RECHTBANK ROTTERDAM, ZITTING HOUDEND TE ARNHEM
Parketnummer : 10/602061-06
Datum zitting : 04 september 2008
Datum uitspraak : 18 september 2008.
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats].
Raadsman mr. M.I. Bloch, advocaat te Amsterdam.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2006 tot en met 7 oktober 2006 te of nabij Antwerpen, althans op een of meer plaatsen in België, en/of Rotterdam en/of Zuidland en/of Hendrik Ido Ambacht en/of Heijplaat en/of Spijkenisse en/of Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, althans op een of meer plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 360 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s)
- als bestuurder/inzittende van een (personen)auto de vrachtwagencombinatie, die de container vervoerde waarin de cocaïne verborgen zou zijn, althans is geweest, gedurende de reis van Antwerpen, althans van de Belgisch/Nederlandse grens naar Den Hoorn begeleid en/of bewaakt en/of
- gedurende de reis van Antwerpen, althans van de Belgisch/Nederlandse grens naar Den Hoorn contra-observatie gepleegd en/of
- (telefonisch) contact onderhouden met en/of instructies en/of informatie gegeven aan de chauffeur van de vrachtwagencombinatie, die de container vervoerde waarin de cocaïne verborgen zou zijn, althans is geweest en/of
- deelgenomen aan (een) bespreking(en) over alternatieven voor een plaats waar de container waarin de cocaïne verborgen zou zijn, althans is geweest te lossen;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is 04 september 2008 ter terechtzitting onderzocht. Ter terechtzitting d.d. 04 september 2008 is verdachte verschenen. Verdachte wordt bijgestaan door zijn raadsman mr. M.I. Bloch, advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 19 september 2006 werd er een controle uitgevoerd in de haven te Caulcedo (Dominicaanse Republiek) op twee containers. Bij die controle werd ongeveer 2.500 kilo cocaïne aangetroffen. De containers waren bestemd voor “Chelsea’s Gym”, [adres], Antwerpen, België De zaakvoerder was medeverdachte [medeverdachte 1].
Op hetzelfde adres waren meerdere firma’s gevestigd, waaronder MAC-Trading. De zaakvoerder van deze zaak betrof eveneens medeverdachte [medeverdachte 1]. Voornoemde gegevens werden doorgegeven aan de Douane opsporingen te Antwerpen. Van deze dienst werd vernomen dat er op 26 september 2006 een container met nummer TTNU936958-0 was aangekomen in de haven van Antwerpen bestemd voor de firma MAC-Trading.
In de container met het nummer TTNU936958-0 werden op 27 september 2006, 64 pakken met cocaïne aangetroffen Volgens de weging bedroeg de hoeveelheid cocaïne 360 kilogram. De monsters van de in de container met nummer TTNU936958-0 aangetroffen substantie, waarvan het vermoeden bestond dat het cocaïne betreft, zijn door de door de Belgische onderzoeksrechter B. de Hous aangestelde deskundige dr. Apr. Jan Cordonnier getest. Tijdens het onderzoek is vastgesteld dat de aangetroffen monsters cocaïne bevatten. Voornoemde cocaïne werd aangetroffen in een dubbele wand van de container.
Naar aanleiding van deze vondst stelde de Belgische autoriteiten zichzelf ten doel de bij dit strafbare feit betrokken verdachten te achterhalen. Daartoe werd de cocaïne uit de container gehaald en detectieapparatuur in de container geplaatst.
Op grond van een rechtshulpverzoek van België aan Nederland werd door de Nationale Recherche de observatie op Nederlands grondgebied overgenomen van de Belgische autoriteiten.
Op 5 oktober 2006, om 15.35 uur, kreeg het Nederlandse observatieteam van het Belgische observatieteam te horen dat de vrachtwagen met container in de nabijheid van de Nederlandse grens rijdt. De vrachtwagen, met kenteken [nummer], werd begeleid door een BMW met het Nederlandse kenteken [nummer] met daarin 2 inzittenden. Het kenteken van voornoemde BMW is afgegeven aan [verdachte] .
Op 5 oktober 2006, om 16.00 uur, werd de observatie van het Belgische observatieteam overgenomen.
Tijdens de gehele observatie, van 5 oktober 2006 tot en met 7 oktober 2006, is de groene BMW met kenteken [nummer] regelmatig in beeld geweest en verbleef deze telkens langere tijd in de omgeving van de vrachtwagen.
Op 5 oktober 2006, om 16.35 uur, werd gezien dat de vrachtwagen de snelweg A15 verliet en een industrieterrein opreed, gelegen tussen de Willem Barentzweg en de Abel Tasmanweg te Rotterdam. De vrachtwagencombinatie en de BMW werden geparkeerd op een parkeerterrein.
Diezelfde dag, om 17.56 uur, reden de vrachtwagen en BMW vanaf de parkeerplaats richting de snelweg A15. Om 19.19 uur, die dag, werd geconstateerd dat de vrachtwagencombinatie aan de Langeweg te Zuidland een loods inreed. De BMW reed in de buurt rond.
Om 19.20 uur, die dag, vertrok het trekkende voertuig. De container bleef in de loods staan.
Om 19.22 uur, die dag, maakte de bestuurder van de BMW contact met de bestuurder van een grijze auto (dit betreft een grijze Opel Vectra met kenteken [nummer] op naam van [betrokkene 1] ). Om 19.27 uur, die dag, werd een witte Mercedes bestelbus, type Sprinter gezien met kenteken [nummer] (deze bestelbus staat op naam van [betrokkene 2] ).
Om 20.10 uur, die dag, ging de vrachtwagencombinatie weer rijden, gevolgd door de BMW met kenteken [nummer] en de Mercedes Sprinter met kenteken [nummer].
Om 20.15 uur, die dag, werd geconstateerd dat achter de vrachtwagen ook een VW polo, met kenteken [nummer] en een Mitsubishi Galant, grijs van kleur met kenteken [nummer] meereden: de kentekens stonden op naam van [betrokkene 3] en [betrokkene 4].
Om 20.57 uur, die dag, werd gezien dat de vrachtwagen, de BMW, VW Polo, Mercedes Sprinter en Mitsubishi achter elkaar de A15 opreden, vervolgens de afslag namen naar de A16 richting Hendrik Ido Ambacht. Aan de A16 werd geparkeerd bij de McDonalds. De verbalisanten hebben daarbij verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] herkend,
De videobeelden van de MacDonalds te Spijkenisse zijn onderzocht.
Daaruit blijkt dat de volgende personen op 6 oktober 2006 tussen 15.54 uur en 16.33 uur het filiaal door de hoofdingang betreden dan wel verlaten: [verdachte], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4], [medeverdachte 5], [medeverdachte 2].
Om 21.45, die dag, uur reed de vrachtwagencombinatie richting Zwijndrecht.
Om 21.50 uur, die dag, verliet de vrachtwagen de A16 en reed vervolgens weer de A16 op in de richting van Hendrik Ido Ambacht. Vervolgens werd de tocht voortgezet op de A15 in de richting van Pernis. Bij en rondom de vrachtwagen reden, de gehele tijd, de groene BMW en de Mercedes Sprinter.
Vervolgens reed de vrachtwagencombinatie die avond richting Heijplaat alwaar op de Bunschoterweg werd gestopt.
Om 22.15 uur, die dag, werd gezien dat de BMW bij de vrachtwagencombinatie staat. De oplegger werd met de achterkant strak tegen een andere container wordt aangezet en afgekoppeld.
Om 22.47 uur, die dag, nadat de trekker was vertrokken, werd gezien dat de BMW in de omgeving van de container rondreed.
Tussen 5 oktober 2006, 22.47 uur, en 6 oktober 2006, 07.22 uur, kwam de Mercedes Sprinter bijna ieder uur in beeld bij de observerende verbalisanten.
Op 6 oktober 2006, 08.00 uur, werd een Mitsubishi met kenteken [nummer] in de directe omgeving van de Bunschoterweg gesignaleerd. Voornoemde Mitsubishi met kenteken [nummer] stond op naam van [medeverdachte 2], wonende [adres], [woonplaats]. Tussen 10.09 uur en 12.42 uur, die dag, werd de Mercedes Sprinter met het kenteken [nummer] regelmatig gesignaleerd in de buurt van de Bunschoterweg alwaar de container staat. Vanaf 11.49 uur, die dag, werd de BMW met kenteken [nummer] wederom gesignaleerd en vanaf 13.56 uur ook de Opel Vectra met kenteken [nummer].
Om 13.57 uur, die dag, reed de oplegger met container in de richting van de Waalhavenweg te Rotterdam, gevolgd door de Mercedes Sprinter. Om 14.25 uur stond de vrachtwagencombinatie geparkeerd voor een loods op een industrieterrein aan de Raadsherenhoek te Zuidland. Daar stond ook de Mercedes Sprinter met twee personen.
Om 15.04 uur werd een Audi, type A4 met kenteken [nummer] gesignaleerd. Deze Audi A4 stond op naam van [betrokkene 5]. Om 15.29 uur reed de vrachtwagencombinatie weg in de richting van de Haasdijk te Zuidland. De Mercedes Sprinter reed eveneens in dezelfde richting.
Om 15.55 uur werd de vrachtwagencombinatie geparkeerd aan de Mosterweg te Spijkenisse. Tegenover het parkeerterrein waar de vrachtwagencombinatie geparkeerd stond, werd de Audi A4 ook gezien door de verbalisanten.
De videobeelden van de MacDonalds te Spijkenisse zijn onderzocht door de verbalisanten. Daaruit bleek dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte 3], [medeverdachte 4], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] in de McDonalds aanwezig waren.
Om 16.46 uur, die dag, vertrok de vrachtwagencombinatie om vervolgens op 17.34 uur, die dag, te parkeren op het parkeerterrein Ruyven aan de rijksweg A13.
Om 18.27, die dag, uur kwamen de vrachtwagencombinatie en Mercedes Sprinter aan op het bedrijfsterrein van [betrokkene 6] aan de [adres] te Den Hoorn. Ook de BMW voegde zich daarbij. Om 19.24 uur, die dag, verliet de truck het terrein.
Tussen 6 oktober 2006, 21.40 uur, en 7 oktober 2006, 00.40 uur, werd gezien dat de Sprinter met het kenteken [nummer] regelmatig in de directe omgeving van de container rondreed. Ook werd een Mitsubishi Galant met kenteken [nummer] in de nabijheid van de container gezien.
Op 7 oktober 2006 te 08.00 uur werd de Audi A4 met kenteken [nummer] gesignaleerd. Om 08.40, die dag, uur werd wederom de BMW met kenteken [nummer] gesignaleerd. Om 11.30 uur, die dag, stond de Mitsubishi met kenteken [nummer] op het bedrijfsterrein van [betrokkene 6].
Naar aanleiding van het voorgaande werden op 7 oktober 2006 tussen 11.35 uur en 11.40 uur, verdachte en een groot deel van de medeverdachten in deze zaak in de directe omgeving van de container aangehouden. Verdachte bevond zich ten tijde van de aanhouding in zijn personenauto van het merk BMW voorzien van het kenteken [nummer] .
Voorts werden aangehouden:
medeverdachte [medeverdachte 4], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]; medeverdachte [medeverdachte 6], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]; medeverdachte [medeverdachte 7], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum];
medeverdachte [medeverdachte 8], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum];
medeverdachte [medeverdachte 9], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum];
medeverdachte [medeverdachte 5], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]; en
medeverdachte [medeverdachte 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum].
Verdachte heeft verklaard dat hij op 5, 6 en 7 oktober 2006 achter de vrachtwagencombinatie is aangereden.
Het standpunt van verdachte
Door de raadsman van verdachte is, met een verwijzing naar een uitspraak van het Gerechtshof te Den Haag van 7 november 2006, LJN AZ4363, betoogd dat opzet, in de zin van wetenschap van de aanwezigheid van harddrugs in de container, niet kan worden bewezen. Verder zou verdachte de vrachtwagencombinatie hebben begeleid. Naar het oordeel van de raadsman dienen die gedragingen te worden aangemerkt als uitvoeringshandelingen en niet als voorbereidingshandelingen of bevorderingshandelingen. Dit zou moeten leiden tot vrijspraak of tot ontslag van alle rechtsvervolging.
Het standpunt van de officier van justitie
Op grond van een eerdere veroordeling van verdachte ter zake overtreding van de Opiumwet , de verklaring van verdachte ten overstaan van de politie, waarin hij verklaart dat hij drie dagen heeft meegereden met de vrachtwagencombinatie met container en zijn verklaring bij zijn aanhouding dat hij dacht dat het om softdrugs ging, acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte is tenlastegelegd.
Beoordeling van de standpunten
Op grond van de aangevoerde standpunten komt overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft zelf verklaard, nadat hem bij zijn aanhouding was meegedeeld dat hij was aangehouden ter zake overtreding van de Opiumwet, dat hij dacht dat het om softdrugs ging. Verder heeft verdachte gedurende drie dagen een container begeleid en bewaakt tijdens het transport van Antwerpen naar (uiteindelijk) Den Hoorn, zonder daaarvoor enige plausibele verklaring te geven. Daarnaast heeft verdachte ook contacten onderhouden met de chauffeur van de vrachtwagencombinatie. Immers, de chauffeur van de vrachtwagencombinatie, [betrokkene 7], heeft verklaard telefoongesprekken te hebben gevoerd met verdachte. Verder heeft de chauffeur [betrokkene 7] verklaard verdachte te herkennen op een getoonde foto verdachte, als zijnde iemand die ook betrokken was bij het transport en onder meer in Zuidland en later in Den Hoorn aanwezig was . Tenslotte is verdachte, blijkens het Justititieel Documentatieregister, eerder veroordeeld in een Opiumwetzaak.
Op grond van deze redengevende feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte door zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zich harddrugs in de container (zouden ) bevinden. Het verweer wordt daarom verworpen.
Door de raadsman is verder bepleit dat in de onderhavige zaak geen sprake is van voorbereidingshandelingen en bevorderingshandelingen, maar van uitvoeringshandelingen.
Het verweer van de raadsman wordt door de rechtbank opgevat als een zogeheten “dakdekkerverweer” nu het een bewijsverweer betreft dat gaat om de uitleg van het begrip voorbereidingshandelingen en/of bevorderingshandelingen.
Het verweer slaagt naar het oordeel van de rechtbank niet.
In artikel 10a van de Opiumwet is de strafbaarheid ook aanwezig als het misdrijf, omschreven in artikel 10, derde lid of vierde lid, van de Opiumwet of de strafbare poging daartoe wel heeft plaatsgevonden. Weliswaar zal, indien het misdrijf is voltooid, of althans het pogingstadium is bereikt, aan een vervolging ter zake van voorbereidings- of bevorderingshandelingen niet altijd in die mate behoefte bestaan als in het geval dat die laatst bedoelde handelingen niet het beoogde resultaat hebben gehad, maar, mede in verband met eventuele bewijsmoeilijkheden, achtte de wetgever het wenselijk dat een mogelijke strafvervolging ter zake van de gepleegde voorbereidings- of bevorderingshandelingen niet bij voorbaat is uitgesloten. Hieruit volgt dat verdachte door het begeleiden en bewaken van het transport en het contact onderhouden met de chauffeur, samen met anderen voorbereidings- en bevorderingshandelingen heeft verricht voor het binnen het grondgebied brengen, vervoeren en afleveren van cocaïne.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode van 5 oktober 2006 tot en met 7 oktober 2006 te of nabij Antwerpen, en Rotterdam en Zuidland en Hendrik Ido Ambacht en Heijplaat en Spijkenisse en Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, tezamen en in vereniging met anderen om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk afleveren, vervoeren en binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 360 kilogram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en te bevorderen, en om daarbij behulpzaam te zijn en om zich of een ander daartoe middelen en inlichtingen te verschaffen, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededaders
- als bestuurder/inzittende van een personenauto de vrachtwagencombinatie, die de container vervoerde waarin de cocaïne verborgen is geweest, gedurende de reis van Antwerpen naar Den Hoorn begeleid en bewaakt en
- (telefonisch) contact onderhouden met de chauffeur van de vrachtwagencombinatie, die de container vervoerde waarin de cocaïne verborgen is geweest;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Het medeplegen van het misdrijf: Om een feit bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden en te bevorderen, daartoe behulpzaam zijn en om daartoe zich of een ander middelen en inlichtingen te verschaffen.
4b. De strafbaarheid van het feit
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Zoals hiervoor reeds is vermeld heeft de officier van justitie geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdediging heeft gesteld dat, mocht de rechtbank tot strafoplegging overgaan, de eis van de officier van justitie disproportioneel hoog is: verdachte had slechts een zeer ondergeschikte rol bij het transport en voor voorbereidingshandelingen worden over het algemeen geringere straffen opgelegd dan bij daadwerkelijke invoer. Bovendien, hoewel geen sprake is van schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM, is de tijd tussen de aanhouding van verdachte en de behandeling van de strafzaak in eerste aanleg zo lang dat daar bij strafoplegging rekening mee dient te worden gehouden. Verder heeft verdachte zijn leven eindelijk op de rails nu hij een baan heeft als touringcarchauffeur. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal deze positieve ontwikkeling in het leven van verdachte doorkruisen.
Beoordeling van de standpunten
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 01 augustus 2008.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft een container begeleid en bewaakt waarin een grote partij harddrugs verborgen heeft gezeten.
Hoewel verdachte niet kan worden gezien als een van de organisatoren van het gehele transport, heeft hij een belangrijke en essentiële rol gespeeld bij het vervoer van de container van Antwerpen naar Nederland. De gedragingen van verdachte waren er immers op gericht dat de container met inhoud goed en ongeschonden zouden aankomen op de plaats van bestemming. Alleen door het (toevallige) optreden van de Belgische douane heeft een voltooide invoer van de cocaïne niet plaatsgevonden, maar slechts het plegen van voorbereidingshandelingen daartoe.
De rechtbank hanteert in deze zaak als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden voor een rol zoals verdachte die heeft gespeeld en bij een transport van de onderhavige omvang.
De invoer van cocaïne, in het bijzonder van enorme hoeveelheden zoals bij het onderhavige transport, draagt in hoge mate bij aan de handel in en het gebruik van cocaïne waardoor de volksgezondheid in het algemeen ernstig wordt bedreigd. Voorts wordt hierdoor bevorderd dat gebruikers vermogensdelicten plegen om in hun drugsgebruik te kunnen bekostigen. Deze criminaliteit veroorzaakt veel schade en onrust in de samenleving.
Mede gelet verdachtes eerdere veroordeling tot een gevangenisstraf wegens een Opiumwetdelict moet zijn belang bij het behoud van zijn werk wijken voor het maatschappelijk belang dat gebaat is met adequate bestraffing van feiten als de onderhavige.
Nu ook de verdediging van oordeel is dat geen sprake is van schending van de redelijke termijn, ziet de rechtbank geen reden om de straf daarom te matigen.
Het voorgaande rekent de rechtbank verdachte, gezien de eerdere veroordeling wegens een Opiumwetdelict, extra zwaar aan. Deze eerdere veroordeling heeft verdachte er blijkbaar niet van weerhouden zich wederom schuldig te maken aan een Opiumwetdelict. Derhalve zal de rechtbank, ten nadele van verdachte, afwijken van eerdergenoemd uitgangspunt en in de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf rekening houden met de eerdere veroordeling.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 47, 91 van het Wetboek van Strafrecht alsmede de artikelen 10, 10a en 13 van de Opiumwet.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. J.J.H. van Laethem, rechter, als voorzitter,
mr. M. Jurgens, rechter,
mr. E.M. Vermeulen, rechter,
in tegenwoordigheid van R. van Dijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 september 2008.