ECLI:NL:RBARN:2008:BE9915
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - meervoudig
- W. Bruins
- C. Lely-Van Goch
- A. Tegelaar
- Rechtspraak.nl
Ontnemingsvordering tegen veroordeelde wegens wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft de officier van justitie in het arrondissement Arnhem een ontnemingsvordering ingediend tegen de veroordeelde, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat wordt op € 73.861,75. De vordering is ter terechtzitting van 17 november 2006 aanhangig gemaakt en is op 22 augustus 2008 opnieuw behandeld. De veroordeelde is niet verschenen, maar heeft zijn raadsman, mr. M.Th.M. Zumpolle, gemachtigd om hem te vertegenwoordigen. De officier van justitie heeft volhard in haar vordering en stelt dat, indien de inbeslaggenomen geldbedragen verbeurd worden verklaard, deze in mindering op de ontnemingsvordering kunnen worden gebracht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafvonnis van 5 september 2008, waarin de veroordeelde is veroordeeld voor oplichting. Op basis van een proces-verbaal van de regiopolitie Gelderland-Midden heeft de officier van justitie het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat. De rechtbank oordeelt dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit bewezenverklaarde feiten van oplichting en andere soortgelijke feiten. De rechtbank schat het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 68.223,33.
De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 68.223,33. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie voldoende onderbouwd geacht, ondanks dat de verdediging heeft betoogd dat de onkosten van de veroordeelde niet voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank schat de onkosten van de veroordeelde op € 5.000,- en houdt rekening met verbeurde geldbedragen die in mindering worden gebracht op de ontnemingsvordering.