ECLI:NL:RBARN:2008:BE9915

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
5 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/950139-06(ontnemingsvordering)
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsvordering tegen veroordeelde wegens wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft de officier van justitie in het arrondissement Arnhem een ontnemingsvordering ingediend tegen de veroordeelde, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat wordt op € 73.861,75. De vordering is ter terechtzitting van 17 november 2006 aanhangig gemaakt en is op 22 augustus 2008 opnieuw behandeld. De veroordeelde is niet verschenen, maar heeft zijn raadsman, mr. M.Th.M. Zumpolle, gemachtigd om hem te vertegenwoordigen. De officier van justitie heeft volhard in haar vordering en stelt dat, indien de inbeslaggenomen geldbedragen verbeurd worden verklaard, deze in mindering op de ontnemingsvordering kunnen worden gebracht.

De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafvonnis van 5 september 2008, waarin de veroordeelde is veroordeeld voor oplichting. Op basis van een proces-verbaal van de regiopolitie Gelderland-Midden heeft de officier van justitie het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat. De rechtbank oordeelt dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit bewezenverklaarde feiten van oplichting en andere soortgelijke feiten. De rechtbank schat het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 68.223,33.

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 68.223,33. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie voldoende onderbouwd geacht, ondanks dat de verdediging heeft betoogd dat de onkosten van de veroordeelde niet voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank schat de onkosten van de veroordeelde op € 5.000,- en houdt rekening met verbeurde geldbedragen die in mindering worden gebracht op de ontnemingsvordering.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer : 05/950139-06
Data zitting : 17 november 2006, 2 februari 2007, 23 maart 2007, 11 mei 2007, 15 juni 2007, 30 mei 2008 en 22 augustus 2008.
Datum uitspraak : 5 september 2008
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
thans gedetineerd in PI Zuid West - HvB De Torentijd, Torentijdweg 1
Middelburg.
Raadsman : mr. M.Th.M. Zumpolle, advocaat te Utrecht.
1. De inhoud van de vordering
De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, lid 4 van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel voorlopig wordt geschat op € 73.861,75,-.
2. De procedure
Ter terechtzitting van 17 november 2006 heeft de officier van justitie de ontnemingsvordering aanhangig gemaakt.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
De vordering is laatstelijk op 22 augustus 2008 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is veroordeelde niet verschenen. Veroordeelde heeft zijn raadsman mr. M.Th.M. Zumpolle, advocaat te Utrecht uitdrukkelijk gemachtigd.
De officier van justitie persisteert bij haar vordering en is voorts van mening dat indien de inbeslaggenomen geldbedragen tot de hoogte zoals door haar gevorderd in de hoofdzaak verbeurd worden verklaard, deze bedragen in mindering op de ontnemingsvordering kunnen worden gebracht.
De raadsman heeft namens veroordeelde het woord ter verdediging gevoerd.
4. De beoordeling van de vordering
Bij de beoordeling van de onderhavige vordering heeft de rechtbank kennisgenomen van het op 5 september 2008 tegen de veroordeelde gewezen strafvonnis, waarbij veroordeelde is veroordeeld tot de aldaar vermelde straf.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van een in de wettelijke vorm proces-verbaal, dossiernummer 06-003536, d.d. 21 september 2006, opgemaakt door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Midden, district Arnhem Veluwezoom, met bijlagen.
Op grond van voormeld proces-verbaal heeft de officier van justitie de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat.
4a. De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het hiervoor genoemde proces-verbaal aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit de 6 bewezenverklaarde feiten van oplichting en de meegenomen ad informandum zaken in voornoemd strafvonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Arnhem, alsmede uit een aantal soortgelijke feiten, zoals genoemd in het proces-verbaal van de politie.
Ten aanzien van de beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is van oordeel, in afwijking van het standpunt van de raadsman, dat de officier van justitie haar vordering voldoende heeft onderbouwd, zij het summier. Voorts heeft de verdediging voldoende aannemelijk gemaakt dat veroordeelde onkosten heeft gemaakt. Het exacte bedrag aan onkosten voor wat betreft het opgevoerde bedrag van € 21.235,- is niet vast te stellen, nu de door veroordeelde gedane opgave hiervan onvoldoende is onderbouwd met bewijsstukken en de rechtbank van oordeel is dat vergoeding van de opgevoerde kosten zoals eerste klas treinreizen, taxikosten en hotelkosten niet aan de orde is nu verdachte gekozen heeft voor een luxe leven in die tijd. Voor wat betreft de opvoering van gedeelde winsten tot een bedrag van € 39.800,- is de rechtbank van oordeel dat deze niet tot onkosten gerekend kunnen worden, reeds niet nu niet bewezen is verklaard dat veroordeelde deze feiten met anderen heeft gepleegd.
De rechtbank acht echter wel aannemelijk dat veroordeelde enige onkosten heeft gemaakt en schat deze gemaakte onkosten op € 5.000,-. Dit bedrag wordt in mindering op de ontnemingvordering gebracht. Voorts houdt de rechtbank rekening met het feit dat in de hoofdzaak twee geldbedragen van € 15,52 en € 622,90 verbeurd zijn verklaard. Deze bedragen worden eveneens in mindering op de vordering gebracht.
De beslissing dat veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van de beslissing vereist en zullen dan in een aan deze beslissing te hechten bijlage worden opgenomen.
De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, vaststellen dat het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat op € 68.223,33.
5. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Straf¬recht.
6. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van € 68.223,33 (achtenzestigduizendtweehonderddrieëntwintig euro en drieëndertig eurocent).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 68.223,33 (achtenzestigduizendtweehonderddrieëntwintig euro en drieëndertig eurocent).
Aldus gewezen door:
mr. W. Bruins, als voorzitter,
mr. C. Lely-Van Goch, vicepresident,
mr. A. Tegelaar, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.F. Hof griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 september 2008.
Zijnde mr. A. Tegelaar buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.