ECLI:NL:RBARN:2008:BF0621

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
11 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/500351-08
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van man voor ontucht met minderjarige stiefdochter

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 11 september 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die beschuldigd werd van ontucht met zijn minderjarige stiefdochter. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder reclasseringstoezicht en het volgen van een ambulante behandeling bij Kairos. De feiten zijn vastgesteld op basis van de verklaringen van het slachtoffer, die gedetailleerd en consistent waren, en de rechtbank oordeelde dat de verdachte meerdere keren ontucht heeft gepleegd met zijn stiefdochter in de periode van 11 oktober 2003 tot 2006. De verdediging betwistte de tenlastegelegde periode, maar de rechtbank hechtte meer waarde aan de verklaring van het slachtoffer. De rechtbank overwoog dat de verdachte zijn positie als stiefvader ernstig had misbruikt en dat de ontuchtige handelingen een grote impact op het slachtoffer hebben gehad. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een aanpassingsstoornis, maar oordeelde dat dit niet afdeed aan de ernst van de feiten. De rechtbank legde een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op, met de verwachting dat de verdachte zich zou inzetten voor zijn behandeling en begeleiding. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummer : 05/500351-08
Datum zitting : 28 augustus 2008
Datum uitspraak : 11 september 2008
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres]
plaats : [woonplaats].
Raadsvrouw : mr. N. van den Berg, advocaat te Ede.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 oktober 2003
tot 25 juli 2007 te Ede, in elk geval in Nederland, (telkens) ontucht heeft
gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, te weten stiefdochter J. [slachtoffer]
(geboren op 13 februari 1996), bestaande die ontucht (telkens) hierin dat
verdachte voornoemde [slachtoffer] zijn, verdachtes, penis heeft laten aanraken en/of
betasten en/of vastpakken en/of zich door die [slachtoffer] heeft laten aftrekken,
althans die [slachtoffer] zijn, verdachtes, penis heen-en-weer heeft laten bewegen,
en/of over de venusheuvel en/of vagina van die [slachtoffer] heeft gewreven;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 28 augustus 2008 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. N. van den Berg, advocaat te Ede.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde strafbare feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren voor de algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan enig misdrijf en met een proeftijd van 2 jaren voor de bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt behandeling bij Kairos of een soortgelijke instelling en voorts met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode van 11 oktober 2003 tot 2006 heeft verdachte meerdere malen ontucht gepleegd met zijn minderjarige stiefdochter [slachtoffer], geboren op 13 februari 1996 . De ontucht bestond hierin dat verdachte [slachtoffer] zijn penis heeft laten aanraken , betasten en vastpakken en verdachte heeft zich door [slachtoffer] laten aftrekken . Verder heeft verdachte over de venusheuvel en vagina van [slachtoffer] gewreven . Dit gebeurde telkens in de woning van verdachte te Ede .
De standpunten van de verdediging en het openbaar ministerie
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen, maar heeft de tenlastegelegde periode betwist. Verdachte heeft verklaard dat hij vanaf het moment dat hij in behandeling is gegaan bij Kairos in 2006 geen ontucht meer heeft gepleegd met [slachtoffer]. [slachtoffer] heeft weliswaar verklaard dat verdachte ook nog in 2007 ontucht met haar heeft gepleegd, maar volgens de verdediging kunnen de door haar afgelegde verklaringen niet betrouwbaar worden geacht.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit zoals tenlastegelegd heeft gepleegd. Gelet op de consistente en gedetailleerde verklaring van [slachtoffer] is de officier van justitie van oordeel dat aan de verklaring van [slachtoffer] meer waarde kan worden gehecht dan aan de verklaring van verdachte.
Beoordeling
In beginsel staan ten aanzien van de tenlastegelegde periode in deze zaak de verklaringen van [slachtoffer] en verdachte tegenover elkaar. Enerzijds heeft [slachtoffer] verklaard dat de ontucht ook nadat verdachte in 2006 bij Kairos in behandeling is gegaan gewoon is doorgegaan, terwijl verdachte blijft volhouden dat dit niet het geval is. Niettemin acht de rechtbank de verklaring van [slachtoffer] overtuigend en zal zij deze verklaring bezigen voor het bewijs. De rechtbank komt daartoe op grond van het volgende.
[slachtoffer] verklaart tijdens het studioverhoor zeer gedetailleerd en consistent. Ze spreekt heel duidelijk over vier periodes waarin de ontucht heeft plaatsgevonden en koppelt deze periodes aan de groepen waarin ze zat op de basisschool. Weliswaar denkt de verhorende verbalisant in eerste instantie dat [slachtoffer], als zij het over “vier keer” heeft, bedoelt dat zij in totaal vier keer is misbruikt. Uit het vervolg van het verhoor blijkt echter dat zij het heeft over vier periodes waarin zij is misbruikt. Voorts verklaart zij uitgebreid over de ontuchtige handelingen en geeft duidelijk aan wat er wel en niet is gebeurd. Zo verklaart ze stellig dat verdachte niet met zijn vingers haar vagina is binnengedrongen en verklaart ze zeer gedetailleerd en beeldend over het klaarkomen van verdachte tijdens de ontucht. Een voorbeeld hiervan is de wijze waarop [slachtoffer] de kleur van het sperma beschrijft en hoe het aanvoelt. Dit terwijl verdachte heeft ontkend dat hij in het bijzijn van [slachtoffer] is klaargekomen.
Over het betwiste deel van de tenlastegelegde periode heeft [slachtoffer] het volgende verklaard. Volgens haar is de laatste keer dat verdachte ontucht heeft gepleegd met haar eind groep zeven. [slachtoffer] noemt dit zelf de vierde keer. Dit was nadat verdachte een cursus had gevolgd. Tijdens de cursus was er niets gebeurd, maar een tijdje later is het volgens [slachtoffer] toch weer begonnen. Dit was in 2007. Ze geeft hierbij aan dat dit was na haar verjaardag in februari, maar voor de verjaardag van haar moeder in juli. In het licht van deze gedetailleerde en authentieke verklaring van [slachtoffer] acht de rechtbank de ontkennende verklaringen van verdachte in dit verband niet geloofwaardig.
Conclusie
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op tijdstippen in de periode van 11 oktober 2003
tot 25 juli 2007 te Ede, telkens ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, te
weten stiefdochter J. [slachtoffer] (geboren op 13 februari 1996), bestaande die ontucht
hierin dat verdachte voornoemde [slachtoffer] zijn, verdachtes, penis heeft laten aanraken en
betasten en vastpakken en zich door die [slachtoffer] heeft laten aftrekken, en over de
venusheuvel en vagina van die [slachtoffer] heeft gewreven;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ontucht plegen met zijn minderjarig stiefkind, meermalen gepleegd.
4b. De strafbaarheid van het feit
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Standpunten van de verdediging en het openbaar ministerie
Zoals vermeld heeft de officier van justitie geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde strafbare feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren voor de algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan enig misdrijf en met een proeftijd van 2 jaren voor de bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt behandeling bij Kairos of een soortgelijke instelling en voorts met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.
De verdediging acht dit een veel te hoge strafeis. Volgens de verdediging dient - gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte - te worden afgezien van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en kan worden volstaan met een werkstraf.
Beoordeling
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en verder de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 9 januari 2008, een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland betreffende verdachte, gedateerd 15 mei 2008 en een monodisciplinaire rapportage betreffende verdachte, uitgebracht door drs. J.F.G.M. van Nunen, klinisch psycholoog, gedateerd 5 april 2008.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Aard en ernst van het bewezenverklaarde
Verdachte heeft gedurende een langere periode zijn stiefdochter seksueel misbruikt. Verdachte heeft het vertrouwen dat zijn minderjarige stiefdochter in hem mocht hebben zeer ernstig beschaamd door ontuchtige handelingen met haar te plegen. Verdachte heeft van zijn positie als stiefvader misbruik gemaakt van de gezochte genegenheid en toenadering. Ook nadat bekend was geworden dat verdachte zijn stiefdochter seksueel misbruikte, er afspraken werden gemaakt over de voorkoming daarvan en de behandeling van verdachte al was begonnen, bleef hij er mee doorgaan. Dat is een zeer ernstig feit. In dit licht acht de rechtbank ook de rol van de moeder van [slachtoffer] kwalijk. Wetende wat [slachtoffer] werd aangedaan kreeg voortzetting van haar relatie met verdachte prioriteit. Zij deinsde er zelfs niet voor terug [slachtoffer] direct te confronteren met verdachte om zo uit te vinden wat er wel of niet klopte aan de verklaringen. Gelet op de jeugdige leeftijd van [slachtoffer] moet dit zeer confronterend voor haar zijn geweest. Exemplarisch in dit verband is ook de verklaring van de moeder dat zij zich onder druk gezet voelde door het AMK om aangifte te doen tegen verdachte. Dat de moeder [slachtoffer] onvoldoende bescherming bood, verminderd de strafwaardigheid van het gedrag van verdachte echter niet.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit de NIFP-rapportage blijkt dat er bij verdachte sprake is van een aanpassingsstoornis met depressieve stemming waaruit het tenlastegelegde kan worden verklaard. De rapporteur stelt dat er in het contact met zijn stiefdochter bij verdachte een sterke kinderlijke (gefrustreerde) behoefte aan intimiteit, warmte en aanraking naar boven is gekomen, die zich onder andere via knuffelen heeft geuit, maar waar gaandeweg een seksuele component bij gekomen is. Verdachte was op de hoogte van de wederrechtelijkheid van zijn grensoverschrijdende seksuele gedrag, maar de seksuele opwinding stond centraal en was gedragsbepalend. De psycholoog stelt dat verdachte voor het aan hem tenlastegelegde als licht verminderd toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd. Volgens de rapporteur kan met het oog op recidive gesteld worden dat betrokkene geen ‘jager’ is, die actief in contact met kleine meisjes zal proberen te komen. Om herhaling te voorkomen is een intensieve behandeling/begeleiding door en/of onder regie van de reclassering geïndiceerd, die de behandeling kan delegeren aan de forensische polikliniek Kairos of een daarmee te vergelijken gespecialiseerde instelling.
De reclassering is eveneens van oordeel dat de kans op recidive aanwezig is als verdachte niet goed behandeld wordt en adviseert derhalve aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, welke hem door of namens de Reclassering Nederland worden gegeven, voor zover en voor zolang dit door genoemde instelling binnen de proeftijd nodig wordt geacht, alsmede dat verdachte zal meewerken aan een psychologisch onderzoek en eventueel hieruit voortvloeiende begeleiding/behandeling door forensische psychiatrische polikliniek Kairos te Arnhem, voor zover en voor zolang dit binnen de proeftijd door de behandelaars in samenspraak net de reclassering nodig wordt geacht.
De beslissing
De rechtbank neemt het advies van het NIFP en de reclassering over. De rechtbank zal dit vastleggen in de hierna vermelde bijzondere voorwaarden en verwacht dat verdachte zich zal inzetten om de noodzakelijke behandeling met goed resultaat af te ronden.
De rechtbank zal de reclassering overigens niet volgen in het gestelde dat de bereidheid van verdachte om te veranderen voornamelijk extern gericht is en dat er wellicht een intensievere behandeling nodig zal zijn die Kairos niet kan bieden. De rechtbank is op grond van het verhandelde ter terechtzitting ervan overtuigd dat verdachte bereid is om te veranderen. Verdachte is sinds kort weer in behandeling bij Kairos voor twee dagdelen per week. Verdachte heeft zijn werkgever van de zaak verteld en zijn werkrooster is aangepast aan de behandeling. Verdachte heeft aangegeven dat hij aan het veranderen is, maar hij weet ook dat hij er nog lang niet is. Verdachte vindt de behandeling intensief en zwaar, maar hij zegt er wel veel te leren.
Dit alles doet echter niet af aan de ernst van het feit. De rechtbank zal de verdediging derhalve ook niet volgen in haar voorstel aan verdachte een werkstraf op te leggen. Een werkstraf doet geen recht aan het leed dat verdachte heeft veroorzaakt. Voor afdoening van dit feit acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden als hiervoor bedoeld op zijn plaats.
De aard van de seksuele handelingen (er is geen sprake van het seksueel binnendringen van het lichaam), alsmede de omstandigheid dat verdachte zelf al ambulante hulp heeft gezocht en daaraan ook in het kader van een op te leggen bijzondere voorwaarde gemotiveerd een vervolg wenst te geven is voor de rechtbank aanleiding om een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie geëist. Voorts ziet de rechtbank om deze reden geen aanleiding om aan de algemene voorwaarde een proeftijd van 5 jaar te verbinden en zal worden volstaan met een proeftijd van 2 jaar.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
Een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 6 (zes) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarde niet is nagekomen:
Veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens de (stichting) Reclassering Nederland zullen worden gegeven, ook indien dit zal inhouden het volgen van een ambulante behandeling bij Kairos of een andere vergelijkbare instelling voor zover en voor zolang dat door genoemde instelling nodig wordt geacht.
Geeft opdracht aan de (stichting) Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. M. Jurgens, vicepresident als voorzitter,
mr. J.J.H. van Laethem, rechter,
mr. P.J. van den Broeke, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Wichman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 september 2008.