ECLI:NL:RBARN:2008:BF2104

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
24 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/509725-08
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van leerkracht wegens onvoldoende bewijs van ontucht met minderjarige

In deze zaak stond een leerkracht van een basisschool in Barneveld terecht, beschuldigd van ontucht met een toen 9-jarig meisje uit zijn klas in het schooljaar 2001-2002. De beschuldigingen omvatten het zoenen en betasten van het meisje, zowel thuis als op school. De rechtbank heeft de verdachte echter vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de beschuldigingen, die door de verdachte ten stelligste werden ontkend, uitsluitend waren gebaseerd op de verklaringen van het meisje. Deze verklaringen werden niet voldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank merkte op dat de verklaringen van andere getuigen, die alleen over het algemene gedrag van de verdachte ten opzichte van zijn leerlingen getuigen, niet relevant waren voor de beschuldigingen van ontucht. De rechtbank concludeerde dat de beschuldigingen in wezen op de verklaring van één enkele persoon waren gebaseerd, wat onvoldoende was voor een bewezenverklaring en veroordeling. De benadeelde partij, het slachtoffer, had een schadevergoeding van € 1.000,- gevorderd, maar omdat de rechtbank de verdachte vrijsprak, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. De uitspraak vond plaats op 24 september 2008, na een zitting op 10 september 2008, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie had een gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een veroordeling.

Uitspraak

Verkort vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer : 05/509725-08
Datum zitting : 10 september 2008
Datum uitspraak : 24 september 2008
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsman : mr. A.H.J.G. van Voorthuizen, advocaat te Ede.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van de maand augustus 2001 tot en met de maand juni 2003 te Barneveld, in elk geval in Nederland, (telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]), bestaande die ontucht (telkens) hierin dat verdachte
- voornoemde [slachtoffer] op de mond/lippen heeft gezoend en/of
- de buik en/of (een van) de borsten van die [slachtoffer] - (mede) onder haar kleding - heeft aangeraakt en/of betast en/of gestreeld en/of
- een hand van die [slachtoffer] heeft gebracht naar/op zijn, verdachtes, buik en/of penis en/of die [slachtoffer] zijn, verdachtes, penis (aldus) heeft laten aanraken en/of betasten en/of zich middels voormelde hand van die [slachtoffer] heeft afgetrokken, althans met voormelde hand van die [slachtoffer] aan zijn, verdachtes, penis heeft getrokken;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van de maand augustus 2001 tot en met de maand juni 2003 te Barneveld, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, (telkens) buiten echt (een) ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande die ontuchtige handeling(en) (telkens) hierin dat verdachte
- voornoemde [slachtoffer] op de mond/lippen heeft gezoend en/of
- de buik en/of (een van) de borsten van die [slachtoffer] - (mede) onder haar kleding - heeft aangeraakt en/of betast en/of gestreeld en/of
- een hand van die [slachtoffer] heeft gebracht naar/op zijn, verdachtes, buik en/of penis en/of die [slachtoffer] zijn, verdachtes, penis (aldus) heeft laten aanraken en/of betasten en/of zich middels voormelde hand van die [slachtoffer] heeft afgetrokken, althans met voormelde hand van die [slachtoffer] aan zijn, verdachtes, penis heeft getrokken;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 10 september 2008 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. A.H.J.G. van Voorthuizen, advocaat te Ede.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd:
[slachtoffer].
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht, en voorts tot ontzetting uit het beroep van leerkracht van het minderjarigenonderwijs voor de duur van 5 jaren.
De officier van justitie heeft voorts gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De officier van justitie verzoekt daarom dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vorde¬ring.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
In het dossier bevinden zich, naast de aangifte van [slachtoffer], verklaringen van collega’s van verdachte en de verklaringen van de vriend van [slachtoffer] en diens moeder.
De collega’s van verdachte verklaren alleen in het algemeen over het gedrag van verdachte ten opzichte van zijn leerlingen. Uit deze verklaringen blijkt onvoldoende duidelijk dat verdachte zo ver ging in het lichamelijk contact met zijn leerlingen, dat dit gedrag als ondersteunend bewijs zou kunnen dienen voor de in de tenlastelegging omschreven handelingen die verdachte gepleegd zou hebben met zijn toenmalige leerlinge [slachtoffer].
De verklaringen van de vriend van [slachtoffer] en zijn moeder bevatten niet meer informatie dan de jegens hen uitgebrachte verklaring van aangeefster.
Derhalve vormen genoemde verklaringen naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende relevant ondersteunend bewijs om tot een wettige en overtuigende bewezenverklaring van het primair en subsidiair tenlastegelegde te kunnen komen.
3a. De beoordeling van de civiele vorde¬ring, alsmede de gevor¬derde op¬legging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een bedrag van € 1.000,-.
Nu de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen acht hetgeen verdachte primair en subsidiair ten laste is gelegd en hem daarvan zal vrijspreken, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering.
4. De beslissing
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is tenlastegelegd.
Spreekt verdachte vrij van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [woonplaats].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Aldus gewezen door:
mr. G. Noordraven, rechter als voorzitter,
mr. P.A.H. Lemaire, rechter,
mr. F.J.H. Hovens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. N. ter Horst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 september 2008.