ECLI:NL:RBARN:2008:BF8249

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
18 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/602064-06
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor mislukte invoer van cocaïne met wapenbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 18 september 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de mislukte invoer van cocaïne in Nederland. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van het voorbereiden en bevorderen van de invoer van ongeveer 360 kilogram cocaïne, het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III, en het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid hennep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met medeverdachten, gedurende een periode van drie dagen de container met cocaïne had begeleid tijdens het transport van Antwerpen naar Den Hoorn. De rechtbank verwierp het verweer van de verdachte dat hij niet op de hoogte was van de inhoud van de container en concludeerde dat de verdachte wetenschap had van de cocaïne, gezien zijn betrokkenheid bij het transport en zijn gedrag tijdens de observatie door de autoriteiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier jaar op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in het transport. Daarnaast werd het in beslag genomen vuurwapen en de hennep onttrokken aan het verkeer. De uitspraak is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM, ZITTING HOUDEND TE ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
PROMIS II
Parketnummer : 10/602064-06
Datum zitting : 04 september 2008.
Datum uitspraak : 18 september 2008.
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen)
adres : [adres]
plaats : [woonplaats].
Raadsman mr. S.T. van Berge Henegouwe, advocaat te Maastricht.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2006 tot en met 7 oktober 2006 te Rotterdam en/of Zuidland en/of Hendrik Ido Ambacht en/of Heijplaat en/of Spijkenisse en/of Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, althans op een of meer plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken,
verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 360 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s)
- als bestuurder/inzittende van een (personen)auto de vrachtwagencombinatie, die de container vervoerde waarin de cocaïne verborgen zou zijn, althans is geweest, gedurende (een deel van) de reis van Antwerpen, althans van de Belgisch/Nederlandse grens naar Den Hoorn begeleid en/of bewaakt en/of
- gedurende (een deel van) de reis van Antwerpen, althans van de Belgisch/Nederlandse grens naar Den Hoorn contra-observatie gepleegd en/of
- (telefonisch) contact onderhouden met en/of instructies en/of informatie gegeven aan en/of ontvangen van de organisator(en) van het transport en/of een of meer mededader(s) over de voortgang van het transport en/of het lossen van de container waarin de cocaïne verborgen zou zijn, althans is geweest en/of
- de geheime bergplaats in de container, waar de cocaïne zich zou bevinden, althans heeft bevonden, geopend;
2.
hij op of omstreeks 7 oktober 2006 te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, een wapen van categorie III, te weten een pistool van het merk Zastava, type M57, en/of munitie van categorie III, te weten ongeveer 8 kogelpatronen van het kaliber 7,62 mm., voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 7 oktober 2006 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2598 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 04 september 2008 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte niet verschenen. Als uitdrukkelijk gemachtigde is aanwezig de raadsman van verdachte mr. S.T. van Berge Henegouwen, advocaat te Maastricht.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde onder 1, 2 en 3 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Voorts vordert de officier van justitie de onttrekking aan het verkeer van de onder verdachte inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: 2598 gram hennep en een pistool, Zastava met patroonhouder inhoudende 8 kogels.
De raadsman van verdachte heeft het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De bewijsmiddelen
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
19 september 2006
Op 19 september 2006 werd er een controle uitgevoerd in de haven te Caulcedo (Dominicaanse Republiek) op twee containers. Bij die controle werd ongeveer 2.500 kilo cocaïne aangetroffen. De containers waren bestemd voor “Chelsea’s Gym”, Paardenmarkt 25, Antwerpen, België De zaakvoerder was medeverdachte De Goeij.
Op hetzelfde adres waren meerdere firma’s gevestigd, waaronder MAC-Trading. De zaakvoerder van deze zaak betrof eveneens medeverdachte De Goeij. Voornoemde gegevens werden doorgegeven aan de Douane opsporingen te Antwerpen. Van deze dienst werd vernomen dat er op 26 september 2006 een container met nummer TTNU936958-0 was aangekomen in de haven van Antwerpen bestemd voor de firma MAC-Trading.
27 september 2006
In de container met het nummer TTNU936958-0 werden op 27 september 2006, 64 pakken met cocaïne aangetroffen Volgens de weging bedroeg de hoeveelheid cocaïne 360 kilogram. De monsters van de in de container met nummer TTNU936958-0 aangetroffen substantie, waarvan het vermoeden bestond dat het cocaïne betreft, zijn door de door de Belgische onderzoeksrechter B. de Hous aangestelde deskundige dr. Apr. Jan Cordonnier getest. Tijdens het onderzoek is vastgesteld dat de aangetroffen monsters cocaïne bevatten. Voornoemde cocaïne werd aangetroffen in een dubbele wand van de container.
Naar aanleiding van deze vondst stelde de Belgische autoriteiten zichzelf ten doel de bij dit strafbare feit betrokken verdachten te achterhalen. Daartoe werd de cocaïne uit de container gehaald en detectieapparatuur in de container geplaatst.
Op grond van een rechtshulpverzoek van België aan Nederland werd door de Nationale Recherche de observatie op Nederlands grondgebied overgenomen van de Belgische autoriteiten.
5 oktober 2006
Op 5 oktober 2006, om 15.35 uur, kreeg het Nederlandse observatieteam van het Belgische observatieteam te horen dat de vrachtwagen met container in de nabijheid van de Nederlandse grens rijdt. De vrachtwagen, met kenteken [nummer], werd begeleid door een BMW met het Nederlandse kenteken [nummer] met daarin 2 inzittenden. Het kenteken van voornoemde BMW is afgegeven aan [medeverdachte 2] .
Op 5 oktober 2006, om 16.00 uur, werd de observatie van het Belgische observatieteam overgenomen.
Tijdens de gehele observatie, van 5 oktober 2006 tot en met 7 oktober 2006, is de groene BMW met kenteken [nummer] regelmatig in beeld geweest en verbleef deze telkens langere tijd in de omgeving van de vrachtwagen.
Op 5 oktober 2006, om 16.35 uur, werd gezien dat de vrachtwagen de snelweg A15 verliet en een industrieterrein opreed, gelegen tussen de Willem Barentzweg en de Abel Tasmanweg te Rotterdam. De vrachtwagencombinatie en de BMW werden geparkeerd op een parkeerterrein.
Diezelfde dag, om 17.56 uur, reden de vrachtwagen en BMW vanaf de parkeerplaats richting de snelweg A15. Om 19.19 uur, die dag, werd geconstateerd dat de vrachtwagencombinatie aan de Langeweg te Zuidland een loods inreed. De BMW reed in de buurt rond.
Om 19.20 uur, die dag, vertrok het trekkende voertuig. De container bleef in de loods staan.
Om 19.22 uur, die dag, maakte de bestuurder van de BMW contact met de bestuurder van een grijze auto (dit betreft een grijze Opel Vectra met kenteken [nummer] op naam van [betrokkene 1] ). Om 19.27 uur, die dag, werd een witte Mercedes bestelbus, type Sprinter gezien met kenteken [nummer] (deze bestelbus staat op naam van [betrokkene 2] ).
Om 20.10 uur, die dag, ging de vrachtwagencombinatie weer rijden, gevolgd door de BMW met kenteken [nummer] en de Mercedes Sprinter met kenteken [nummer].
Om 20.15 uur, die dag, werd geconstateerd dat achter de vrachtwagen ook een VW polo, met kenteken [nummer] en een Mitsubishi Galant, grijs van kleur met kenteken [nummer] meereden: de kentekens stonden op naam van [betrokkene 3] en [betrokkene 4] .
Om 20.57 uur, die dag, werd gezien dat de vrachtwagen, de BMW, VW Polo, Mercedes Sprinter en Mitsubishi achter elkaar de A15 opreden, vervolgens de afslag namen naar de A16 richting Hendrik Ido Ambacht. Aan de A16 werd geparkeerd bij de McDonalds. De verbalisanten hebben daarbij medeverdachten [medeverdachte 6] herkend en [medeverdachte 2] herkend,
De videobeelden van de MacDonalds te Spijkenisse zijn onderzocht.
Daaruit blijkt dat de volgende personen op 6 oktober 2006 tussen 15.54 uur en 16.33 uur het filiaal door de hoofdingang betreden dan wel verlaten: [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4], [medeverdachte 5], [medeverdachte 6].
Om 21.45, die dag, uur reed de vrachtwagencombinatie richting Zwijndrecht.
Om 21.50 uur, die dag, verliet de vrachtwagen de A16 en reed vervolgens weer de A16 op in de richting van Hendrik Ido Ambacht. Vervolgens werd de tocht voortgezet op de A15 in de richting van Pernis. Bij en rondom de vrachtwagen reden, de gehele tijd, de groene BMW en de Mercedes Sprinter.
Vervolgens reed de vrachtwagencombinatie die avond richting Heijplaat alwaar op de Bunschoterweg werd gestopt.
Om 22.15 uur, die dag, werd gezien dat de BMW bij de vrachtwagencombinatie staat. De oplegger werd met de achterkant strak tegen een andere container wordt aangezet en afgekoppeld.
Om 22.47 uur, die dag, nadat de trekker was vertrokken, werd gezien dat de BMW in de omgeving van de container rondreed.
Tussen 5 oktober 2006, 22.47 uur, en 6 oktober 2006, 07.22 uur, kwam de Mercedes Sprinter bijna ieder uur in beeld bij de observerende verbalisanten.
6 oktober 2006
Op 6 oktober 2006, 08.00 uur, werd een Mitsubishi met kenteken [nummer] in de directe omgeving van de Bunschoterweg gesignaleerd. Voornoemde Mitsubishi met kenteken [nummer] stond op naam van [medeverdachte 6], wonende [adres], [woonplaats]. Tussen 10.09 uur en 12.42 uur, die dag, werd de Mercedes Sprinter met het kenteken [nummer] regelmatig gesignaleerd in de buurt van de Bunschoterweg alwaar de container staat. Vanaf 11.49 uur, die dag, werd de BMW met kenteken [nummer] wederom gesignaleerd en vanaf 13.56 uur ook de Opel Vectra met kenteken [nummer].
Om 13.57 uur, die dag, reed de oplegger met container in de richting van de Waalhavenweg te Rotterdam, gevolgd door de Mercedes Sprinter. Om 14.25 uur stond de vrachtwagencombinatie geparkeerd voor een loods op een industrieterrein aan de Raadsherenhoek te Zuidland. Daar stond ook de Mercedes Sprinter met twee personen.
Om 15.04 uur werd een Audi, type A4 met kenteken [nummer] gesignaleerd. Deze Audi A4 stond op naam van M.S. van Doten. Om 15.29 uur reed de vrachtwagencombinatie weg in de richting van de Haasdijk te Zuidland. De Mercedes Sprinter reed eveneens in dezelfde richting.
Om 15.55 uur werd de vrachtwagencombinatie geparkeerd aan de Mosterweg te Spijkenisse. Tegenover het parkeerterrein waar de vrachtwagencombinatie geparkeerd stond, werd de Audi A4 ook gezien door de verbalisanten.
De videobeelden van de MacDonalds te Spijkenisse zijn onderzocht door de verbalisanten. Daaruit bleek dat medeverdachten [medeverdachte 3], [medeverdachte 4], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] in de McDonalds aanwezig waren.
Om 16.46 uur, die dag, vertrok de vrachtwagencombinatie om vervolgens op 17.34 uur, die dag, te parkeren op het parkeerterrein Ruyven aan de rijksweg A13.
Om 18.27, die dag, uur kwamen de vrachtwagencombinatie en Mercedes Sprinter aan op het bedrijfsterrein van [betrokkene 6] aan de [adres] te Den Hoorn. Ook de BMW voegde zich daarbij. Om 19.24 uur, die dag, verliet de truck het terrein.
Tussen 6 oktober 2006, 21.40 uur, en 7 oktober 2006, 00.40 uur, werd gezien dat de Sprinter met het kenteken [nummer] regelmatig in de directe omgeving van de container rondreed. Ook werd een Mitsubishi Galant met kenteken [nummer] in de nabijheid van de container gezien.
7 oktober 2006
Op 7 oktober 2006 te 08.00 uur werd de Audi A4 met kenteken [nummer] gesignaleerd. Om 08.40, die dag, uur werd wederom de BMW met kenteken [nummer] gesignaleerd. Om 11.30 uur, die dag, stond de Mitsubishi met kenteken [nummer] op het bedrijfsterrein van [betrokkene 6].
Naar aanleiding van het voorgaande werden op 7 oktober 2006 tussen 11.35 uur en 11.40 uur, verdachte en een groot deel van de medeverdachten in deze zaak in de directe omgeving van de container aangehouden.
Voorts werden aangehouden:
medeverdachte [medeverdachte 9], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum];
verdachte [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]; medeverdachte [medeverdachte 7], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum];
medeverdachte [medeverdachte 3], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum];
medeverdachte [medeverdachte 4], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
medeverdachte [medeverdachte 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum];
medeverdachte [medeverdachte 5], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]; en
medeverdachte [medeverdachte 6], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum].
Tijdens de aanhouding van verdachte wordt een pistool, voorzien van een patroonhouder inhoudende 8 kogels inbeslaggenomen welk wapen verdachte droeg in zijn broeksband . Het onder verdachte inbeslaggenomen vuurwapen betreft een pistool van het merk Zastava, type M57, kaliber 7.62 en een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3e, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III onder 1e van de Wet wapens en munitie. De 8 patronen zijn van het kaliber 7.62 en betreft munitie in de zin van artikel 1, onder 4, gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie .
Naar aanleiding van de aanhouding van de verdachte vind er een doorzoeking plaats in de woning van verdachte aan de [adres] te [woonplaats]. Tijdens de doorzoeking worden twee pakketten met in totaal 2.598 gram hennep aangetroffen . De in de woning van verdachte aangetroffen hennep zijn door de politiedeskundige drs. R. Jellema onderzocht en omschreven als hennep zoals vermeld op lijst 2 behorende bij de Opiumwet .
Het standpunt van de raadsman
De raadsman van verdachte refereert zich voor wat betreft bewezenverklaring inzake de tenlastegelegde feiten onder 2 en 3 en schetst met betrekking tot feit 1 een andere wijze van het gebeuren. Verder zou verdachte interesse hebben gehad in de waardevolle deklading van de container en geen wetenschap hebben gehad dat zich in de container cocaïne heeft bevonden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat de tenlastegelegde feiten onder 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen zijn.
Beoordeling van de standpunten
De raadsman heeft gesteld dat verdachte niet zou hebben geweten dat zich harddrugs in de container hebben bevonden. De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn verweer.
Uit de inhoud van hieronder genoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte samen met zijn medeverdachten gedurende drie dagen een container heeft begeleid tijdens het transport van Antwerpen naar (uiteindelijk) Den Hoorn.
Zo heeft medeverdachte [medeverdachte 7] verklaard dat hij op 5, 6 en 7 oktober 2006 in gezelschap van “Chino” verkeerde . Medeverdachte [medeverdachte 7] heeft verder verklaard met Chino op verdachte te doelen .
In dit verband is voorts van belang dat in de observatieverslagen is verwoord dat tijdens de observatie op 5 oktober 2006 van de vrachtwagencombinatie om 20.15 uur een Mitsubishi Galant met kenteken [nummer] werd gezien, rijdend achter de vrachtwagencombinatie met container. Diezelfde auto werd op 7 oktober 2006 tussen 00.40 uur en 04.00 uur gezien direct naast de container op het terrein van [betrokkene 6]. Om 04.00 uur werd gezien dat er twee personen in de auto zitten . De getuige [medeverdachte 7] heeft hierover verklaard dat hij bij verdachte in de auto is gestapt en samen met [verdachte] in de auto de nacht (al slapend) heeft doorgebracht.
Op 7 oktober 2006 werd in perceel Hooipolderweg ter hoogte van loods 10 in de onmiddellijke nabijheid van de container onder meer aangehouden verdachte en medeverdachte [medeverdachte 7] .
Voorts is van belang dat verdachte contacten heeft onderhouden met medeverdachte [medeverdachte 10]. Zo is in het proces-verbaal betreffende het gegevensverkeer verwoord dat op 6 oktober 2006, 7 oktober 2006 en 8 oktober 2006 er contacten zijn geweest. Bovendien is in het proces-verbaal van bevindingen aangaande het gegevensverkeer verwoord dat, ook nadat verdachte was aangehouden, medeverdachte [medeverdachte 10] acht keer heeft getracht contact te krijgen met verdachte .
Verdachte heeft ervoor gekozen een beroep te doen op zijn zwijgrecht. Daarmee heeft hij ervoor gekozen geen antwoord te geven op vragen die om een verklaring vragen, gelet op de ongewone gang van zaken met betrekking tot het transport: zijn gewapende aanwezigheid in de buurt van de betreffende container; het in gezelschap van meerdere auto’s achter de vrachtwagencombinatie aanrijden; met zijn auto gedurende de nacht van 6 op 7 oktober 2006 naast de container parkeren en ter plekke aanwezig blijven; en in de directe nabijheid van de container zich ophouden op het moment dat hij werd aangehouden.
Gelet op de geheimzinnige gang van zaken rondom het containertransport en de opmerkelijke gedragingen van verdachte daarbij leidt er naar het oordeel van de rechtbank toe dat uit de inhoud van de bewijsmiddelen wel degelijk kan volgen dat verdachte wetenschap heeft gehad van de inhoud van de container. De rechtbank betrekt bij dit oordeel ook het gegeven dat verdachte geen verklaring heeft willen geven voor de vragen die openliggen en die om een verklaring roepen.
Gelet op hetgeen hiervoor is vermeld, verwerpt de rechtbank het verweer.
Conclusie
Daarom acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder 1, 2 en 3 heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1
hij in de periode van 1 september 2006 tot en met 7 oktober 2006 te Rotterdam en Zuidland en Hendrik Ido Ambacht en Heijplaat en Spijkenisse en Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, tezamen en in vereniging met anderen om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk afleveren, vervoeren en binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 360 kilogram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en te bevorderen, en om daarbij behulpzaam te zijn en om daartoe middelen en inlichtingen te verschaffen, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededaders
- als bestuurder/inzittende van een personenauto de vrachtwagencombinatie, die de container vervoerde waarin de cocaïne verborgen is geweest, gedurende een deel van de reis van Antwerpen, naar Den Hoorn begeleid en bewaakt en
- (telefonisch) contact onderhouden met en informatie gegeven aan en ontvangen van de organisator(en) van het transport en een of meer mededader(s) over de voortgang van het transport en het lossen van de container waarin de cocaïne verborgen is geweest.
2.
hij op 7 oktober 2006 te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, een wapen van categorie III, te weten een pistool van het merk Zastava, type M57, en/of munitie van categorie III, te weten ongeveer 8 kogelpatronen van het kaliber 7,62 mm., voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 7 oktober 2006 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2598 gram, hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Het medeplegen van het misdrijf: Om een feit bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden en te bevorderen, daartoe behulpzaam zijn en om daartoe middelen en inlichtingen te verschaffen.
Ten aanzien van feit 2:
(ten aanzien van het wapen)
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit wordt begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
(ten aanzien van de munitie)
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Ten aanzien van feit 3:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
4b. De strafbaarheid van het feit
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
Zoals hiervoor reeds is vermeld heeft de officier van justitie geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht alsmede onttrekking aan het verkeer van het beslag.
Beoordeling van het standpunt
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan alsmede de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 01 augustus 2008.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte maakte deel uit van de ploeg die de container heeft bewaakt en zou gaan lossen. Hoewel verdachte slechts een ondergeschikte rol heeft gespeeld bij het gehele transport vanuit Zuid-Amerika naar Nederland, kunnen transporten als het onderhavige niet plaatsvinden zonder de medewerking van mensen als verdachte. Voorts is er enkel door het optreden van de Belgische douane, waarvan verdachte kennelijk niet op de hoogte was, geen sprake van een voltooide invoer, vervoer en aflevering van de cocaïne, maar slechts van het plegen van voorbereidingshandelingen daartoe.
De rechtbank hanteert in deze zaak als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden voor een rol zoals verdachte die heeft gespeeld en bij een transport van de onderhavige omvang. De invoer van cocaïne, in het bijzonder van enorme hoeveelheden zoals bij het onderhavige transport, draagt in hoge mate bij aan de handel in en het gebruik van cocaïne waardoor de volksgezondheid in het algemeen ernstig wordt bedreigd. Voorts wordt hierdoor bevorderd dat gebruikers vermogensdelicten plegen om in hun drugsgebruik te kunnen bekostigen. Deze criminaliteit veroorzaakt veel schade en onrust in de samenleving.
Nu verdachte gewapend de wacht heeft gehouden bij de container en uit zijn strafblad blijkt dat verdachte ook in staat en bereid is gebleken een vuurwapen te gebruiken zal de rechtbank daarmee , in nadelige zin voor verdachte, rekening houden. Het bezit van een vuurwapen, munitie en een aanzienlijke hoeveelheid hennep zijn tevens van belang geweest voor de strafmaat.
De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwer¬pen, met betrekking tot en/of met behulp waarvan het onder 2 en 3 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan, dienen te worden onttrok¬ken aan het verkeer, aangezien het ongecon¬troleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36b, 36c, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3, 10, 10a, 11 en 13 van de Opiumwet alsmede de artikelen 26, 55 en 56 van de Wet wapens en munitie.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaar.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de nog niet teruggegeven inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
- een pistool Zastava met patroonhouder en 8 kogels;
- 2598 gram hennep.
Aldus gewezen door:
mr. J.J.H. van Laethem, rechter, als voorzitter,
mr. M. Jurgens, rechter,
mr. E.M. Vermeulen, rechter,
in tegenwoordigheid van R. van Dijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 september 2008.