een loods te Zuidland over het aldaar lossen van de container waarin de cocaïne verborgen zou zijn, althans is geweest en/of over het aldaar opslaan van de (dek)lading van die container en/of
- (telefonisch) contact onderhouden met en/of informatie en/of instructies gegeven aan een of meer mededader(s) over de voortgang van het transport en/of het lossen van de container waarin de cocaïne verborgen zou zijn, althans is geweest en/of een geschikte locatie voor het lossen van die container en/of de bewaking van die container en/of de te verrichten contra-observatie en/of
- zich per taxi begeven naar de loods te Den Hoorn, alwaar de geheime bergplaats in de container, waar de cocaïne zich zou bevinden, althans heeft bevonden, door mededaders werd geopend;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 11 september 2008 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte niet verschenen. Als uitdrukkelijk gemachtigde is aanwezig mr. K. Blonk, advocaat te Rotterdam
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar.
De raadsvrouw van verdachte heeft het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
19 september 2006
Op 19 september 2006 werd er een controle uitgevoerd in de haven te Caulcedo (Dominicaanse Republiek) op twee containers. Bij die controle werd ongeveer 2.500 kilo cocaïne aangetroffen. De containers waren bestemd voor “Chelsea’s Gym”, [adres], Antwerpen, België De zaakvoerder was medeverdachte [medeverdachte 1].
Op hetzelfde adres waren meerdere firma’s gevestigd, waaronder MAC-Trading. De zaakvoerder van deze zaak betrof eveneens medeverdachte [medeverdachte 1]. Voornoemde gegevens werden doorgegeven aan de Douane opsporingen te Antwerpen. Van deze dienst werd vernomen dat er op 26 september 2006 een container met nummer TTNU936958-0 was aangekomen in de haven van Antwerpen bestemd voor de firma MAC-Trading.
27 september 2006
In de container met het nummer TTNU936958-0 werden op 27 september 2006, 64 pakken met cocaïne aangetroffen Volgens de weging bedroeg de hoeveelheid cocaïne 360 kilogram. De monsters van de in de container met nummer TTNU936958-0 aangetroffen substantie, waarvan het vermoeden bestond dat het cocaïne betreft, zijn door de door de Belgische onderzoeksrechter B. de Hous aangestelde deskundige dr. Apr. Jan Cordonnier getest. Tijdens het onderzoek is vastgesteld dat de aangetroffen monsters cocaïne bevatten. Voornoemde cocaïne werd aangetroffen in een dubbele wand van de container.
Naar aanleiding van deze vondst stelde de Belgische autoriteiten zichzelf ten doel de bij dit strafbare feit betrokken verdachten te achterhalen. Daartoe werd de cocaïne uit de container gehaald en detectieapparatuur in de container geplaatst.
Op grond van een rechtshulpverzoek van België aan Nederland werd door de Nationale Recherche de observatie op Nederlands grondgebied overgenomen van de Belgische autoriteiten.
5 oktober 2006
Op 5 oktober 2006, om 15.35 uur, kreeg het Nederlandse observatieteam van het Belgische observatieteam te horen dat de vrachtwagen met container in de nabijheid van de Nederlandse grens rijdt.
De vrachtwagen, met kenteken [nummer], werd begeleid door een BMW met het Nederlandse kenteken [nummer] met daarin 2 inzittenden. Het kenteken van voornoemde BMW is afgegeven aan [medeverdachte 2] .
Op 5 oktober 2006, om 16.00 uur, werd de observatie van het Belgische observatieteam overgenomen.
Tijdens de gehele observatie, van 5 oktober 2006 tot en met 7 oktober 2006, is de groene BMW met kenteken [nummer] regelmatig in beeld geweest en verbleef deze telkens langere tijd in de omgeving van de vrachtwagen.
Op 5 oktober 2006, om 16.35 uur, werd gezien dat de vrachtwagen de snelweg A15 verliet en een industrieterrein opreed, gelegen tussen de Willem Barentzweg en de Abel Tasmanweg te Rotterdam. De vrachtwagencombinatie en de BMW werden geparkeerd op een parkeerterrein.
Diezelfde dag, om 17.56 uur, reden de vrachtwagen en BMW vanaf de parkeerplaats richting de snelweg A15. Om 19.19 uur, die dag, werd geconstateerd dat de vrachtwagencombinatie aan de Langeweg te Zuidland een loods inreed. De BMW reed in de buurt rond.
Om 19.20 uur, die dag, vertrok het trekkende voertuig. De container bleef in de loods staan.
Om 19.22 uur, die dag, maakte de bestuurder van de BMW contact met de bestuurder van een grijze auto (dit betreft een grijze Opel Vectra met kenteken [nummer] op naam van [betrokkene 1] ). Om 19.27 uur, die dag, werd een witte Mercedes bestelbus, type Sprinter gezien met kenteken [nummer] (deze bestelbus staat op naam van [betrokkene 2] ).
Om 20.10 uur, die dag, ging de vrachtwagencombinatie weer rijden, gevolgd door de BMW met kenteken [nummer] en de Mercedes Sprinter met kenteken [nummer].
Om 20.15 uur, die dag, werd geconstateerd dat achter de vrachtwagen ook een VW polo, met kenteken [nummer] en een Mitsubishi Galant, grijs van kleur met kenteken [nummer] meereden: de kentekens stonden op naam van [betrokkene 3] en [betrokkene 4] .
Om 20.57 uur, die dag, werd gezien dat de vrachtwagen, de BMW, VW Polo, Mercedes Sprinter en Mitsubishi achter elkaar de A15 opreden, vervolgens de afslag namen naar de A16 richting Hendrik Ido Ambacht. Aan de A16 werd geparkeerd bij de McDonalds. De verbalisanten hebben daarbij verdachte en medeverdachte [medeverdachte 6] herkend,
De videobeelden van de MacDonalds te Spijkenisse zijn onderzocht. Daaruit blijkt dat de volgende personen op 6 oktober 2006 tussen 15.54 uur en 16.33 uur het filiaal door de hoofdingang betreden dan wel verlaten: [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4], [medeverdachte 5], [medeverdachte 6].
Om 21.45, die dag, uur reed de vrachtwagencombinatie richting Zwijndrecht.
Om 21.50 uur, die dag, verliet de vrachtwagen de A16 en reed vervolgens weer de A16 op in de richting van Hendrik Ido Ambacht. Vervolgens werd de tocht voortgezet op de A15 in de richting van Pernis. Bij en rondom de vrachtwagen reden, de gehele tijd, de groene BMW en de Mercedes Sprinter.
Vervolgens reed de vrachtwagencombinatie die avond richting Heijplaat alwaar op de Bunschoterweg werd gestopt.
Om 22.15 uur, die dag, werd gezien dat de BMW bij de vrachtwagencombinatie staat. De oplegger werd met de achterkant strak tegen een andere container wordt aangezet en afgekoppeld.
Om 22.47 uur, die dag, nadat de trekker was vertrokken, werd gezien dat de BMW in de omgeving van de container rondreed.
Tussen 5 oktober 2006, 22.47 uur, en 6 oktober 2006, 07.22 uur, kwam de Mercedes Sprinter bijna ieder uur in beeld bij de observerende verbalisanten.
6 oktober 2006
Op 6 oktober 2006, 08.00 uur, werd een Mitsubishi met kenteken [nummer] in de directe omgeving van de Bunschoterweg gesignaleerd. Voornoemde Mitsubishi met kenteken [nummer] stond op naam van [medeverdachte 6], wonende [adres], [woonplaats]. Tussen 10.09 uur en 12.42 uur, die dag, werd de Mercedes Sprinter met het kenteken [nummer] regelmatig gesignaleerd in de buurt van de Bunschoterweg alwaar de container staat. Vanaf 11.49 uur, die dag, werd de BMW met kenteken [nummer] wederom gesignaleerd en vanaf 13.56 uur ook de Opel Vectra met kenteken [nummer].
Om 13.57 uur, die dag, reed de oplegger met container in de richting van de Waalhavenweg te Rotterdam, gevolgd door de Mercedes Sprinter. Om 14.25 uur stond de vrachtwagencombinatie geparkeerd voor een loods op een industrieterrein aan de Raadsherenhoek te Zuidland. Daar stond ook de Mercedes Sprinter met twee personen.
Om 15.04 uur werd een Audi, type A4 met kenteken [nummer] gesignaleerd. Deze Audi A4 stond op naam van [betrokkene 5]. Om 15.29 uur reed de vrachtwagencombinatie weg in de richting van de Haasdijk te Zuidland. De Mercedes Sprinter reed eveneens in dezelfde richting.
Om 15.55 uur werd de vrachtwagencombinatie geparkeerd aan de Mosterweg te Spijkenisse. Tegenover het parkeerterrein waar de vrachtwagencombinatie geparkeerd stond, werd de Audi A4 ook gezien door de verbalisanten. De videobeelden van de MacDonalds te Spijkenisse zijn onderzocht door de verbalisanten. Daaruit bleek dat medeverdachten [medeverdachte 3], [medeverdachte 4], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] in de McDonalds aanwezig waren.
Om 16.46 uur, die dag, vertrok de vrachtwagencombinatie om vervolgens op 17.34 uur, die dag, te parkeren op het parkeerterrein Ruyven aan de rijksweg A13.
Om 18.27, die dag, uur kwamen de vrachtwagencombinatie en Mercedes Sprinter aan op het bedrijfsterrein van [betrokkene 6] aan de [adres] te Den Hoorn. Ook de BMW voegde zich daarbij. Om 19.24 uur, die dag, verliet de truck het terrein.
Tussen 6 oktober 2006, 21.40 uur, en 7 oktober 2006, 00.40 uur, werd gezien dat de Sprinter met het kenteken [nummer] regelmatig in de directe omgeving van de container rondreed. Ook werd een Mitsubishi Galant met kenteken [nummer] in de nabijheid van de container gezien.
7 oktober 2006
Op 7 oktober 2006 te 08.00 uur werd de Audi A4 met kenteken [nummer] gesignaleerd. Om 08.40, die dag, uur werd wederom de BMW met kenteken [nummer] gesignaleerd. Om 11.30 uur, die dag, stond de Mitsubishi met kenteken [nummer] op het bedrijfsterrein van [betrokkene 6].
Naar aanleiding van het voorgaande werd op 7 oktober 2006 tussen 11.35 uur en 11.40 uur, een groot deel van de medeverdachten in deze zaak in de directe omgeving van de container aangehouden.
Het gaat om de volgende personen:
medeverdachte [medeverdachte 9], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]; medeverdachte [medeverdachte 10], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]; medeverdachte [medeverdachte 7], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum];
medeverdachte [medeverdachte 8], geboren te [woonplaats] op [geboortedatum];
medeverdachte [medeverdachte 4], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum];
medeverdachte [medeverdachte 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum];
medeverdachte [medeverdachte 5], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]; en
medeverdachte [medeverdachte 6], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum].
Verdachte is niet voor deze zaak aangehouden, aangezien hij reeds in het kader van een ander strafrechtelijk onderzoek gedetineerd zat.
Verdachte heeft telefonisch contact onderhouden met de zaakvoerder van het bedrijf te Antwerpen, [medeverdachte 1] op 5 oktober 2006 te 14.22 uur en op 5 oktober 2006 te 14.26 uur, zijnde de verzender naar Nederland van de container waarin de cocaïne verboren is geweest . Ook heeft verdachte ontmoetingen gehad en (telefonisch) contact onderhouden met en informatie en instructies gegeven aan de chauffeur van de vrachtwagencombinatie die de container vervoerde door op 3 oktober 2006 de chauffeur ([betrokkene 7]) te ontmoeten in het Distripark te Rotterdam en 27 maal telefonisch in contact te hebben gehad met deze chauffeur .
Verdachte heeft ontmoetingen gehad en afspraken gemaakt met en instructies gegeven aan de verhuurder van een loods te Zuidland over het aldaar lossen van de container en over het aldaar opslaan van de deklading van die container , (telefonisch) contact onderhouden met en informatie en instructies gegeven aan een of meer mededaders, [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] (5 oktober 2006 te 16.56 uur sms-bericht tussen [medeverdachte 5] en verdachte, 5 oktober 2006 te 20.26 uur een sms-bericht tussen [medeverdachte 5] en verdachte, 6 oktober 2006 te 00.51 uur een sms-bericht tussen [medeverdachte 5] en verdachte, 6 oktober 2006 te 10.30 uur een sms-bericht tussen [medeverdachte 5] en verdachte, 6 oktober 2006 te 12.17 uur een sms-bericht tussen [medeverdachte 4] en verdachte, 6 oktober 2006 te 12.58 uur een sms-bericht tussen [medeverdachte 4] en verdachte), over de voortgang van het transport en het lossen van de container en een geschikte locatie voor het lossen van die container en de bewaking van die container en zich per taxi heeft begeven naar de loods te Den Hoorn waar de politie heeft ingegrepen op het moment dat de container werd geopend .
Het standpunt van verdachte
De raadsvrouwe van verdachte heeft betoogd dat er is geen sprake is van opzet in de zin van wetenschap op de aanwezigheid van harddrugs. Voorts is er geen sprake van voorbereidingshandelingen en/of bevorderingshandelingen nu de door verdachte verrichte handelingen allen als uitvoeringshandelingen aangemerkt dienen te worden. Daarom zal verdachte moeten worden vrijgesproken (of worden ontslagen van alle rechtsvervolging) van het hem tenlastegelegde.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat, gelet op de geheimzinnige manier van zaken doen, de merkwaardige wijze waarop is omgegaan met het containertransport (het continu begeleiden van de container die, aldus verdachte, slechts tuinmeubelen en keramiek zou bevatten; de contacten met medeverdachten rondom die container; het uitladen van een container in een besloten ruimte, zonder dat buitenstaanders dus enig zicht zouden hebben op hetgeen uitgeladen zou worden; de contacten met de eigenaar van de loods in Zuidland; alsmede de paniek die ontstond toen bleek dat de loods in Zuidland te klein was), en het feit dat verdachte met een taxi naar Den Hoorn is gekomen en vluchtte op het moment dat hij zag dat er politie was, verdachte opzet had op het plegen van het feit. De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
Beoordeling van de standpunten
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank volgt het standpunt van de officier van justite in zijn geheel. Door zich bewust in te laten met een dergelijke wijze van vervoer van een containertransport heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zich harddrugs in de container (zouden) bevinden.
Dit klemt temeer nu verdachte tijdens zijn verhoren een beroep heeft gedaan op zijn zwijgrecht en verdachte juist daar waar punten om een uitleg vragen, hij er het zwijgen toe heeft gedaan. De rechtbank weegt dit indirect mee in haar oordeel.
Het verweer wordt derhalve verworpen.
Door de raadsvrouwe is verder bepleit dat in de onderhavige zaak geen sprake is van voorbereidingshandelingen of bevorderingshandelingen. Datgene wat verdachte verweten kan worden zijn uitvoeringshandelingen en/of voltooiingshandelingen. Het verweer van de raadsvrouwe wordt door de rechtbank opgevat als een “dakdekkerverweer” nu het gaat om de uitleg van het begrip voorbereidingshandelingen en/of bevorderingshandelingen en het tenlastegelegde feit niet kan worden bewezenverklaard als de rechtbank het verweer van de verdediging zou volgen.
Dit verweer slaagt echter niet. In artikel 10a van de Opiumwet is de strafbaarheid ook aanwezig als het misdrijf, omschreven in artikel 10, derde lid of vierde lid, van de Opiumwet of de strafbare poging daartoe wel heeft plaatsgevonden. Weliswaar zal, indien het misdrijf is voltooid, of althans het pogingstadium wordt bereikt, aan een vervolging ter zake van voorbereidings- of bevorderingshandelingen niet altijd in die mate behoefte bestaan als in het geval dat die laatst bedoelde handelingen niet het beoogde resultaat hebben gehad, maar, mede in verband met eventuele bewijsmoeilijkheden, achtte de wetgever het wenselijk dat een mogelijke strafvervolging ter zake van de gepleegde voorbereidings- of bevorderingshandelingen niet bij voorbaat is uitgesloten. Hieruit volgt dat verdachte door het begeleiden en bewaken van het transport en het contact onderhouden met de chauffeur, samen met anderen voorbereidings- en bevorderingshandelingen heeft verricht voor het binnen het grondgebied brengen, vervoeren en afleveren van cocaïne.
Conclusie
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode van 1 september 2006 tot en met 7 oktober 2006 te Antwerpen, en te Rotterdam en Hellevoetsluis en Zuidland en Hendrik Ido Ambacht en Heijplaat en Spijkenisse en Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, tezamen en in vereniging met anderen om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk afleveren, vervoeren en binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 360 kilogram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en te bevorderen, en om daarbij behulpzaam te zijn en om daartoe middelen en inlichtingen te verschaffen, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s)
- (telefonisch) contact onderhouden met de zaakvoerder van het bedrijf te Antwerpen, zijnde de verzender naar Nederland van de container waarin de cocaïne verborgen is geweest en
- ontmoetingen gehad en (telefonisch) contact onderhouden met en informatie en instructies gegeven aan de chauffeur van de vrachtwagencombinatie, die de container vervoerde waarin de cocaïne verborgen is geweest en
- ontmoetingen gehad en afspraken gemaakt met en instructies gegeven aan de verhuurder van een loods te Zuidland over het aldaar lossen van de container waarin de cocaïne verborgen is geweest en over het aldaar opslaan van de deklading van die container en
- (telefonisch) contact onderhouden met en informatie en instructies gegeven aan een of meer mededaders over de voortgang van het transport en het lossen van de container waarin de cocaïne verborgen is geweest en een geschikte locatie voor het lossen van die container en de bewaking van die container en
- zich per taxi begeven naar de loods te Den Hoorn, alwaar de container, waar de cocaïne zich heeft bevonden, door mededaders werd geopend;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Het medeplegen van het misdrijf: Om een feit bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden en te bevorderen, daartoe behulpzaam zijn en om daartoe zich of een ander middelen en inlichtingen te verschaffen.
4b. De strafbaarheid van het feit
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
Zoals hiervoor al is vermeld heeft de officier van justitie geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Volgens de verdediging is de eis van de officier van justitie disproportioneel hoog.
Beoordeling van de standpunten
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 01 augustus 2008.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Hoewel verdachte niet kan worden gezien als een van de organisatoren van het gehele transport, heeft hij een belangrijke logistieke rol gespeeld bij het vervoer van de container van Antwerpen naar Nederland. Verdachte kan gezien worden als de leider van de losploeg en vervulde samen met [medeverdachte 11] de rol van logistiek organisator. Hoewel verdachte slechts een beperkte rol heeft gespeeld bij het gehele transport vanuit Zuid-Amerika naar Nederland, kunnen transporten als het onderhavige niet plaatsvinden zonder de medewerking van mensen als verdachte. Enkel door het optreden van de Belgische douane is er geen sprake van een voltooide invoer van de cocaïne.
De rechtbank hanteert in deze zaak als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden voor een rol zoals verdachte die heeft gespeeld en bij een transport van de onderhavige omvang.
De invoer van cocaïne, in het bijzonder van enorme hoeveelheden zoals bij het onderhavige transport, draagt in hoge mate bij aan de handel in en het gebruik van cocaïne waardoor de volksgezondheid in het algemeen ernstig wordt bedreigd. Voorts wordt hierdoor bevorderd dat gebruikers vermogensdelicten plegen om in hun drugsgebruik te kunnen bekostigen. Deze criminaliteit veroorzaakt veel schade en onrust in de samenleving.
Gelet op de rol van verdachte in het geheel, ziet de rechtbank geen aanleiding af te wijken van het hiervoor genoemde uitgangspunt.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 63, 91 van het Wetboek van Strafrecht alsmede de artikelen 10, 10a en 13 van de Opiumwet.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaar.
Aldus gewezen door:
mr. E.M. Vermeulen, rechter, als voorzitter,
mr. M. Jurgens, rechter,
mr. J.J.H. van Laethem, rechter,
in tegenwoordigheid van R. van Dijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 september 2008.